Ontbinding arbeidsovereenkomst van arbeidsongeschikte werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst van arbeidsongeschikte werknemer
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 186
Vindplaats: Kantonrechter Dordrecht 7 september 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BN9749
Uitspraak

Bij een bank is sinds 2 juni 1997 een 37-jarige werknemer in dienst in de functie van beleggingsspecialist. Het functioneren van de werknemer is door de jaren heen op verschillende oordelen beoordeeld als redelijk, goed, zeer goed en zelfs uitmuntend. Aan hem zijn daarop gebaseerde percentages aan variabel inkomen toegekend.

Van september 2008 tot maart 2009 is de werknemer arbeidsongeschikt geweest en ook vanaf 10 september 2009 is de werknemer arbeidsongeschikt (vanwege een depressie). In het kader van de re-integratie vindt op 29 oktober 2009 een gesprek met de werknemer plaats. Deze geeft in het gesprek aan zich een stuk beter te voelen en wil afspraken maken over de opbouw van zijn werkzaamheden. Zijn leidinggevende geeft echter aan hem niet meer in zijn eigen functie te willen re-integreren, gelet op (toekomstige) ontwikkelingen in zijn functie, de historie in het dossier van de werknemer, de onvoldoende ontwikkelingen in zijn klantenportefeuille en de initiatieven die de werknemer in het verleden heeft genomen. De werknemer geeft in het gesprek aan dat deze kritiek voor hem als een verrassing komt. De bedrijfsarts ziet geen medische belemmeringen voor re-integratie in de eigen functie van beleggingsspecialist. Mediation komt niet van de grond, hoewel partijen wel geprobeerd hebben daarover afspraken te maken. Daarop dient de bank een verzoekschrift in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

In het verzoekschrift stelt de bank dat zij de werknemer er reeds meerdere malen op gewezen heeft dat men ontevreden is over diens functioneren. Ook wordt een aantal voorvallen genoemd waardoor volgens de bank een vertrouwensbreuk zou zijn ontstaan. De werknemer stelt dat deze voorvallen door de bank enorm opgeblazen worden.

De kantonrechter maakt korte metten met het door de bank gestelde disfunctioneren. Daarvan blijkt volgens de kantonrechter niets. Als de werknemer onvoldoende zou hebben gefunctioneerd, had het volgens de kantonrechter op de weg van de bank gelegen om dat in de verslagen van de functioneringsgesprekken tot uitdrukking te brengen, maar de beoordelingen waren steeds positief, waaraan niet afdoet dat op enige onderdelen wel eens een minder positieve beoordeling heeft plaatsgevonden. Er zijn geen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan. Ook is er geen verbetertraject voorgesteld, met verbeterpunten en evaluatiemomenten. Consequenties bij gebrek aan verbetering zijn niet in het vooruitzicht gesteld. Een reële kans op verbetering is de werknemer niet geboden. Middelen om die verbetering te bereiken, zoals begeleiding, coaching of cursussen zijn niet aangeboden, terwijl die binnen de bank voor disfunctionerende werknemers juist wel structureel beschikbaar zijn. Ook de door de bank gestelde incidenten acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. In elk geval is er volgens de kantonrechter onvoldoende gebeurd om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en daarmee tevens de wettelijke re-integratieverplichtingen van de bank illusoir te maken.

De kantonrechter stelt daarom niet anders te kunnen dan te concluderen dat het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van de werknemer. In feite is er volgens de kantonrechter een geschil over de re-integratie en voor zover dat heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding of een vertrouwensbreuk houden deze rechtstreeks verband met de arbeidsongeschiktheid. De bank had volgens de kantonrechter niet moeten grijpen naar het meest verstrekkende middel van het indienen van een ontbindingsverzoek, maar had moeten zorgen voor een open gesprek zonder voorwaarden vooraf, zo nodig door tussenkomst van de bedrijfsarts of een mediator.

Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgeweken.


Commentaar

Door de gang van zaken laadt de bank de verdenking op zich te hebben willen proberen om middels het creëren van een verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst te doen ontbinden. Zou dat gebeurd zijn, dan zou de bank relatief goed af zijn geweest met een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zelfs als daarbij aan de werknemer een (hoge) ontslagvergoeding zou zijn toegekend. De bank had nog een verplichting tot loondoorbetaling tijdens ziekte tot september 2011 en liep daarbij het risico dat die verplichting nog door het UWV zou worden verlengd tot september 2012 indien te weinig re-integratie-inspanningen (waarvoor de bank kennelijk niets voelde) zouden zijn gepleegd. Een eventueel aansluitende toekenning van een WGA-uitkering aan de werknemer zou de kosten van de bank vervolgens nog zeer fors hebben verhoogd. Door het einde van de arbeidsovereenkomst te forceren, zou de bank zich van deze kosten hebben kunnen bevrijden en dat was een flinke ontslagvergoeding waard geweest. Als dat inderdaad de opzet was, dan trapt de kantonrechter daar niet in. Ondanks de verstoorde arbeidsverhouding wordt het ontbindingsverzoek afgewezen.