Boete wegens verkeersovertreding niet voor rekening van werkgever

Boete wegens verkeersovertreding niet voor rekening van werkgever
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 153
Vindplaats: Hoge Raad 13 juni 2008, www.rechtspraak.nl., ljn:BC8791
Uitspraak

In een zaak tussen TPG Post aan de ene zijde en een werknemer van TPG Post en het FNV anderzijds had het Gerechtshof Den Haag in 2006 bepaald dat de werkgever dient op te draaien voor de kosten van verkeersboetes die de werknemer in de uitoefening van zijn werk oploopt indien de werknemer ter zake geen opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. Het hof had daarbij bovendien bepaald dat bij snelheidsovertredingen van minder dan tien kilometer per uur in beginsel geen sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid.

TPG Post had van dat arrest van het hof cassatie-beroep bij de Hoge Raad ingesteld. De Hoge Raad heeft het arrest inderdaad vernietigd.

De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat het oorspronkelijk zo was dat de bestuurder van een motorrijtuig beboet werd en dat de eigenaar of houder van het motorrijtuig aan beboeting kon ontkomen door de naam van de bestuurder bekend te maken. In het begin van de jaren negentig is bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een risico-aansprakelijkheid van de kentekenhouder geïntroduceerd om een einde te maken aan tijdrovende procedures van verhoor en van de verzending en verwerking van antwoordkaarten die verbonden waren aan de mogelijkheid dat de eigenaar of houder van een motorrijtuig een ander als bestuurder zou aanwijzen. De Hoge Raad stelt vast dat het daarbij niet de bedoeling is geweest om een ander dan de kentekenhouder te treffen met een administratieve sanctie zonder hem de mogelijkheid te geven die boete te verhalen op de hem bekende bestuurder. De Hoge Raad overweegt verder dat er ook geen grondslag in de wet is waardoor werknemers aan wie zelf een boete wordt opgelegd (hetzij omdat zij tijdens het werk een verkeersovertreding begaan met een eigen auto of omdat wel direct kan worden vastgesteld dat zij de bestuurder waren) deze boete op de werkgever zouden kunnen verhalen. Een onderscheid met deze gevallen acht de Hoge Raad ook niet gerechtvaardigd.

De werkgever hoeft verkeersboetes van de werknemer dus niet te betalen, maar de Hoge Raad voegt daar wel aan toe dat dat op grond van goed werkgeverschap anders kan zijn, bijvoorbeeld als de werkgever het begaan van de overtreding heeft bevorderd.


Commentaar

Het arrest van de Hoge Raad is opvallend omdat de Belastingkamer van de Hoge Raad in 2001 heeft overwogen dat schade als gevolg van aan de werkgever opgelegde administratieve sancties ter zake van betrekkelijk lichte verkeersovertredingen niet op de werknemer kunnen worden verhaald. De conclusie was toen dat de niet verhaalde verkeersboetes niet tot het belastbare loon kunnen worden gerekend. Op grond daarvan had de Hoge Raad ook kunnen oordelen dat verkeersboetes die aan de werknemers zelf zijn opgelegd ook niet voor rekening van de werknemer horen te blijven zo lang geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Een volgende vraag was dan geweest of de Hoge Raad ook de praktische stelregel van het hof zou hebben overgenomen dat bij een snelheidsovertreding van niet meer dan tien kilometer per uur in beginsel geen sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid. De Hoge Raad gaat echter de andere kant op, waardoor nu vaststaat dat werknemers verkeersboetes zelf moeten betalen. Slechts in uitzonderingsgevallen zal dat anders zijn, bijvoorbeeld als de werkgever de werknemer een opdracht geeft die niet is uit te voeren zonder de voorgeschreven maximum snelheid te overschrijden.