Bij een accountants- en belastingadvieskantoor is een accountant in dienst. In zijn arbeidsovereenkomst is een uitgebreid driejarig concurrentiebeding opgenomen, dat in beginsel territoriale werking heeft (binnen een straal van 50 kilometer rond de plaats waar het kantoor is gevestigd) maar dat is uitgebreid met allerlei aanvullende beperkingen.
In 2007 heeft de accountant met het kantoor afspraken gemaakt over de beëindiging van zijn dienstverband, waarbij het concurrentiebeding opnieuw is geformuleerd. De accountant wordt toegestaan om zich te vestigen in de plaats waar ook het kantoor is gevestigd, maar dan alleen in zijn huidige woning. Samenwerking met andere kantoren zal tijdens de looptijd van het concurrentiebeding (ongewijzigd drie jaar) zijn verboden. De accountant mag zich niet bedienen van personeel van het accountantskantoor. Hij mag verder drie jaar lang niet werken voor ondernemingen en personen in de plaats waar het kantoor is gevestigd en tien jaar lang niet voor klanten van het kantoor. Tenslotte mag hij drie jaar lang niet wervend actief zijn in de plaats waar het kantoor is gevestigd. Overtreding van het nieuw geformuleerde concurrentiebeding wordt bedreigd met een boete van 113.500 euro per overtreding en 4.500 euro per dag dat de overtreding voortduurt.
Omdat de accountant vervolgens zijn praktijk niet alleen uitoefent vanuit zijn woonhuis maar ook vanuit een pand dat daar dichtbij gelegen is en omdat de accountant gebruik maakt van de diensten van een ex-werkneemster van het kantoor, schrijft het kantoor de accountant bij brieven van 8 en 22 juli 2008 tot betaling van verbeurde boeten. Een kort geding aangespannen door het kantoor wordt door de accountant gewonnen, maar in hoger beroep alsnog verloren. Daarop verlaat de accountant het pand nabij zijn woonhuis en beëindigt hij de overeenkomst met de ex-werkneemster van het accountantskantoor.
Omdat in het kort geding de gevorderde boetes door het gerechtshof zijn afgewezen, start het accountantskantoor daarvoor een bodemprocedure. Daarin wordt een bedrag van ruim e 6,3 miljoen aan verbeurde boetes gevorderd en daarnaast betaling van de kosten van het door het accountantskantoor ingeschakelde recherchebureau.
De kantonrechter oordeelt in de bodemprocedure dat de strekking van het concurrentiebeding moet worden beoordeeld aan de hand van wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat het gaat om twee professionele partijen, die bij het overeenkomen van het nieuwe concurrentiebeding allebei waren voorzien van juridische bijstand.
De kantonrechter oordeelt dat de beperking die aan de accountant is opgelegd om uitsluitend vanuit zijn woonhuis werkzaam te zijn, tot doel had om te bereiken dat de werknemer maar in beperkte omvang werkzaam zou kunnen zijn in de plaats waar het kantoor is gevestigd. Het verweer van de accountant dat het gelet op zijn gezinssituatie niet goed mogelijk was om vanuit zijn woonhuis zakelijke activiteiten te ontplooien en dat hij niet de vereiste werkomstandigheden kon bieden aan de mensen die voor hem werkten, faalt daarom. Voor de kantonrechter is daarbij nog van belang dat sprake is van een versoepeling van het oorspronkelijke concurrentiebeding (dat concurrentie in de plaats waar het kantoor was gevestigd helemaal niet toeliet) zodat een ruime uitleg van de bepaling niet voor de hand ligt.
Het inhuren van een voormalig werkneemster van het accountantskantoor acht de kantonrechter niet in strijd met het concurrentiebeding, aangezien de werkneemster eerst nog een tijd elders heeft gewerkt, waardoor zij geen “verse” kennis had van de werkprocessen, werkzaamheden en klanten van het kantoor.
Ook het werken voor een bedrijf dat gevestigd is in de plaats waar ook het kantoor gevestigd is, rekent de kantonrechter de accountant niet aan, omdat het bedrijf eerst elders gevestigd is geweest en pas later is verhuisd naar de plaats waar het kantoor was gevestigd.
Het werken voor een ex-cliënt van het kantoor acht de kantonrechter niet bewezen op grond van slechts de enkele stelling dat de lay-out van de rapporten gelijkt op die van het kantoor en dat de accountant had gevraagd om voor deze cliënt te mogen werken.
De kantonrechter ziet wel een overtreding van het concurrentiebeding in het bezoeken van een bijeenkomst van een businessclub en de regio business dagen in de plaats waar het accountantskantoor is gevestigd.
Vanwege het beperkte effect van de overtredingen, matigt de kantonrechter uiteindelijk de gevorderde boete tot 113.500 euro voor het werken buiten het woonhuis, en twee maal 4.500 euro voor de wervende activiteiten in de plaats waar het kantoor is gevestigd. De kosten van het recherchebureau worden toegewezen tot een bedrag van 5.000 euro, als zijnde vergoeding van redelijke kosten tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Het vonnis van de kantonrechter toont aan dat de gedachte dat het met de nakoming van een concurrentiebeding niet zo nauw behoeft te worden genomen, niet terecht is. Een concurrentiebeding moet serieus genomen en nagekomen worden. Wie vindt dat het concurrentiebeding te zwaar drukt, kan daarvan gehele of gedeeltelijke vernietiging of schorsing aan de rechter vragen, maar dient het beding in afwachting van de beslissing van de rechter wel na te leven.