Alcoholverslaving is geen ziekte

Alcoholverslaving is geen ziekte
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 180
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 8 april 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BM0518
Uitspraak

Een magazijnmedewerker meldt zich op 22 september 2005 ziek. Hij blijft vervolgens 104 weken ziek en vraagt daarom per 20 oktober 2007 een WIA-uitkering aan. Bij besluit van 3 oktober 2007 wordt die door het UWV geweigerd.

De werknemer is het daarmee niet eens en stelt bezwaar in bij het UWV en vervolgens beroep bij de rechtbank. Die laatste is van mening dat de beperkingen van de werknemer door het UWV (die informatie opgevraagd heeft bij de maag-, darm- en leverarts) niet zijn onderschat. Als de werknemer hoger beroep instelt bij de Centrale Raad van Beroep overlegt hij ook een brief van zijn psycholoog van 10 juli 2008 en stelt hij dat zijn alcoholgebruik moet worden gezien als een ziekte of gebrek.

De Centrale Raad van Beroep is van mening dat de brief van de psycholoog niet van belang is, omdat die niet ziet op de situatie van de werknemer per datum in geding, te weten 20 oktober 2007. Verder verwijst de Raad naar zijn eerdere jurisprudentie uit 2007 en 2008 waaruit volgt dat een verslaving aan alcohol en verdovende middelen op zichzelf niet een ziekte of gebrek is. Gebreken die uit die verslaving voortvloeien dan wel een behandeling of klinische opname kunnen wel met zich meebrengen dat alsnog sprake is van een ziekte of gebrek.


Commentaar

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep dat alcoholverslaving zelf niet maar daarmee verband houdende gebreken en behandeling wel een ziekte of gebrek is c.q. zijn die kunnen leiden tot toekenning van een WAO- of WIA-uitkering is niet nieuw. Opvallend is wel dat de werknemer kennelijk wel eerst 104 weken ziek is geacht door de bedrijfsarts, terwijl daar dan toch ook geoordeeld zou moeten zijn dat geen sprake is van een ziekte of gebrek. Weliswaar is het arbeidsongeschiktheidsbegrip in de eerste 104 weken een ander arbeidsongeschiktheids-begrip dan daarna, maar dat onderscheid ziet op de vraag voor welke arbeid de werknemer geschikt of ongeschikt geacht moet worden en niet op de vraag wanneer sprake is van een ziekte of gebrek waaruit beperkingen voor het verrichten van arbeid voortvloeien. In de eerste 104 weken is de vraag of die beperkingen de werknemer ongeschikt maken voor zijn eigen arbeid en na de eerste 104 weken is de vraag of die beperkingen de werknemer ongeschikt maken voor “algemeen geaccepteerde arbeid”. De mogelijkheid bestaat dat pas tegen het einde van de 104 weken duidelijk is geworden dat de klachten die de werknemer ertoe brachten zich ziek te melden, verband houden met een alcoholverslaving. Maar als aan de bedrijfsarts eerder duidelijk was dat sprake was van een alcoholverslaving zonder dat sprake was van daaruit voortvloeiende gebreken, had hij de werknemer ofwel arbeidsgeschikt moeten verklaren ofwel moeten dwingen tot een behandeling.