Loonsanctie bij volgen verkeerd advies van bedrijfsarts

Loonsanctie bij volgen verkeerd advies van bedrijfsarts
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 173
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 18 november 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BK3713
Uitspraak

Een werkneemster valt op 9 maart 2005 arbeidsongeschikt uit voor haar werk als gevolg van een ongeval. Zij heeft last van hoofdpijn, nekpijn, moeheid en concentratieproblemen. De werkneemster is ook na 104 weken nog arbeidsongeschikt en vraagt daarom een WIA-uitkering aan. Bij de WIA-aanvraag is het re-integratieverslag gevoegd, aan de hand waarvan werkgever en werknemer verantwoording afleggen van de door hen tijdens de eerste 104 weken gepleegde re-integratie-inspanningen. Omdat de werkneemster aan het einde van de wachttijd niet te werk gesteld is conform haar mogelijkheden, gaat het UWV over tot toetsing van de re-integratie-inspanningen. Vast staat dat re-integratie van de werkneemster in het bedrijf van de werkgeefster niet mogelijk is en dat de re-integratie-inspanningen dus gericht moesten zijn op het vinden van passende arbeid voor de werkneemster in het bedrijf van een andere werkgever.

Volgens het UWV is de werkgeefster echter te laat begonnen met deze externe re-integratie (het zogenaamde “tweede spoor”). Daarom legt het UWV aan de werkgeefster een loonsanctie op. De werkgeefster wordt daardoor verplicht het loon tijdens ziekte nog eens gedurende 52 weken voor 70% door te betalen. De werkgeefster is het daarmee niet eens, omdat zij stelt voldoende re-integratie-inspanningen te hebben gepleegd aangezien zij steeds de adviezen van de arbodienst heeft gevolgd. Het UWV is daarentegen van mening dat de verantwoordelijkheid voor de adviezen van de arbodienst bij de werkgeefster ligt en spreekt zelfs van een risicoaansprakelijkheid van de werkgeefster.

Als bezwaar van de werkgeefster bij het UWV tot niets leidt, gaat de werkgeefster in beroep bij de rechtbank te Assen. Deze acht het beroep gegrond, omdat het UWV volgens de rechtbank de beslissing op het bezwaarschrift onvoldoende heeft gemotiveerd door te oordelen dat de werkgeefster door het volgen van het (volgens het UWV) onjuiste advies van de arbodienst onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Ook het standpunt dat het externe re-integratietraject te laat is ingezet, is volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd, maar omdat uit de voorhanden gegevens op andere wijze toch blijkt dat het externe re-integratietraject te laat is aangevangen, laat de rechtbank de beslissing om een loonsanctie op te leggen in stand. Nadat in mei 2006 geconcludeerd was dat de werkneemster blijvend beperkt was voor het eigen werk en dat de re-integratie gericht moest worden op werkhervatting in ander werk bij een andere werkgever, is de werkneemster namelijk pas in november 2006 op arbeidstherapeutische basis gedurende drie maal één uur per week gaan werken in de meubelzaak van de partner van de werkgeefster.

Zowel de werkgeefster als het UWV stellen tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep in bij de Centrale Raad van Beroep. Deze stelt het UWV in het gelijk. Uit een passage uit de wetsgeschiedenis uit 2004 van een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet, leidt de Centrale Raad van Beroep af dat de wetgever bedoeld heeft om een werkgever inderdaad ook verantwoordelijk te houden voor de kwaliteit van de adviezen van de arbodienst. Volgens deze passage in de wetsgeschiedenis is het daarbij aan de werkgever om eventueel de arbodienst aansprakelijk te stellen.


Commentaar

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is een verrassende overwinning van het UWV die steeds het standpunt heeft ingenomen dat de werkgever aansprakelijk is voor verkeerde adviezen van de bedrijfsarts of arbodienst, maar die met dat standpunt al vele malen was teruggefloten door een groot aantal rechtbanken. Het is voor werkgevers nu nog meer dan ooit zaak om heel kritisch om te gaan met adviezen van bedrijfsartsen en arbodiensten, want het braaf volgen van die adviezen is mogelijk onvoldoende om een loonsanctie te voorkomen. Tegelijkertijd is dat echter zeer moeilijk, omdat de werkgever in beginsel geen kennis heeft van de medische gegevens van de werknemers. En als dat al anders was, dan ontbreekt het werkgevers doorgaans aan de deskundigheid om het werk van de bedrijfsarts te beoordelen. Aansprakelijk stellen van de arbodienst stuit in de praktijk vaak af op hetzelfde probleem: de werkgever heeft geen kennis van de feiten waarop die aansprakelijkheid zou moeten worden gebaseerd. De werkgever kan weliswaar wijzen op het oordeel van het UWV, maar als de arbodienst de juistheid van dat oordeel betwist, ontstaat een probleem. Dan zou bezwaar of beroep moeten worden ingesteld, maar zelfs als daarbij komt vast te staan dat de bedrijfsarts een fout gemaakt heeft, is de arbodienst aan die uitkomst niet gebonden, omdat de arbodienst geen partij is in de bezwaar- en beroepsprocedure. Om de arbodienst aan de uitkomst van bezwaar of beroep te kunnen binden, is het zaak de arbodienst actief bij deze procedure te betrekken en in bezwaar en beroep alle standpunten in te nemen, die de arbodienst als verweer tegen het standpunt van het UWV naar voren zou willen brengen.