Vergoeding bij ontslag wegens langer dan twee jaar durende arbeidsongeschiktheid?

Vergoeding bij ontslag wegens langer dan twee jaar durende arbeidsongeschiktheid?
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 147
Vindplaats: Hoge Raad 15 februari 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BC2206
Uitspraak

Een in 1951 geboren werknemer is op 27 maart 1986 als machine-operator in dienst getreden bij een bedrijf dat onderdelen van vliegtuigmotoren reviseert en produceert. Op 14 september 2000 valt hij ziek uit wegens longklachten die mede astmatisch van aard zijn. Hij was toen inmiddels werkzaam als metaalbewerker/repair technician tegen een salaris van &#8364; 2.262,15 bruto per maand. Op 1 augustus 2001 krijgt hij een WAO-uitkering naar een mate van een arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Bij brief van 2 augustus 2002 vraagt het bedrijf een ontslagvergunning aan het CWI, welke op 15 oktober 2002 wordt verleend, ondanks verweer van de werknemer. De arbeidsovereenkomst wordt bij brief van 16 oktober 2002 opgezegd tegen 31 januari 2003.<BR>

Aan de werknemer wordt geen financiële vergoeding toegekend. Daarom vraagt de werknemer de kantonrechter dat te doen, stellend dat het ontslag “kennelijk onredelijk” is omdat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in verhouding tot het belang van de werkgever bij dat ontslag. Hij wijst daarbij op de lange duur van zijn dienstverband en het verband tussen de werkzaamheden en zijn arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter kent een bedrag toe van

&#8364; 13.500 waar de werknemer om &#8364; 52.029,42 had gevraagd. Daarbij overweegt de kantonrechter dat niet vaststaat dat de werknemer zijn ziekte door zijn werk heeft opgelopen. De ontslagvergoeding wordt toch toegekend op basis van een aantal redenen, waaronder het feit dat de werknemer, gelet op zijn leeftijd, arbeidsverleden en opleiding, als kansarm op de arbeidsmarkt moet worden beschouwd. In hoger beroep vernietigt het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter. Het hof overweegt daarbij dat het enkele feit dat de werknemer na een langdurig dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen geen grond oplevert voor het toekennen van een vergoeding.<BR>

In cassatie richt de werknemer zich met name tegen deze laatste overweging van het gerechtshof. De Hoge Raad is echter van mening dat dat oordeel juist is en verwerpt het cassatieberoep van de werknemer. Uiteindelijk hoeft de werkgever dus geen ontslagvergoeding te betalen.


Commentaar

In feite gaat het in dit arrest over de uitleg die de Hoge Raad geeft aan een eerder arrest van 25 juni 1999, JAR 1999, 149 (Boulidam). Daarin ging het om een in 1946 geboren sloper (de heer Boulidam) waarvan de arbeidsovereenkomst in 1995 werd opgezegd wegens langdurige ziekte, nadat hij sinds 1970 in dienst was geweest. De werkgever had één maandsalaris als vergoeding aangeboden, hetgeen de heer Boulidam had geweigerd. De Hoge Raad heeft toen overwogen dat de rechtbank in het betreffende geval kennelijk van oordeel was geweest dat de heer Boulidam door zijn werkgever werd afgedankt omdat hij te oud en te zwak geworden was om het werk nog te doen en dat het in die omstandigheden niet aanging om hem zonder een behoorlijke financiële vergoeding weg te sturen. Daarop liet de Hoge Raad de overweging volgen dat het in die gedachtegang niet beslissend was of de heer Boulidam ongeschikt was geworden doordat hij het werk zo lang had gedaan, maar dat voldoende was dat hij het werk zo lang had gedaan. Onder arbeidsrechtjuristen is vervolgens discussie ontstaan over de reikwijdte van die overweging van de Hoge Raad. Betoogd werd dat de Hoge Raad van mening zou zijn dat een ontslagvergoeding reeds moest worden toegekend als een langdurig dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid eindigde. Anderen zagen de overweging van de Hoge Raad als meer toegespitst op de specifieke omstandigheden van het geval, met name het afdanken van de werknemer. In dit nieuwe arrest stelt de Hoge Raad uitdrukkelijk dat de enkele omstandigheid dat een werknemer na een langdurig dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen op zichzelf beschouwd geen grond oplevert voor het toekennen van een vergoeding. De Hoge Raad gaat uitdrukkelijk in op het Boulidam-arrest en wijst er op dat daar ook nog andere omstandigheden aan de orde waren zoals het te oud en te zwak zijn om het zware werk nog langer te verrichten, de leeftijd van de werknemer, de beperkte mogelijkheden voor de werknemer om ander werk te vinden en de zeer beperkte vergoeding die de werkgever had aangeboden.<BR>

Na het arrest van de Hoge Raad kan worden gesteld dat aan een werknemer die na een langdurig dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen vooral dan een ontslagvergoeding toe kan komen als er een verband is tussen de arbeidsongeschiktheid en het werk. Is dat verband er niet, dan zal aan de werknemer slechts in uitzonderingsgevallen een vergoeding toekomen.