Geen verzekeringsplicht vanwege werken op basis van eisen die voortvloeien uit lidmaatschap vereniging

Geen verzekeringsplicht vanwege werken op basis van eisen die voortvloeien uit lidmaatschap vereniging
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1998 / 19
Vindplaats: Zie: Centrale Raad van Beroep 26 februari 1998, USZ 1998/120
Uitspraak

De Vereniging het Utrechts Studenten Corps exploiteert door middel van een B.V. een studentendiscobar, een theaterbar, een cateringservice, een studentenrestaurant en een studentensociëteit. In discussie is de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringswetten ten aanzien van de studenten die als (hoofd)barkeepers worden ingezet in de theaterbar en discobar. Deze doen volgens een zelf gemaakt rooster bij toerbeurt bardienst en recruteren per avond de benodigde leden van de vereniging om tegen een vergoeding van ƒ 40,00 tot ƒ 60,00 per keer van 21.00 uur tot 7.00 uur de volgende ochtend bardienst te draaien. De belastingdienst heeft het standpunt ingenomen dat deze (hoofd)barkeepers in dienstbetrekking werkzaam zijn. Dit oordeel is door GAK Nederland B.V. gevolgd. Daarbij wijst GAK Nederland B.V. op het feit dat de horeca de kernactiviteit van de B.V. vormt en op de eisen van de Drank- en horecawet die zouden maken dat de B.V. wel gezag over de (hoofd)barkeepers uit moet oefenen, wil zij de naleving van die wet kunnen waarborgen. Zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep blijken echter van mening dat van verzekeringsplicht geen sprake is aangezien er geen gezagsverhouding is. Dat laatste wordt gebaseerd op het feit de verhouding met de (hoofd)barkeepers primair bepaald wordt door de voldoening aan de eisen van het lidmaatschap van de vereniging. Daaraan doet volgens de Raad niet af dat niet alle leden van de vereniging bij strikte toerbeurt die verplichting vervullen en dat voor de werkzaamheden een vergoeding wordt gegeven die boven het niveau van een onkostenvergoeding uitgaat.


Commentaar

Dat een gezagsverhouding kan ontbreken bij werkzaamheden die worden verricht uit gemeenschapszin (zoals onder buren of binnen een vereniging) was al eens eerder door de Centrale Raad van Beroep beslist. Zo werd bijvoorbeeld geen gezagsverhouding aangenomen bij de activiteiten van gymnastiekleidsters (CRvB 4 september 1997, USV 1997/249) en bij chauffeurs en convoyeurs van een duivensportvereniging die in het weekend werkten in het kader van werkzaamheden (CRvB 4 maart 1996, ongepubliceerd maar gemeld in de noot onder de uitspraak van 26 februari 1998).