Ontslag op staande voet ondanks psychische stoornis

Ontslag op staande voet ondanks psychische stoornis
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2004 / 95
Vindplaats: Gerechtshof Amsterdam 4 maart 2004, JAR 2004/203
Uitspraak

Een werkneemster heeft een dienstverband sinds 1 november 1976. Medio 1999 manifesteert zich bij haar een psychische stoornis. Als gevolg daarvan gaat de werkneemster in toenemende mate haar leidinggevende (en zijn gezin) stalken. Zij stuurt hem bijna dagelijks
e-mailberichten waarin zij hem op de hoogte stelt van haar gemoedstoestand en psychische problemen, en nadat de leidinggevende zijn voorgenomen huwelijk bekend had gemaakt reisde de werkneemster ook af naar de woonplaats van de leidinggevende om in de omgeving van zijn woning te posten. In september 1999 heeft de werkgever de werkneemster naar de bedrijfsmaatschappelijke dienst verwezen, maar dit heeft niet geleid tot het einde van de stalking. Op 25 januari 2000 waarschuwt de werkgever de werkneemster dat zij disciplinair zou worden geschorst als zij zich weer schuldig zou maken aan stalking. Nadat de werkneemster zich op 5 februari 2000 toch weer schuldig maakt aan stalking, schorst de werkgever haar dan ook voor zeven dagen, met de waarschuwing dat ernstigere maatregelen volgen bij de eerstvolgende klacht. Bij een volgend geval van stalking op 16 juni 2000 volgt dan uiteindelijk ontslag op staande voet.

De werkneemster roept de nietigheid van het ontslag in. Op verzoek van de werkgever ontbindt de kantonrechter op 15 maart 2001 de arbeidsovereenkomst "voor zover vereist" (dat wil zeggen: voor zover die nog mocht blijken te bestaan na het betwiste ontslag op staande voet) per 15 april 2001.

De president van de rechtbank in kort geding legt op 3 augustus 2000 en 31 mei 2001 straatverboden aan de werkneemster op ten behoeve van de leidinggevende en zijn gezin. Op 6 augustus 2001 legt de strafrechter aan de werkneemster zelfs een vrijheidsstraf op wegens stalking van de leidinggevende.

Nadat de kantonrechter de vorderingen van de werkneemster tot loondoorbetaling en tot verklaring (de zogenaamde "verklaring voor recht") dat het ontslag op staande voet nietig is, gedeeltelijk heeft toegewezen, moet het gerechtshof in hoger beroep over de zaak oordelen. De vraag daarbij is of aan de werkneemster van haar gedrag een verwijt gemaakt kan worden, gelet op haar psychische stoornis. De werkgever stelt dat gedragingen van werknemers ook zonder verwijtbaarheid een dringende reden voor ontslag op staande voet kunnen opleveren, en wijst er op dat daarvan in dit geval sprake is omdat het stalkingsgedrag heeft geleid tot een onhoudbare situatie op de afdeling waar de werkneemster werkte en omdat de leidinggevende ernstig in zijn functioneren werd aangetast, terwijl alternatieve methoden (zoals het zoeken van professionele hulp en de tijdelijke schorsing) niet hebben mogen baten.

Het hof oordeelt dat een dringende reden voor ontslag op staande voet aanwezig is, indien van de werkgever als gevolg van gedragingen van de werknemer redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De vraag of de gedragingen aan de werkneemster kunnen worden verweten is een omstandigheid die daarbij in aanmerking moet worden genomen. Het hof acht het ontslag op staande voet gerechtvaardigd en wijst er op dat van de werkneemster, zeker na de waarschuwingen van de werkgever, verlangd had mogen worden om zich aan adequate medische behandeling te onderwerpen en om het advies van de psychiater van het RIAGG om gedragstherapie te ondergaan op te volgen.


Commentaar

De Hoge Raad heeft eerder beslist dat voor een ontslag op staande voet verwijtbaarheid van de werknemer niet vereist is. In verreweg de meeste gevallen is het natuurlijk toch zo, dat het juist de verwijtbaarheid is die bij het ontslag op staande voet beslist of het rechtsgeldig is of niet. Het bovenstaande geval is een voorbeeld van een (rechtsgeldig) ontslag op staande voet waarbij de verwijtbaarheid van de werknemer geen rol speelde. Een interessante vraag zou zijn, of de werkneemster nu ondanks het ontslag op staande voet toch aanspraak zou kunnen maken op een WW-uitkering, waarvoor één van de vereisten is dat men niet verwijtbaar werkloos mag zijn.