Geen tweede ontslag op staande voet

Geen tweede ontslag op staande voet
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2007 / 131
Vindplaats: Gerechtshof Leeuwarden 24 januari 200, www.rechtspraak.nl, ljn: AZ7467
Uitspraak

Een werknemer is als relatiebeheerder in dienst bij een accountantskantoor. In 2005 verkeerde het kantoor in zwaar weer, waardoor de baan van de werknemer op de tocht stond. De advocaat van de werkgever deelt de werknemer op 20 januari 2006 tijdens diens ziekte mede dat gebleken is dat hij privé administratieve diensten heeft geleverd aan een cliënt en dat een onderzoek gestart zou worden om uit te zoeken of hij dat vaker zou hebben gedaan. Tevens wordt daarbij een voorstel gedaan voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter na een pro forma procedure. In een brief van 8 februari 2006 ontslaat de advocaat de werknemer vanwege het bewegen van drie cliënten om bij de werkgever te vertrekken en gebruik te gaan maken van de diensten van de werknemer en vanwege het inlichten van één cliënt over het arbeidsgeschil met de werknemer. De werknemer roept van dat ontslag de nietigheid in bij brief van 13 februari 2006. Vervolgens ontslaat de werkgever bij brief van zijn advocaat van 6 maart 2006 de werknemer nogmaals op staande voet, nu vanwege het overhevelen van omzet naar zichzelf in privé en het instemmen met betaling met zwart geld. Dat tweede ontslag op staande voet wordt gegeven voor het geval het eerste ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou zijn. Op verzoek van de kantonrechter wordt vervolgens de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontbonden per 20 juni 2006, met toekenning van een ontslagvergoeding van ruim € 44.000 aan de werknemer. De ontbinding wordt gevraagd en uitgesproken "voor zover vereist", hetgeen betekent dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding ook alleen geldt voor het geval de arbeidsovereenkomst op dat moment nog steeds bestaat. Met ingang van 1 juli 2006 draagt het accountantskantoor zijn activiteiten over aan een ander kantoor en begint de werknemer een eigen administratiekantoor.

De kantonrechter wijst een door de werknemer in kort geding ingestelde loonvordering toe. Als de werkgever in hoger beroep gaat moet het gerechtshof een voorlopig oordeel vellen over de vraag of het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Daarbij oordeelt het gerechtshof dat het tweede ontslag op staande voet geen stand kan houden, omdat het karakter van een ontslag op staande voet zich zou verzetten tegen een voorwaardelijk ontslag op staande voet volgend op een eerder ontslag op staande voet. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is de werkgever verplicht om direct de reden voor het ontslag op staande voet mee te delen zodat voor de werknemer duidelijk is welke eigenschappen en gedragingen de werkgever hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking en zodat de werknemer zich erover kan beraden of hij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend aanvaardt. Het hof leidt daaruit af dat met het eerste ontslag op staande voet de ontslaggrond is gefixeerd. De werknemer moet zijn positie ten aanzien van dat ontslag kunnen bepalen en de uitkomsten van nader onderzoek naar andere gedragingen kunnen hem niet in een tweede ontslag op staande voet worden tegengeworpen. Met betrekking tot het eerste ontslag op staande voet velt het hof het voorlopige oordeel dat het weglokken van de cliënten niet op voorhand vaststaat, omdat deze cliënten schriftelijk verklaard hebben niet door de werknemer te zijn overgehaald om cliënt bij hem te worden. De loonvordering van de werknemer wordt daarom door het hof toegewezen.


Commentaar

De werknemer is nog niet "van de haak". In een bodemprocedure kan nog nader worden onderzocht of de werknemer inderdaad verweten kan worden dat hij cliënten heeft weggelokt. Interessant is echter het oordeel van het Gerechtshof dat een voorwaardelijk gegeven tweede ontslag op staande voet niet kan. Vast staat dat een voorwaardelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst na ontslagvergunning van het CWI wel kan en een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ook. Of de bijzondere eisen die te stellen zijn aan een ontslag op staande voet zich nu verzetten tegen een voorwaardelijk ontslag op staande voet na een eerder ontslag op staande voet is de vraag. Goed beschouwd betekent een tweede voorwaardelijk ontslag op staande voet niet dat de werknemer niet zou weten waartegen hij zich zou moeten verweren bij het eerste ontslag op staande voet. In die zin overtuigt het arrest van het hof niet.
Waarschijnlijk heeft het hof de werkgever maar één kans willen geven om ontslag op staande voet te geven en heeft het hof willen verlangen dat de werkgever het dan maar meteen goed moet doen. Maar niet valt in te zien waarom een tweede voorwaardelijk ontslag op staande voet niet zou kunnen als daaraan een heel andere reden ten grondslag ligt. Aan een tweede ontslag op staande voet op dezelfde grond staat al in de weg dat de dringende reden dan de tweede keer niet onverwijld meer kan zijn medegedeeld. Het zou daarom goed zijn als de Hoge Raad nog gevraagd wordt om in cassatie over het arrest van het hof te oordelen. Tegelijkertijd geeft het arrest van het hof wel aan hoe nauw een ontslag op staande voet luistert.