Tussen een werkgever en een werknemer is in geschil of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege op 30 april 2009 is geëindigd dan wel of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan doordat in de arbeidsovereenkomst was bepaald dat de werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou aanbieden als aan twee in de arbeidsovereenkomst geformuleerde voorwaarden zou zijn voldaan. Als over die bepaling tussen partijen een geschil ontstaat, start de werknemer een kort geding en moet het gerechtshof daarover in kort geding oordelen.
Het gerechtshof geeft als zijn voorlopig oordeel dat uit de bepaling in de arbeidsovereenkomst voor de werkgever een voorwaardelijke verplichting voortvloeit om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, maar ook dat een actief handelen van de werkgever vereist is om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te doen ontstaan. Van dergelijk actief handelen is volgens het gerechtshof echter niet gebleken. Uit de wet vloeit voort dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die stilzwijgend is voortgezet tot gevolg heeft dat een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontstaat voor dezelfde duur doch maximaal voor de duur van een jaar en dat pas bij de derde verlenging van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Daarom kan de werknemer volgens het gerechtshof niet worden gevolgd in zijn stelling dat door stilzwijgende verlenging een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
Hoewel het kort geding nu voor de werkgever goed afloopt, is het gevaar nog niet geweken. De redenering van het gerechtshof verder volgend zou de werknemer nu immers kunnen eisen dat de werkgever alsnog actief handelt door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden. De enige vraag is dan nog of is voldaan aan de twee voorwaarden die daarvoor in de arbeidsovereenkomst waren geformuleerd.
In arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd wordt, doorgaans op verzoek van de werkgever, wel vaker iets opgenomen omtrent de verlenging van die arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen duur. Dat is begrijpelijk omdat de werknemer er belang bij heeft tijdig te weten of hij ander werk moet gaan zoeken of niet. Ons advies is om niet meer op te nemen dan de verplichting om daarover tijdig te overleggen. Een toezegging dat de werknemer bij goed functioneren na afloop van de overeengekomen duur voor onbepaalde tijd in dienst kan komen, kan door de rechter worden gezien als een voorwaardelijk recht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zodat de rechter alleen nog hoeft vast te stellen of aan die voorwaarde is voldaan. De werkgever zal echter gedacht hebben dat de vraag of sprake is van goed functioneren alleen aan hem ter beoordeling stond.