Ontslag op staande voet van bedrijfsleider vanwege verdwenen geldzakken met inhoud

Ontslag op staande voet van bedrijfsleider vanwege verdwenen geldzakken met inhoud
Datum: 30-03-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 224
Vindplaats: Gerechtshof Amsterdam 26 februari 2013, www.rechtspraak.nl, LJN: BZ5653
Uitspraak

Het ontslag op staande voet van een werknemer in verband met het verdwijnen van geldzakken met de omzetten van een winkel over een aantal dagen leidde tot een serie van vorderingen van de werkgever op die werknemer.
De betreffende werknemer was in dienst als bedrijfsleider van een winkel. Op 28 april 2010 deelt hij zijn werkgever mede dat hij op 9 februari 2010 vijf sealbags met een inhoud van totaal € 22.600 was kwijtgeraakt. Op 3 mei 2010 wordt de werknemer geschorst in afwachting van het onderzoek naar de vermissing van de sealbags. Op 12 mei 2010 wordt hij vervolgens op staande voet ontslagen wegens financiële onregelmatigheden. De werknemer roept de nietigheid van het ontslag in. Ondertussen betaalt de werkgever de vakantietoeslag niet uit in verband met verrekening van diverse vorderingen en legt de werkgever conservatoir beslag op het woonhuis van de werknemer en op zijn bankrekening.
De werknemer start een procedure bij de kantonrechter maar wordt grotendeels in het ongelijk gesteld. In hoger beroep wijst ook het gerechtshof de meeste vorderingen toe. Het hof acht het ontslag op staande voet rechtsgeldig omdat de werknemer zijn verplichtingen als bedrijfsleider grovelijk heeft veronachtzaamd door op 9 februari 2010, toen hij alleen in de winkel was, de vijf sealbags uit de kluis te halen, op een doos in het kantoor te leggen en daarna klanten te gaan helpen zonder het kantoor af te sluiten. Voor het ontslag op staande voet acht het hof ook van belang dat de werknemer getracht heeft te verhullen dat hij de sealbags was kwijtgeraakt, door steeds met de nieuwe verkoopopbrengst oude sealbags te vullen.
Door het ontslag op staande voet is de werknemer allereerst aan de werkgever de “gefixeerde schadevergoeding” verschuldigd wegens het eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder dat de opzegtermijn in acht is genomen. Deze schadevergoeding is gelijk aan het bruto loon over de periode van de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werknemer die zou hebben opgezegd op de dag van het ontslag op staande voet. Verder is het gerechtshof met de kantonrechter van mening dat aan de werknemer een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het kwijtraken van de vijf sealbags en dat hij bewust roekeloos heeft gehandeld, hetgeen betekent dat de werknemer aansprakelijk is voor het kwijtraken van het bedrag van € 22.600. Ook wordt de werknemer aansprakelijk gehouden voor het ontbreken van een bedrag aan kasgeld van € 5.925 in de periode waarin de werknemer geprobeerd heeft de verdwijning van de vijf sealbags te vervullen. Voor matiging van de door de werknemer te betalen schadevergoeding ziet het gerechtshof geen reden. Tenslotte moet de werknemer aan de werkgever de kosten vergoeden die de werkgever heeft gemaakt voor de inschakeling van een bedrijfsrecherche-bureau en een bedrag ter zake van de tijd die de werkgever intern heeft moeten besteden aan de geconstateerde financiële onregelmatigheden. Dat laatste bedrag wordt door het gerechtshof echter gematigd en schattenderwijs wordt vastgesteld op een bedrag van € 500.


Commentaar

Het meest opmerkelijk is de veroordeling van de werknemer tot betaling van het kwijtgeraakte geldbedrag. Daarvoor moet opzet of bewuste roekeloosheid worden aangetoond, waarbij vooral het bewijs van de bewustheid van het roekeloze karakter van de gedragingen van de werknemer erg moeilijk is, omdat dat vraagt om bewijs van de subjectieve beleving door de werknemer van zijn gedragingen. Bij de veroordeling van de werknemer om ook dit bedrag te betalen, zal vermoedelijk wel een rol hebben gespeeld dat niet ondenkbaar is dat de werknemer het kwijtgeraakte bedrag zelf mee naar huis heeft genomen.