“Kantoorvennoten” maatschap verplicht verzekerd

“Kantoorvennoten” maatschap verplicht verzekerd
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 104
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 10 februari 2005, nummer 02/3583 ALGEM, www.rechtspraak.nl, ljn: AT0125
Uitspraak

Een accountantskantoor bestaat uit vier verschillende maatschappen, waarvan de vennoten deels B.V.’s en deels natuurlijke personen zijn. De vier maatschappen hebben met elkaar een zogenaamde maatschaps”pot”overeenkomst gesloten om de winst van elk van de maatschappen op basis van gelijkheid onder de vennoten te verdelen. De maatschappen hebben drie kantoren.

Met een viertal personen heeft het kantoor in de loop van de tijd een maatschapsovereenkomst en een toetredingsovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat zij als “kantoorvennoot” tot de maatschap toetreden. In twee gevallen betrof het een voormalige werknemer, in één geval een persoon die tot dat moment vennoot was bij een andere maatschap en in één geval een persoon die tot dat moment vennoot was bij een maatschap waarvan het accountantskantoor de praktijk had overgenomen.

De kantoorvennoten brengen kapitaal in en zijn verplicht om als belastingadviseur of registeraccountant 1400 declarabele uren per jaar te werken tegen een vast winstaandeel. Anders dan gewone vennoten hebben de kantoorvennoten geen stem in de besluitvorming door de algehele maatschapsvergadering. Op kantoorniveau hebben zij wel een stem in de besluitvorming over kantooraangelegenheden, maar de

kantoorleider (een gewone vennoot) kan bepalen dat unanimiteit van stemmen vereist is en bij het staken van de stemmen is zijn stem doorslaggevend. De algehele maatschapsvergadering kan besluiten op kantoorniveau “overrulen”. De kantoorvennoten delen wel in de winst van het kantoor, maar anders dan gewone vennoten niet in de maatschapspot.

Als bij een controle de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen van deze kantoorvennoten aan de orde komt, ontstaat een geschil met het UWV, waarover uiteindelijk de Centrale Raad van Beroep moet beslissen. Deze oordeelt dat de kantoorvennoten in gezagsverhouding staan tot de algehele maatschapsvergadering en dat daaraan het ondernemersrisico dat de kantoorvennoten lopen niet afdoet. Op grond daarvan komt de Centrale Raad van Beroep tot het oordeel dat de kantoorvennoten in dienstbetrekking werkzaam zijn, en dus verplicht verzekerd zijn. De maatschap had dus premies werknemersverzekeringen moeten inhouden.


Commentaar

De arbeidsverhouding van de kantoorvennoten hield in dit geval het midden tussen die van de gewone vennoten en die van gewone werknemers. De beloning van de kantoorvennoten was afhankelijk van de winst van het kantoor (maar niet van de hele maatschap), en zij hadden ook kapitaal ingebracht, zodat zij ondernemersrisico liepen. Daartegenover hadden zij maar een beperkte zeggenschap, in elk geval zeker niet gelijk aan die van de gewone vennoten. Voor de Centrale Raad van Beroep was kennelijk bepalend dat geen sprake was van een gelijke positie met die van de gewone vennoten, op grond waarvan een gezagsverhouding werd aangenomen. Het onderhavige geval, waarin toch ook voldoende argumenten te vinden waren om het ondernemersrisico te benadrukken, toont nog eens aan dat de premiekamer van de Centrale Raad van Beroep niet snel tot het oordeel komt dat een arbeidsverhouding niet verzekeringsplichtig is. De solidariteitsgedachte die belangrijk is voor de instandhouding van de werknemersverzekeringen weegt voor de Raad kennelijk erg zwaar.