Gevolgen van wijziging fiscale wetgeving voor onkostenvergoeding

Gevolgen van wijziging fiscale wetgeving voor onkostenvergoeding
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 185
Vindplaats: Kantonrechter Enschede 27 juli 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BN2894
Uitspraak

Een werknemer is van 1989 tot 2009 als administrateur werkzaam geweest bij een bedrijf dat werkzaam was in zijn eigen woonplaats. In 2004 is het bedrijf verhuisd, waardoor de werknemer voortaan dagelijks 35 kilometer heen en terug moest rijden. Volgens het arbeidsvoorwaardenreglement van het bedrijf vergoedde de werkgever daarvoor “de reiskosten voor woon/werkverkeer op basis van de vrijgestelde reiskostenvergoedingen volgens de handleidingen loonbelasting en premieheffing”. Dat komt neer op vergoeding volgens het reiskostenforfait woon/werkverkeer. Op 1 januari 2004 wijzigt de fiscale wetgeving en vanaf die datum mag de werkgever fiscaal onbelast e 0,19 per kilometer betalen. De werkgever is echter bedragen blijven betalen die nagenoeg overeenkomen met het voorheen geldende reiskostenforfait woon/werkverkeer. Na het einde van zijn arbeidsovereenkomst vordert de werknemer het verschil, neerkomend op een bedrag van ruim e 7.000 met een aantal nevenvorderingen (wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten).

De werkgever wijst op een in 2006 tot stand gekomen wijziging van de arbeidsvoorwaardenregeling, maar bij gebreke van een eenzijdig wijzigingsbeding en bij gebreke van instemming van de werknemer, is de werknemer daar volgens de kantonrechter niet aan gebonden. De werkgever stelt eveneens dat de werknemer zijn recht heeft verwerkt om nog nabetaling van onkostenvergoeding te vragen, omdat hij uit hoofde van zijn functie steeds nauw bij de gang van zaken over de salarissen en onkostenvergoedingen betrokken was geweest en nooit eerder had gereclameerd, maar de kantonrechter wijst er op dat voor een beroep op rechtsverwerking meer vereist is dan dat enkel tijd is verstreken of dat de werknemer heeft stilgezeten.

De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsvoorwaardenregeling geen bedragen noemt, maar een koppeling legt met de fiscaal vrijgestelde vergoeding. De fiscale wetgeving is dan wel op 1 januari 2004 gewijzigd, maar de kantonrechter is van mening dat de wetgeving van vóór 2004 ook na 2004 voor zowel werkgevers als werknemers redelijk is gebleven. De verruimde mogelijkheid om een belastingvrije vergoeding voor woon/werkverkeer te betalen betekent dat de werkgever niet meer mag betalen dan e 0,19 per kilometer, maar wel minder. De kantonrechter ziet niet in waarom de werkgever meer zou moeten gaan betalen, alleen omdat het mogelijk is om belastingvrij meer te betalen. De vordering van de werknemer wordt daarom afgewezen.

De werkgever had ook nog betwist dat de wettelijke verhoging verschuldigd zou zijn ten aanzien van onkostenvergoedingen (ons inziens terecht) en had gesteld dat een deel van de vordering verjaard zou zijn, maar aan deze verweren komt de kantonrechter niet meer toe.


Commentaar

Deze zaak had voor de werkgever ook heel anders kunnen aflopen. De kantonrechter legt de verwijzing in de arbeidsvoorwaardenregeling naar de fiscale wetgeving uit als een verwijzing naar de op dat moment geldende wetgeving, derhalve als een “statische” verwijzing. Maar de kantonrechter had even goed kunnen oordelen dat de verwijzing meer “dynamisch” was en dat werkgever en werknemer zich op voorhand zouden hebben vastgelegd op hetgeen op enig moment zou hebben te gelden als hetgeen maximaal fiscaal vergoed zou kunnen worden. Een aanwijzing in de ene dan wel in de andere richting ontbrak in de betreffende bepaling. Het verdient aanbeveling om in arbeidsvoorwaardenregelingen juist wel duidelijk te maken of een verwijzing naar de fiscale wetgeving (voor de omvang van een onkostenvergoeding) bedoeld is als een verwijzing naar de op dat moment geldende wetgeving dan wel naar de op enig moment geldende wetgeving. Vragen als deze zullen binnenkort vaker opkomen, als op 1 januari 2011 het nieuwe fiscale regime voor onkostenvergoedingen en verstrekkingen van werkgevers aan werknemers in werking treedt (hoewel werkgevers er nog tot 1 januari 2014 voor kunnen kiezen om het oude fiscale regime te hanteren).