Uitvoeringsinstelling moet gezagsverhouding bewijzen

Uitvoeringsinstelling moet gezagsverhouding bewijzen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 28
Vindplaats: Zie: CRvB 21 januari 1999, USZ 1999, 102
Uitspraak

Een taxibedrijf was met zijn oproepkrachten een overeenkomst aangegaan die door GAK Nederland B.V. werd aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat op de beta- lingen aan de oproepkrachten premies werknemersverzekeringen moesten worden ingehouden. De voor het bestaan van een dienstbetrekking noodzakelijke gezagsverhouding achtte GAK Nederland B.V. aanwezig, omdat gebruik gemaakt werd van een vaste groep oproepkrachten, de oproepkracht hoogstwaarschijnlijk niet meer zou worden opgeroepen als hij geen gehoor zou geven aan een oproep, het taxibedrijf globale aanwijzingen zou kunnen geven over het gebruik van de taxi en de bejegening van klanten en de werkzaamheden een essentieel bestanddeel vormen van de bedrijfsvoering. Over dit oordeel van GAK Nederland B.V. ontstond een geschil met het taxibedrijf, waarin uiteindelijk de Centrale Raad van Beroep uitspraak moest doen. Die oordeelde dat op grond van de beschikbare gegevens onvoldoende grond was om tot het bestaan van een dienstbetrekking te concluderen. De beschikbare gegevens lieten volgens de Raad de mogelijkheid open dat sprake zou zijn van een rechtsbetrekking waarbij een soort verhuur van een taxi met exploitatievergunning plaats vond, terwijl niet uitgesloten was dat de aard en omvang van het gebruik van de oproepkrachten toch wees op het uitoefenen van gezag. Omdat niet voldoende gegevens beschikbaar waren om tot een beslissing te komen, oordeelde de Raad dat GAK Nederland B.V. het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid, zodat het vernietigd moest worden. GAK Nederland B.V. moest daarom zijn huiswerk opnieuw doen en daarbij een aantal door de Raad uitdrukkelijk genoemde zaken onderzoeken.


Commentaar

Bij hun voorbereiding op toekomstige concurrentie bij de uitvoering van de werknemersverzekeringswetten, komt het uitvoeringsinstellingen kennelijk goed van pas om de premieopbrengst zoveel mogelijk te verhogen. In elk geval tonen uitvoeringsinstellingen de laatste jaren een sterk toegenomen activiteit als het gaat om het als verzekeringsplichtig aanmerken van allerlei minder eenvoudig te duiden arbeidsverhoudingen. Vaak is daarbij zeer discutabel of wel sprake is van een dienstbetrekking en met name van de daartoe noodzakelijke gezagsverhouding. Het is daarom belangrijk dat de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep er steeds sterker toe neigt om de uitvoeringsinstelling te belasten met het bewijs op dat punt.