Deskundigen hadden al voorspeld dat de privatisering van de Ziektewet zou leiden tot veel geschillen over de vraag of een werknemer die zich ziek meldt al dan niet arbeidsongeschikt is. Die verwachting lijkt uit te komen. De eerste jurisprudentie over deze vraag verscheen inmiddels in de juridische vakliteratuur. Opmerkelijk is het geval van de werknemer die zowel door de arts van de arbodienst als de arts van het GAK (bedrijfsvereniging) arbeidsgeschikt werd bevonden, maar die door zijn eigen huisarts en een door hem ingeschakelde deskundige wél arbeidsongeschikt werd bevonden. Het betrof een ziekmelding die volgde na een gesprek waarin de werknemer op non-actief gesteld was. Toen de werknemer het werk niet hervatte nadat hij ook door het GAK arbeidsgeschikt was bevonden, werd hij door zijn werkgever op staande voet ontslagen. De werknemer vorderde daarop een voorlopige voorziening tot doorbetaling van zijn loon, in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure. De Kantonrechter te Amsterdam wees die vordering toe, overwegend dat het aannemelijk was dat de werknemer in een bodemprocedure arbeidsongeschikt zou worden bevonden, omdat de verklaringen van de huisarts en de deskundige specifiek en gedetailleerd op de klachten van de werknemer ingingen en de artsen van de arbodienst en het GAK slechts oog hadden gehad voor het bestaande arbeidsconflict.
Opmerkelijk is dat de Kantonrechter hier niet het oordeel van de arts van de bedrijfsvereniging volgt. Voor de privatisering van de Ziektewet was dit min of meer gebruikelijk. Dat het enkele oordeel van de arts van de arbodienst onvoldoende is om daarop een ontslag op staande voet te baseren, mocht verwacht worden, zeker in gevallen waarin de arts van de bedrijfsvereniging in zijn "second opinion" nadien anders zou oordelen. Doorslaggevend is in dit geval waarschijnlijk geweest dat de artsen van de arbodienst en de bedrijfsvereniging naar het oordeel van de Kantonrechter slechts oog hebben gehad voor het arbeidsconflict dat naar hun mening aan de ziekmelding ten grondslag lag, terwijl uit de verklaring van de artsen die door de werknemer ingeschakeld waren kennelijk bleek dat er meer aan de hand was. Overigens had de Kantonrechter ook een andere weg kunnen bewandelen door zelf een arts op te dragen als deskundige de arbeids(on)geschiktheid van de werknemer te onderzoeken en vervolgens zijn uitspraak te baseren op diens oordeel.