Boetebepaling onverbindend

Boetebepaling onverbindend
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 58
Vindplaats: Zie: Centrale Raad van Beroep 6 november 2001, USZ 2002/19
Uitspraak

Een werkgever verzuimt bij de uitvoeringsinstelling aangifte te doen van werkhervatting van een arbeidsongeschikte werknemer. De werkgever verkeerde in de veronderstelling dat de op de dag van werk-hervatting gedane melding aan de ziekengeldverzekeraar tot gevolg zou hebben dat de verzekeraar de werkhervatting aan de uitvoeringsinstelling zou doorgeven. De uitvoeringsinstelling legt de werkgever een boete op van Euro 1.000.
De werkgever beroept zich er op te goeder trouw te zijn en stelt dat de boete onevenredig hoog is, terwijl andere uitvoeringsinstellingen zouden volstaan met een rappel, alvorens een boete op te leggen. De uitvoeringsinstelling beroept zich op de wet die dwingend zou voorschrijven dat de boete wordt opgelegd en wijst er op dat de hersteldmelding 61 dagen te laat is gedaan, terwijl de wet melding uiterlijk op de vierde dag voorschrijft.
De rechtbank komt de werkgever te hulp, zij het op andere gronden dan die welke de werkgever heeft aangevoerd. De rechtbank constateert namelijk dat de wet voorschrijft dat de boete ten hoogste Euro 1.000 bedraagt, dat de boete moet worden afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval en dat het Lisv daarover nadere regels moet stellen. Die nadere regels (het zogenaamde Boetebesluit) bevatten naar het oordeel van de rechtbank niet alle elementen waarmee volgens de wet rekening moet worden gehouden. Met het aspect van de verwijtbaarheid van de werkgever is namelijk geen rekening gehouden. Het Boetebesluit moet daarom buiten toepassing worden gelaten. Dit oordeel van de rechtbank houdt in hoger beroep stand. Volgens de Centrale Raad van Beroep moet het Boetebesluit met nadere regels worden aangevuld, alvorens te kunnen worden toegepast.


Commentaar

Boetes betreffende het te laat ziek melden of te laat hersteld melden kunnen na deze uitspraak pas weer rechtsgeldig worden opgelegd als het Boetebesluit is aangepast. De werkgever die de aangifte van arbeidsongeschiktheid niet uiterlijk na 13 weken en ÈÈn dag heeft gedaan, ziet zich overigens ook geconfronteerd met een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting. Deze sanctie wordt niet door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep getroffen.