Meer duidelijkheid over de verklaring arbeidsrelatie (VAR)

Meer duidelijkheid over de verklaring arbeidsrelatie (VAR)
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 66
Vindplaats: Zie: persbericht Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegen-heid 24 september 2002, nr. 02/121
Uitspraak

Per 1 januari 2002 is de ìzelfstandigheidsverklaringî ingevoerd, in de praktijk ìverklaring arbeidsrelatieî of ìVARî genoemd. Deze verklaring beoogt aan de opdrachtgever die zich bedient van een arbeidskracht die zich als zelfstandige aandient, zekerheid te bieden omtrent de vraag of op de betalingen aan de arbeidskracht loonbelasting en premies werknemersverzekeringen moeten worden ingehouden. De verklaring arbeidsrelatie kan worden aangevraagd bij de belastingdienst. De belastingdienst geeft in de verklaring duidelijkheid over de fiscale kwalificatie van de inkomsten die de arbeidskracht uit de betreffende arbeidsverhouding behaalt. De belastingdienst geeft de verklaring op grond van de informatie die de arbeidskracht bij de aanvraag van de verklaring geeft. De kwalificatie in de verklaring kan zijn: ìwinst uit ondernemingî, in welk geval de opdrachtgever geen loonbelasting en geen premies werknemersverzekeringen behoeft in te houden. De verklaring kan ook zijn: ìresultaat uit overige werkzaamhedenî, in welk geval geen loonbelasting, maar (mogelijk) wel premies werknemersverzekeringen moeten worden ingehouden. Als de kwalificatie in de verklaring ìloon uit dienstbetrekkingî is, moeten vrijwel zeker loonbelasting en premies werknemersverzekeringen worden ingehouden. Daarnaast bestaat nog een afzonderlijke verklaring voor arbeidskrachten die zich verhuren via een B.V., waarvan zij directeur en aandeelhouder zijn.De verklaring arbeidsrelatie geeft echter slechts duidelijkheid over de inhoudingsplicht op grond van het bestaan van een arbeidsverhouding die met een dienstbetrekking gelijk wordt gesteld, de zogenaamde ìfictieve dienstbetrekkingî. Het probleem is dat daarnaast inhoudings- en verzekeringsplicht mogelijk blijft op grond van een gewone dienstbetrekking. Een gewone dienstbetrekking vereist in elk geval het bestaan van een gezagsverhouding. De vraag naar de zelfstandigheid speelt alleen een rol bij de fictieve dienstbetrekking. Arbeidsrelaties met zelfstandigen zijn daarbij uitgezonderd van de inhoudings- en verzekeringsplicht. Bij een gewone dienstbetrekking speelt de zelfstandigheid van de arbeidskracht geen rol. Ook als de arbeidskracht een zelfstandige is, blijft mogelijk dat hij of zij naast een zelfstandig uitgeoefend beroep of bedrijf in dienstbetrekking bij de opdrachtgever werkzaam is. Over de inhoudings- en verzekeringsplicht wegens het bestaan van een gewone dienstbetrekking zegt de wet alleen dat de bewijslast van het bestaan van een gewone dienstbetrekking (gezagsverhouding) bij het UWV ligt en dat de naheffing van premies bij de arbeidskracht plaats vindt, tenzij de opdrachtgever redelijkerwijs duidelijk kon zijn, dat een gewone dienstbetrekking bestond.Het voorspelbare gevolg van deze wetgeving was dat het UWV meer nog dan vroeger probeert de stelling ingang te doen vinden dat sprake is van een gewone dienstbetrekking. Dan kan het UWV immers (bij de opdrachtgever of bij de arbeidskracht) premies heffen zonder dat men zich hoeft te storen aan de verklaring arbeidsrelaties. Daardoor ook biedt de verklaring arbeidsrelatie in de praktijk aan opdrachtgevers niet de gewenste mate van zekerheid over het uitblijven van de gevolgen van inhoudingsplicht waaraan nu juist behoefte bestond.De nieuwe minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zich dat gemis aangetrokken. In een toespraak op 24 september 2002 bij gelegenheid van de oprichting van een platform voor zelfstandige ondernemers heeft hij medegedeeld dat gewerkt wordt aan een gezamenlijk beleidsbesluit van het UWV en de belastingdienst over de toetsing van arbeidsverhoudingen aan de gewone dienstbetrekking. Uitgangspunt daarbij blijft dat de opdrachtgever nog steeds zelf moet nagaan of de arbeidsverhouding een gewone dienstbetrekking is, dat hij bij twijfel mag uitgaan van de door de belastingdienst afgegeven verklaring arbeidsrelatie en dat het UWV achteraf alleen nog premies zal naheffen als duidelijk sprake is van een dienstbetrekking. Omdat bij twijfel de verklaring arbeidsrelatie doorslaggevend is, zou daarmee naheffing van premies alleen nog voorkomen bij malverserende en nalatige opdrachtgevers. In de maand oktober zou het besluit naar de Tweede Kamer worden gestuurd.


Commentaar

Of de toegezegde beleidsbesluit nu zo veel nieuws brengt mag worden afgewacht. Voorlopig lijkt de mededeling, dat naheffing van premies gereserveerd is voor (in het vragen van een verklaring arbeidsrelatie) nalatige en malverserende opdrachtgevers, de belangrijkste nieuwigheid. Bovendien blijft het probleem bestaan dat de verklaring arbeidsrelatie (die door de arbeidskracht wordt aangevraagd) kan zijn verkregen op basis van onjuiste of onvolledige informatie, in welk geval de opdrachtgever (mogelijk?) geen rechten aan de verklaring kan ontlenen. Wij adviseren opdrachtgevers dus nog steeds om niet alleen de verklaring arbeidsrelatie bij de arbeidskracht op te vragen, maar ook een kopie van het aanvraagformulier en de correspondentie waarmee de verklaring is aangevraagd. Wordt (ongetwijfeld) vervolgd!