Ontslagvergoeding wegens tekortschietende re-integratie-inspanningen zeer kleine werkgever

Ontslagvergoeding wegens tekortschietende re-integratie-inspanningen zeer kleine werkgever
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 150
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 16 april 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BD0548
Uitspraak

Een lijm- en metselbedrijf heeft maar één werknemer in dienst, namelijk een metselaar/lijmer die in 2002 in dienst is gekomen. Op 14 april 2004 valt deze werknemer arbeidsongeschikt uit wegens rugletsel. De ziekmelding wordt pas in november 2004 gedaan en elke re-integratie-inspanning van de zijde van de werkgever blijft vervolgens achterwege. Met ingang van 11 april 2006 krijgt de werknemer een WIA-uitkering berekend naar een mate van arbeidsonge-schiktheid van 26% (?). Nadat de werkgever aan het CWI een ontslagvergoeding heeft ge-vraagd en verkregen, wordt de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd met ingang van 4 november 2007.

Inmiddels heeft de werkgever wegens financieel onvermogen de loonbetalingen aan de werk-nemer gestaakt per 1 januari 2006 en is hij door de kantonrechter in kort geding veroordeeld tot doorbetaling van loon en een voorschot op de wettelijke verhoging wegens te late betaling van het loon. Ook heeft de werkgever een bedrag van € 12.200 aan verbeurde dwangsommen betaald. Nadien heeft de werkgever dan weer een bedrag van € 10.036 netto te veel aan de werknemer betaald. De werkgever heeft inmiddels zijn huis moeten verkopen om het loon van de werknemer te kunnen voldoen.

De werknemer vordert schadevergoeding wegens de kennelijke onredelijkheid van het ont-slag, stellend dat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in verhouding tot het belang van de werkgever bij het ontslag.

De kantonrechter acht het ontslag kennelijk onredelijk en weegt daarbij een aantal omstandig-heden mee. Allereerst is dat het ontbreken van elke re-integratie-inspanning, waardoor de werknemer nu zelf maar een opleiding tot vrachtwagenchauffeur is gaan volgen om elders aan te slag te kunnen gaan. Dat het om een zeer kleine werkgever gaat, doet daaraan volgens de kantonrechter niet af. Verder is dat het ontbreken van een verband tussen de arbeidsonge-schiktheid en het werk (althans is dat verband niet door de werknemer gesteld) en de volgens de kantonrechter slechts “enigszins” beperkte kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt. ook vermeldt de kantonrechter dat de werknemer maar twee jaar effectief bij de werkgever heeft gewerkt. Tenslotte is dat de financiële situatie van de werkgever. Al met al past de kan-tonrechter de kantonrechtersformule toe en hanteert hij een correctiefactor van 0,3, leidend tot een ontslagvergoeding van € 3.260 bruto. Het netto te veel ontvangen loon moet de werkne-mer terugbetalen.


Commentaar

In het vonnis van de kantonrechter valt een aantal zaken op. Allereerst is het wonderlijk dat een WIA-uitkering zou zijn toegekend wegens een mate van arbeidsongeschiktheid van 26% terwijl de ondergrens op 35% ligt. Mogelijk is sprake van een verschrijving in het vonnis. Wonderlijk is ook dat niet wordt gesproken over een verlenging van de verplichting tot loondoorbetaling door het UWV, ondanks dat de werkgever kennelijk geen re-integratie-inspanningen heeft verricht en de werknemer in elk geval in staat moet zijn geweest tot het verrichten van passende arbeid bij een andere werkgever. Opvallend is verder de expliciete toepassing van de kantonrechtersformule in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure, terwijl die formule is bedoeld voor verzoeken tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

In het oog springt natuurlijk dat deze werkgever zijn zaken wel heel slecht geregeld had. Ken-nelijk was er geen ziekengeldverzekering, waardoor de werkgever in de problemen kwam. Het had overigens allemaal nog erger kunnen zijn als de werknemer beter geprocedeerd had, door te stellen dat zijn rugklachten verband hielden met het werk (hetgeen toch wel voor de hand ligt) en dat terugvordering van het netto-loon in strijd komt met de eisen van goed werkgever-schap.