Een bedrijf in de offshore-industrie had bezwaar gemaakt tegen een door dat bedrijf zelf aangevraagd besluit van GAK Nederland B.V. over de wijze van berekenen van het aantal loondagen voor de premieheffing werknemersverzekeringen en tegen de afrekeningsnota voor deze premies over het jaar 1996. Het betrof daarbij werknemers die onshore en offshore werken op veertien aaneengesloten dagen per vier weken en die op die dagen twaalf uur per dag werken en de andere twaalf uur rusten, terwijl de loonbetaling per vier weken plaatsvindt. In haar besluit had GAK Nederland B.V. het aantal in aanmerking te nemen loondagen vastgesteld op twintig, waarna de afrekeningsnota dienovereenkomstig werd opgesteld. Voor GAK Nederland B.V. was daarbij redengevend dat sprake was van een bestendig arbeidspatroon, waarbij uitsluitend als gevolg van ploegendienst in bepaalde weken minder dan vijf dagen per week gewerkt wordt. Volgens GAK Nederland B.V. moesten daarom de loonbetalingen worden toegerekend aan alle dagen in het loonbetalingstijdvak.
Na afwijzing van het bezwaar komt de zaak in beroep voor de rechtbank te Haarlem die het beroep ongegrond verklaart (behoudens een hier verder niet relevant punt van formele aard). In hoger beroep moet de Centrale Raad van Beroep over de zaak oordelen. Deze oordeelt dat slechts premies werknemersverzekeringen kunnen worden geheven over de dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt. Het hoger beroep van de werkgever is daarmee gegrond.
Volgens artikel 9 lid 1 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen worden de premies werknemersverzekeringen geheven over een bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bepaald bedrag (het maximumdagloon) met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak waarover de werknemer loon heeft genoten. Het meerdere wordt buiten beschouwing gelaten. Het aantal dagen waarop de werknemer per werkweek gemiddeld loon heeft genoten is daarbij maximaal vijf. De CRvB beschouwt als dagen waarover de werknemer loon heeft genoten slechts dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt. Namens het Lisv had GAK Nederland B.V. betoogd de bepaling van lid 5 van toepassing was. Volgens die bepaling wordt bij werk in ploegendienst op minder dan vijf dagen per week het loon over het tijdvak waarin in ploegendienst is gewerkt toegerekend aan vijf dagen. De CRvB is (om voor ons overigens onduidelijke redenen) van mening dat die bepaling slechts tot doel heeft het aantal loondagen af te toppen tot vijf, voor het geval door werk in ploegendienst op meer dan vijf dagen per week wordt gewerkt. Als gevolg hiervan hoeft de werkgever slechts premies werknemersverzekeringen in te houden over het maximum dagloon gedurende tien dagen. De veertien niet gewerkte dagen tellen niet mee en de veertien wel gewerkte dagen vallen in twee weken, waarin maximaal vijf dagen per week in aanmerking mogen worden genomen. Als gevolg van deze uitspraak is de werkgever minder WAO-premie verschuldigd in die gevallen waarin het loon hoog genoeg is om de werking van het maximum (volgens de uitspraak van de CRvB berekend naar een geringer aantal dagen) te ondervinden. Daar staat tegenover dat voor de berekening van de WW-premie de daarbij geldende drempelvrijstelling (franchise) over minder dagen berekend wordt. Dat is met name nadelig voor werknemers met lage lonen, waarbij geldt dat de WW-premie gedeeltelijk ook een werknemerspremie is. De vraag is nu in welke andere gevallen kan worden betoogd dat geen sprake is van dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt. Te denken valt aan ziekte-, vakantie- en verlofdagen.
Voor de berekening van de hoogte van uitkeringen lijkt de uitspraak geen betekenis te hebben. In zijn uitspraak maakt de CRvB namelijk uitdrukkelijk verschil tussen rechtsvragen betreffende de premieheffing en rechtsvragen betreffende verzekeringsplicht.