Een bedrijf houdt zich bezig met het uitzenden van arbeidskrachten in de automatiseringsbranche. Omdat de marktomstandigheden in de it-sector niet meer zijn zoals ze ooit waren, moet het bedrijf eind 2001 besluiten om een aantal arbeidsovereenkomsten te beÎindigen. Het betreft grotendeels arbeidskrachten die nog gedurende zes maanden door het bedrijf zouden worden opgeleid. EÈn van de werk-nemers wordt door het bedrijf met een beroep op een proeftijdbeding ontslagen nog voordat de arbeidsovereenkomst is ingegaan. Deze werknemer legt zich bij dat ontslag niet neer. Hij stelt dat het proeftijdbeding niet schriftelijk is overeengekomen, zoals de wet dat vereist, omdat hij de arbeidsvoorwaarden slechts op een cd-rom heeft ontvangen. Verder stelt hij dat de werkgever misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en dat de werkgever zich niet gedragen heeft zoals een goed werkgever betaamt. Als partijen niet tot overeenstemming komen over een door de werkgever aan de werknemer te betalen vergoeding, vordert de werknemer in kort geding bij de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening primair loondoorbetaling en subsidiair betaling van 35.000 voorschot op schadevergoeding.Het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dat het proeftijdbeding rechtsgeldig is overeengekomen, omdat de arbeidsovereenkomst ruim voor aanvang daarvan getekend is en omdat de werknemer de cd-rom met de te tekenen arbeidsovereenkomst toegezonden heeft gekregen, terwijl de werknemer voldoende vertrouwd geacht moet worden met automatisering om een cd-rom te kunnen openen, lezen en desgewenst af te drukken. Het proeftijdbeding is daarmee volgens de kantonrechter voldoende duidelijk en concretiseerbaar. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is daarmee rechtsgeldig en de vordering tot loondoorbetaling niet toewijsbaar. De kantonrechter acht de werkgever wel schadeplichtig. De werkgever heeft de opzegging pas in een heel laat stadium voorafgaand aan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst opgezegd, om redenen die uitsluitend zijn gelegen in omstandigheden aan de zijde van de werkgever. In die omstandigheden acht de kantonrechter het in strijd met goed werkgeverschap om geen schadevergoeding aan te bieden. De werkgever heeft dat wel gedaan, maar de werknemer vond het aanbod niet redelijk, zodat de kantonrechter zich over de hoogte van de schadevergoeding moet uitspreken. De kantonrechter oordeelt dat vergoeding van sollicitatiekosten en vergoeding van twee maanden netto salaris en de autokostenvergoeding gedurende twee maanden. Een bedrag dat de werkgever eenzijdig als afkoopsom heeft betaald, kan daarop in mindering gebracht worden.
Het is vaste jurisprudentie dat een beroep op de proeftijd mogelijk is voor aanvang van de arbeidsovereenkomst, zij het dat een dergelijk beroep de werkgever wel schadeplichtig kan maken. Doorgaans wordt de schadevergoeding daarbij (als de werkgever een beroep doet op het proeftijdbeding) beperkt tot vergeefs gemaakte kosten en het salaris tijdens de duur van de proeftijd, zulks met de gedachte dat een beroep op het proeftijdbeding door de werkgever aan het einde van de proeftijd in elk geval wel rechtsgeldig zou zijn geweest. Dat een beroep op de proeftijd wordt gedaan met een beroep op omstandigheden die met ìhet nemen van een proefî niets van doen hebben, levert volgens de jurisprudentie nog geen misbruik van de proeftijd op. Ook deze omstandigheid kan echter wel leiden tot schadeplichtigheid van de werkgever. Al met al geeft de uitspraak van de kantonrechter in deze zaak een goede afspiegeling van de bestaande jurisprudentie op dit punt.