In artikel 7A:1637i Burgerlijk Wetboek was bepaald dat de arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten nietig was. Bij de invoering van het nieuwe arbeidsovereenkomstenrecht in titel 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek is dit artikel echter vervallen. Met ingang van 1 april 1997 is het daarom mogelijk een arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten te sluiten.Als een dergelijke overeenkomst gesloten wordt, heeft dit fiscale consequenties: de echtgenoot/werkgever moet loonheffing op het loon van de echtgenoot/werknemer inhouden en aan de belastingdienst afdragen. Een voordeel kan zijn dat de echtgenoot/werkgever in aanmerking kan komen voor vermindering van de afdracht loonbelasting op grond van de Wet vermindering loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.
Verder kan de echtgenoot/werknemer deelnemen aan de werknemersspaarregelingen, als de deelname open staat voor tenminste 75% van het personeel. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de geschenkenregeling (maximaal 300,00 per jaar). Een nadeel is dat door de verplichte inhouding van loonbelasting de invorderingsvrijstelling niet van toepassing is. In de praktijk wordt van die invorderingsvrijstelling veel gebruik gemaakt door het toekennen van een reële arbeidsbeloning aan de meewerkende echtgenoot in combinatie met de aankoop van een lijfrente. Door de combinatie van reële arbeidsbeloning en lijfrentevrijstelling wordt in feite geen belastingheffing geheven over de inkomsten van de meewerkende echtgenoot. Wel vindt in de toekomst belastingheffing plaats over de te ontvangen lijfrente-termijnen.
Het sluiten van een arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten houdt niet automatisch in dat de echtgenoot/werknemer ook verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. Op grond van een zelfstandige toetsing wordt beoordeeld of verzekeringsplicht aanwezig is. Alleen als sprake is van een werkelijke gezagsverhouding, is de echtgenoot/werknemer verzekerd voor de werknemersverzekeringen.