Ontslag op staande voet wegens het opeten van een geopend zakje pinda’s

Ontslag op staande voet wegens het opeten van een geopend zakje pinda’s
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2001 / 45
Vindplaats: Zie: president arrondissementsrechtbank Haarlem 17 oktober 2000 en kantongerecht Haarlem 16 november 2000, JAR 2001, 9
Uitspraak

Een cateringbedrijf houdt zich op Schiphol bezig met het verzorgen van cateringactiviteiten ten behoeve van verschillende luchtvaartmaatschappijen. Het bedrijf voert als beleid dat het zich toe-eigenen van andermans zaken ontslag op staande voet tot gevolg heeft, ook als het gaat om zaken van zeer geringe waarde, omdat die beschadigd zijn, bedorven zijn of weggegooid zullen worden. Dit beleid staat in een gedragscode en is regelmatig aan de orde geweest in het personeelsblad. Desondanks heeft een op 1 november 1996 in dienst getreden afdelingsmanager op 26 augustus 2000 een zak noten opgegeten, die volgens hem retour was gekomen en reeds geopend was. Na een discussie met een collega daarover, heeft de werknemer dit op 28 augustus 2000 zelf gemeld. Op 29 augustus 2000 is hij op non-actief gesteld en op 30 augustus 2000 op staande voet ontslagen.
De afdelingsmanager wendt zich tot de president van de rechtbank in kort geding en vraagt om een voorlopige voorziening (waarschijnlijk loondoor-betaling of werkhervatting). De president weigert deze voorzieningen. Hij overweegt allereerst dat de kantonrechter te Haarlem eerder in het voordeel van het cateringbedrijf heeft geoordeeld, toen het ontslag aan de orde was van een werknemer die twee zakjes pinda’s had verduisterd en van een werknemer die een retour gekomen blikje tonic opdronk. Het verweer van de afdelingsmanager dat hij wegens grote drukte geen tijd had gehad om te eten, dat hij in strijd met het bij de werkgever geldende reglement niet in staat gesteld zou zijn om zich bij het laatste gesprek met de werkgever door een collega te laten bijstaan en dat sprake was van een klein vergrijp in verhouding tot een voortreffelijke staat van dienst mag de afdelingsmanager niet baten.De kantonrechter ontbindt vervolgens de arbeidsovereenkomst ‘voor zover vereist’ (namelijk: voor het geval de arbeidsovereenkomst na het ontslag op staande voet nog zou voortduren). Een vergoeding wordt daarbij niet toegekend. De kantonrechter onderschrijft het oordeel van de president van de rechtbank. Een nader verweer van de afdelingsmanager dat een rancuneuze collega hem zou hebben aangegeven om hem eruit te werken wordt door de kantonrechter gepasseerd. De staat van dienst van de afdelingsmanager, die overigens niet onbetwist is, speelt geen rol. Wel is van belang dat de afdelingsmanager een leidinggevende functie had.


Commentaar

Het zal veel werkgevers goed doen te lezen dat er rechters zijn die inzien dat het bij een ontslag op staande voet wegens diefstal of verduistering gaat om het principe en niet om de waarde van de ontvreemde zaken. Een werkgever moet in een werknemer immers vertrouwen kunnen stellen, en zeker als de werkgever een duidelijk en kenbaar beleid voert volgens welke bij diefstal of verduistering ontslag op staande voet volgt, moet dit ontslag op staande voet ook gehandhaafd kunnen worden als de diefstal of verduistering bewezen wordt en de werkgever de werknemer dus niet meer kan vertrouwen. Niet alle rechters zullen echter steeds zo oordelen. Met name wanneer de gevolgen van een ontslag op staande voet zwaar wegen (oudere werknemer met veel dienstjaren) kan de geringe waarde van een gestolen of verduisterde zaak voor de rechter nog wel eens een belangrijke rol spelen en leiden tot het oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.