Werkgevers die een werknemer van 57,5 jaar of ouder ontslaan betalen voortaan een deel van de werkloosheidslasten (WW-uitkering). De hoogte van de werkgeversbijdrage is afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Werkgevers die meer dan vijftig werknemers in dienst hebben, betalen 30 procent van de werkloosheidslasten. Kleinere bedrijven betalen een lager percentage. De werkgeversbijdrage zal echter nooit hoger zijn dan drie procent van de totale loonsom die de werkgever aan alle werknemers betaalt. De bijdrage aan de WW-uitkering blijft verplicht zolang de werkloosheid duurt, dus maximaal 7,5 jaar. Om te voorkomen dat oudere werknemers door deze maatregel niet meer aan de slag komen, geldt het eigen risico niet voor werknemers die na hun 50ste verjaardag in dienst zijn genomen.
Dit staat in een wetsvoorstel van staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarmee het kabinet akkoord is gegaan. De regeling heeft onmiddellijke werking. Dat wil zeggen dat werkgevers die na 11 mei 2001 een werknemer van 57,5 jaar of ouder ontslaan, op het moment dat de wet van kracht wordt (vermoedelijk op of na 1 januari 2002), een deel van de werkloosheidslasten voor hun rekening moeten nemen voor de werknemer die zij na 11 mei 2001 ontslagen hebben. Het kabinet heeft hiertoe besloten om te voorkomen dat werkgevers de periode voordat de wet van kracht is zullen benutten om zoveel mogelijk oudere werknemers te ontslaan. Dit effect zou in strijd zijn met het doel van de regeling.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het Wetsvoorstel werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers getoetst zal worden door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, het College toezicht sociale verzekeringen en het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Vervolgens zal het voor advies aan de Raad van State worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
De bovenstaande tekst is het volledige persbericht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarmee is het tegelijkertijd het enige wat er bekend is omtrent de betaling van een deel van de WW-uitkering van oudere werknemers door werkgevers. En wat erger is: het is ook het enige wat de komende maanden over het wetsvoorstel bekend zal zijn. De teksten van een wetsvoorstel zijn pas openbaar nadat de Raad van State heeft geadviseerd en nadat ze vervolgens bij de Tweede Kamer zijn ingediend en de Staatssecretaris wil het wetsvoorstel zelfs nog niet eens direct naar de Raad van State sturen! Tegelijkertijd zag diezelfde Staatssecretaris er geen bezwaar in maar vast aan te kondigen dat het wetsvoorstel met terugwerkende kracht zal worden ingevoerd. Aldus dreigt een lange periode van onzekerheid voor werkgevers die geconfronteerd worden met de noodzaak een werknemer te ontslaan die ouder is dan 57,5 jaar en die vóór zijn vijftigste in dienst is gekomen. Zij weten voorlopig niet of het wetsvoorstel zal worden aangenomen en zo ja, of het dan inderdaad met terugwerkende kracht wordt ingevoerd, zoals voorgesteld. Werkgevers met minder dan 50 werknemers weten bovendien niet hoe groot de bijdrage aan de WW-uitkering is die zij tegemoet moeten zien als zij tot ontslag overgaan. Aldus wordt het wel heel moeilijk de kosten van een dergelijk ontslag vooraf te berekenen en daarover een besluit te nemen. De terugwerkende kracht die wordt aangekondigd is (ongeacht of de Tweede en Eerste Kamer daar nu mee akkoord gaan) onbehoorlijk, omdat werkgevers over dit soort vragen gedurende langere tijd in onzekerheid worden gelaten.
Ook andere vragen blijven voorlopig onbeantwoord. Wanneer en op welke wijze moet de werkgever bijvoorbeeld zijn bijdrage aan de WW-uitkering voldoen? En wie betaalt de bijdrage aan de WW-uitkering als de werkgever inmiddels gefailleerd is. En moet die ook worden betaald als de werkgever zijn onderneming heeft gestaakt of overgedragen en derhalve inmiddels geen werkgever meer is? En moet de werkgever ook in dezelfde mate aan de WW-uitkering bijdragen als ook de werknemer van het ontslag enig verwijt te maken valt?
Ook op een ander punt zijn er alleen maar onduidelijkheden. Als de werknemer door het ontslag verwijtbaar werkloos zou worden, zou hij in het geheel geen WW-uitkering dienen te krijgen en als het verwijt minder zwaar is, zou de uitkering dienen te worden gekort. Het feit dat de werkgever een deel van de kosten van de WW-uitkering moet betalen, maakt hem mede-belanghebbende bij het besluit tot toekenning van de WW-uitkering, zodat hij ook het recht van bezwaar en beroep zou moeten hebben. Maar deze mogelijkheid van bezwaar en beroep compliceert de zaak behoorlijk. Een WW-uitkering wordt bijvoorbeeld ook toegekend aan de werknemer die na 52 weken arbeidsongeschikt te zijn geweest, door het Lisv nog steeds wel arbeidsongeschikt wordt geacht voor zijn eigen werk, maar niet arbeidsongeschikt wordt bevonden voor hetzelfde werk bij een andere werkgever of voor gangbare arbeid in het algemeen en die om die reden geen WAO-uitkering krijgt. Het bezwaar- en beroepsrecht van de werkgever brengt dan met zich mee, dat de werkgever ook recht heeft te weten of de werknemer terecht nog steeds arbeidsongeschikt is bevonden voor zijn eigen werk. Daarmee stuiten wij dan op dezelfde problematiek als bij (voorheen) de malus en (thans) de premiedifferentiatie in de WAO: hoe krijgt de werkgever inzage in de medische en arbeidskundige gegevens die in dit geval aan de toekenning van de WW-uitkering ten grondslag hebben gelegen, als de werknemer het Lisv toestemming weigert de betreffende gegevens aan de werkgever ter inzage te geven?
Helaas kunnen wij voorlopig alleen maar vragen stellen en u geen antwoorden geven.