Transitievergoeding bij seizoenarbeiders

Transitievergoeding bij seizoenarbeiders
Datum: 01-02-2015
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2015 / 250
Vindplaats: Artikel 7:673 lid 4 B.W. (tekst vanaf 1 juli 2015); artikel XXIIe lid 2 Wet werk en zekerheid
Uitspraak

Werkgevers die gebruik maken van seizoenarbeiders dreigen in een aantal gevallen de transitievergoeding verschuldigd te worden als de arbeidsovereenkomst met die seizoenarbeiders na 1 juli 2015 eindigt.
Seizoenarbeiders zijn doorgaans werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na 1 juli 2015 eindigt en op initiatief van de werkgever niet wordt voortgezet, is de werkgever aan de werknemer de transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst op de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt tenminste 24 maanden geduurd heeft. Zowel voor wat betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst tenminste 24 maanden heeft geduurd als voor wat betreft de vraag met hoeveel dienstjaren rekening moet worden gehouden bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding, geldt dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van zes maanden of minder worden samengeteld.
Onder het thans nog geldende recht is sprake van samentelling van arbeidsovereenkomsten als deze elkaar hebben opgevolgd met een tussenpoos van drie maanden of minder. Die samentelling ziet op de vraag wanneer elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van rechtswege te gelden hebben als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (de zogenaamde “ketenregeling”). Dat is het geval zodra meer dan drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan of zodra verlengde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd tezamen langer dan 36 maanden duren. Bij de telling van deze drie arbeidsovereenkomsten en bij de telling van deze 36 maanden mag dan opnieuw worden begonnen, zodra tussen twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd meer dan drie maanden was verstreken. Na een tussenpoos van meer dan drie maanden kan de werkgever derhalve een nieuwe keten van drie arbeidsovereenkomsten beginnen. Onder het nieuwe recht kunnen nog steeds drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden gesloten, maar ontstaat van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als verlengde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd tezamen langer dan 24 maanden duren. Het nieuwe recht bepaalt ook dat een tussenpoos van zes maanden vereist is om een nieuwe keten van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te kunnen laten aanvangen.
De Wet werk en zekerheid voorziet wel in overgangsrecht als het gaat om de vraag wanneer een tussenpoos van meer dan drie maanden nog een nieuwe keten van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd doet ontstaan. Op grond van dat overgangsrecht geldt ook na 1 juli 2015 dat een nieuwe keten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is ontstaan als voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst die op 1 juli 2015 bestaat een tussenpoos van meer dan drie maanden in acht is genomen. De Wet werk en zekerheid voorziet echter niet in overgangsrecht voor zover het de tussenpoos betreft die geldt bij de berekening van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding.


Commentaar

Het gelden van een tussenpoos van meer dan zes maanden voor wat betreft het recht op en de hoogte van de transitievergoeding en het ontbreken van overgangsrecht ter zake betekent dat werkgevers die voor een duur langer dan zes maanden per jaar gebruik plegen te maken van seizoenarbeiders in de problemen kunnen komen met de betaling van een transitievergoeding als zij al langere tijd gebruik maken van dezelfde seizoenarbeiders. Als voorbeeld noemen wij het geval van een ijssalon die seizoenarbeiders in dienst heeft gedurende acht maanden per jaar (van begin maart tot eind oktober). Indien deze ijssalon in maart 2015 een seizoenarbeider in dienst neemt waarmee men ook (tenminste) reeds in de voorgaande twee jaren een arbeidsovereenkomst voor de duur van acht maanden heeft gesloten, zal bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst eind oktober 2015 een transitievergoeding verschuldigd zijn. Voor de vraag of de arbeidsovereenkomst tenminste 24 maanden geduurd heeft, tellen de voorgaande arbeidsovereenkomsten immers mee omdat de jaarlijkse tussenpoos niet tenminste zes maanden heeft geduurd. Drie arbeidsovereenkomsten voor de duur van acht maanden zijn in dat geval voldoende om de minimumduur van 24 maanden te bereiken die de seizoenarbeider recht geeft op de transitievergoeding. De hoogte van de transitievergoeding wordt ook berekend op basis van de gezamenlijke arbeidsduur van alle arbeidsovereenkomsten tezamen. Bij het meetellen van de duur van voorafgaande arbeidsovereenkomsten wordt net zo lang terug in het verleden gegaan totdat een tussenpoos van meer dan zes maanden is aan te wijzen. De duur van de tussenpoos telt zelf overigens niet mee bij de berekening van het recht op of de hoogte van de transitievergoeding.
Werkgevers die in gevallen zoals deze niet bereid of in staat zijn om aan seizoenarbeiders bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten een transitievergoeding te betalen, hebben geen andere keus dan seizoenarbeiders aan te nemen waarvan de gezamenlijke duur van de samen te tellen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan het einde van de arbeidsovereenkomst minder dan 24 maanden geduurd heeft.