Op grond van de Wet beschermingspersoonsgegevens heeft een werknemer
recht op inzage van zijn personeelsdossier. De werkgever dient hem
binnen vier weken na een daartoe gedaan verzoek schriftelijk mede te
delen of de werkgever persoonsgegevens van de werknemer verwerkt en zo
ja, dan dient de werkgever in begrijpelijke vorm een volledig overzicht
van de verwerkte gegevens te verstrekken (1), het doel te omschrijven
waarvoor de gegevens worden verwerkt (2) en de categorieën gegevens te
vermelden waarop de verwerking betrekking heeft (3) alsmede de
ontvangers van die gegevens (4) en voor zover beschikbaar de herkomst
van de gegevens (5). Dat inzagerecht is echter niet onbeperkt en omvat
niet ook interne notities van medewerkers van de werkgever, die
uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Tot die
uitspraak kwam het Gerechtshof Amsterdam in een hoger beroep van een
werknemer van een bank. Die werknemer had gevraagd om kopieën van
E-mailberichten tussen de afdeling personeelszaken van de bank en andere
afdelingen, van E-mailberichten betreffende interne sollicitaties en
van E-mailcorrespondentie tussen de voorzitter van de ondernemingsraad
en de Raad van Bestuur. Op die stukken had hij volgens het gerechtshof
dus geen recht. Het hof beroept zich daarbij op een arresten van de Hoge
Raad uit 2003 en 2007.
Gerechtshof Amsterdam 5 juli 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BR3020
Van het recht op inzage van het personeelsdossier wordt in de
praktijk vrijwel nooit gebruik gemaakt. Dit recht bestaat wel degelijk,
maar omvat niet ook interne notities en intern berichtenverkeer.
mr. J.P.M. (Joop) van Zijl.