Datum: 00-00-0000 Uitgavejaar en uitgavenummer: 2006 / 120 Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 20 april 2006, nummer 05/4807 ALGEM, www.rechtspraak.nl, ljn: AW7775
Uitspraak
Bij een tandarts vindt in juni 2003 een looncontrole door het UWV plaats. Daarbij wordt geconstateerd dat betalingen voor verrichte werkzaamheden zijn verricht aan de partner van de tandarts, met wie hij sinds 1988 samenwoont en met wie hij op 12 mei 2000 een samenlevingsovereenkomst heeft gesloten. Het UWV stelt verzekeringsplicht vast wegens het bestaan van een fictieve dienstbetrekking. Het UWV merkt daarbij op dat daarvan weliswaar is uitgezonderd de arbeidsverhouding die in overwegende mate door een familieverhouding wordt beheerst, maar dat de Centrale Raad van Beroep samenwoning niet op één lijn stelt met een familieverhouding.
Als de tandarts daartegen in beroep komt, stelt de rechtbank vast dat de Centrale Raad van Beroep in 1977 weliswaar bepaald heeft dat samenwoning en familieverhouding niet op één lijn te stellen zijn en dat de Raad daarvan sindsdien niet is teruggekomen, maar dat dat niet betekent dat die jurisprudentie van de Raad nog steeds van toepassing is. De rechtbank wijst op ontwikkelingen in de sociale verzekeringswetgeving waarin samenwoning gelijk gesteld wordt met gehuwd zijn en overweegt dat het UWV de partner van de tandarts ten onrechte verzekerd heeft geacht.
In hoger beroep neemt de Centrale Raad van Beroep die uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen over.
Commentaar
Door deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep staat vast dat het voor de beoordeling van de verzekeringsplicht ingevolge de werknemersverzekeringen geen verschil maakt of twee samenwonende partners al dan niet gehuwd zijn. In dit geval ging het om verzekeringsplicht wegens het bestaan van een fictieve dienstbetrekking. Ook bij de beoordeling van de verzekeringsplicht wegens het bestaan van een gewone dienstbetrekking zal dat niet anders zijn. Indien daar de familieverhouding overheerst is geen sprake van een gezagsverhouding en dus ook niet van een gewone dienstbetrekking.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 10 maart 2025: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 11 maart 2025: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 12 maart 2025: Van der Valk Hotel Zwolle
- donderdag 13 maart 2025: Van der Valk Hotel Dordrecht
- dinsdag 18 maart 2025: Van der Valk Hotel EINDHOVEN*
- woensdag 19 maart 2025: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 20 maart 2025: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
* Let op: de bijeenkomst is dus eenmalig NIET in Van der Valk Hotel Best.
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van woensdag 19 maart 2025 en donderdag 20 maart 2025.
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!