Bij een bedrijf werkt sinds 2006 een meubelstoffeerder die, net als de andere werknemers, door de werkgever verplicht wordt tot het dragen van beschermende kleding en schoenen. In 2008 wordt nieuwe bedrijfskleding gekocht die het personeel zelf heeft gekozen. Die nieuwe kleding wordt op 27 juni 2008 ter beschikking van de werknemers gesteld. Op 7 juli 2008 verschijnt de betreffende meubelstoffeerder op zijn werk zonder de voorgeschreven bedrijfskleding, waarop hij door zijn leidinggevende naar huis wordt gestuurd om deze te gaan aantrekken. De meubelstoffeerder verschijnt echter zonder bericht niet meer op zijn werk. De directeur van het bedrijf belt hem daarop vanuit diens vakantieadres en vraagt hem tevergeefs om de kwestie van de bedrijfskleding met zijn leidinggevende te bespreken. De meubelstoffeerder stuurt daarop een faxbericht waarmee hij zich ziek meldt. Hij laat daarna niets meer van zich horen ondanks telefonische verzoeken om terug te bellen.
Bij brief van 22 juli 2008 schrijft de werkgever de ziekmelding niet te accepteren en stelt hij de werknemer in de gelegenheid om tot 25 juli 2008 contact op te nemen voor een gesprek, bij gebreke waarvan de werkgever aanzegt de arbeidsovereenkomst te zullen beëindigen. Op 24 juli 2008 schrijft de gemachtigde van de werknemer daarop een brief, waarin deze verzoekt om de werknemer alsnog ziek te melden omdat de werknemer volgens zijn huisarts overspannen is. De werkgever bericht echter eerst bij brief van 1 juli 2008 dat hij bij zijn standpunt blijft dat de werknemer ongeoorloofd verzuimt en daarvoor ziekte als dekmantel gebruikt en daarna dat hij de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2008 beëindigt.
Uiteindelijk wordt de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontbonden per 1 november 2008. De werknemer vordert loon tot die datum. Inmiddels is hij dan door de huisarts verwezen naar een psycholoog voor een kortdurende behandeling.
Het verweer van de werkgever dat de werknemer bij zijn loonvordering een deskundigenoordeel van het UWV had moeten overleggen, wordt door de kantonrechter verworpen met het argument dat de werkgever heeft nagelaten het oordeel van de bedrijfsarts te vragen, waardoor ook niet van de werknemer kan worden verwacht een “second opinion” te vragen. Maar de loonvordering wordt door de kantonrechter afgewezen, omdat de werknemer volgens de kantonrechter toch minstens wel een verklaring van een arts had kunnen overleggen. De door de werknemer in het geding gebrachte uitdraai van zijn status van de huisarts en verklaring van de behandelend psycholoog tonen volgens de kantonrechter niet aan dat de werknemer wegens ziekte niet in staat was om te werken. De werkgever had volgens de kantonrechter toch minstens een aanwijzing moeten hebben dat er iets meer aan de hand was dan een reactie van de werknemer op de opdracht om bedrijfskleding aan te trekken. Uit het feit dat de werknemer zich onbereikbaar heeft gehouden, leidt de kantonrechter af dat hij niet de bereidheid had om de bedongen werkzaamheden te verrichten. En dan bestaat bij gebreke van ziekte geen recht op loon.
De werkgever in deze kwestie wordt door de kantonrechter gered, waarschijnlijk omdat het gedrag van de werknemer zo duidelijk onredelijk was. Maar de gedragingen van de werkgever waren desalniettemin onverstandig. Het niet ziekmelden van een werknemer betekent doorgaans tenminste dat twijfel omtrent de vraag of de werknemer arbeidsongeschikt was door ziekte voor rekening van de werkgever komt. En met de behandeling door een psycholoog zou toch gesteld kunnen worden dat er tenminste een aanleiding was om te kunnen denken dat de werknemer door ziekte arbeidsongeschikt was. En ook de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2008 was niet in de haak.