Niet strooien leidt tot aansprakelijkheid van werkgever

Niet strooien leidt tot aansprakelijkheid van werkgever
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 182
Vindplaats: Kantonrechter Middelburg 21 december 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BM4389
Uitspraak

Bij een bedrijf in het havengebied van (kennelijk) Vlissingen worden op 6 en 7 februari 2007 door een uitzendkracht loswerkzaamheden verricht in het ruim van een schip. Het schip is afgemeerd aan de kade van het terrein van het bedrijf. Als de uitzendkracht na het einde van de werkzaamheden met een bedrijfsbus wordt afgezet bij de kantine van het bedrijf, komt hij door gladheid ten val op het zebrapad dat naar de ingang van de kantine leidt. De gladheid was ontstaan door sneeuwval en nachtvorst. De uitzendkracht stelt ten gevolge van de val letsel te hebben opgelopen en vordert schadevergoeding. Die vordering wordt met name gebaseerd op de wets-bepaling die de werkgever verplicht om te zorgen voor veilige werkomstandigheden.

Als de kantonrechter over die schadevergoedings-vordering moet oordelen, stelt hij allereerst het wettelijke toetsingskader voorop. Op grond daarvan moet de werkgever de werkplaats zo inrichten en zodanige maatregelen treffen en aanwijzingen verstrekken als redelijkerwijs nodig is ter voorkoming van schade. Die verplichting geldt zowel ten opzichte van werknemers als ten opzichte van andere arbeidskrachten, zoals uitzendkrachten. Als de werknemer stelt en zo nodig bewijst dat hij schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, rust op de werkgever de last te bewijzen dat hij aantoont dat hij deze verplichtingen is nagekomen of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Nu niet in geschil is dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, moet de kantonrechter beoordelen of de werkgever alle redelijkerwijs noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van die schade heeft getroffen. Daaronder vallen volgens de kantonrechter ook maatregelen ter bestrijding van gladheid van het bedrijfsterrein waar werknemers zich in verband met hun werkzaamheden kunnen bevinden.

Het verweer van het bedrijf dat het lopen op straat een alledaagse bezigheid is en dat gladheid door vorst en sneeuwval een alledaags gevaar is, wordt door de kantonrechter verworpen omdat de jurisprudentie van de Hoge Raad over alledaagse gevaren slechts zou zien op het bestaan van een waarschuwingsplicht voor de werkgever. De jurisprudentie betekent niet ook dat de werkgever niet binnen redelijke grenzen aan gladheidsbestrijding zou hoeven te doen. Gelet op het feit dat de werkgever een werkinstructie met de titel “procedure gladheidsbestrijding” hanteert, heeft de werkgever zich die verplichting ook gerealiseerd. De instructie houdt in dat preventief strooien gebeurt door het havenbedrijf, dat de bewakingsdienst er op toeziet dat dat ook gebeurt en het zo nodig zelf doet met behulp van een handstrooiwagentje. Het voetpad tot aan de kantine dient volgens de instructie vóór 6.45 uur te zijn gestrooid. In het onderhavige geval is om 5.45 uur op het terrein gestrooid. Volgens de kantonrechter is dat echter onvoldoende om de werkgever te vrijwaren van de verplichting tot vergoeding van de geleden schade. Blijkens de instructie had de bewakingsdienst zo nodig met het handstrooiwagentje het voetpad naar de kantine moeten strooien. Omdat dat niet gebeurd was, is de werkgever aansprakelijk voor de door de uitzendkracht geleden schade.


Commentaar

De aansprakelijkheid van werkgevers voor schade die werknemers lijden als gevolg van onveilige werkomstandigheden gaat bijzonder ver. Het is voor werkgevers dan ook zaak om zorg te dragen voor een behoorlijke verzeke-ring van dit risico middels een aansprakelijkheidsverzekering en een ongevallenverzekering. Vanzelfsprekend is voorkomen ook in dit geval beter dan genezen. Het creëren van veilige werkomstandigheden dient dan ook de eerste zorg van de werkgever te zijn. Toch lijkt het er op dat de werkgever in dit geval enigszins is afgerekend op zijn eigen werkinstructie die juist met het oog op de veiligheid van de werkomstandigheden was opgesteld. Natuurlijk dient de werkgever de eigen instructie dan ook na te leven, maar als de werkgever niet in zijn eigen instructie had bepaald dat de bewakingsdienst zo nodig zelf had moeten bijstrooien, had de kantonrechter wellicht genoegen genomen met het feit dat kort tevoren nog gestrooid was. Van gladheidsbestrijding kan immers ook geen absolute bescherming tegen gladheid worden verwacht.