Een werkneemster die langer dan 104 weken ziek was, kon geen loon tijdens ziekte claimen enkel door zich bij de werkgever hersteld te melden.
Een marketingmanager van een bank was op 4 november 2009 ziek uitgevallen als gevolg van een auto-ongeval. Met ingang van november 2011 was aan haar een WGA-uitkering toegekend wegens volledige arbeidsongeschiktheid. Haar functie werd vanaf september 2010 tijdelijk ingevuld door een derde, die in september 2011 definitief was benoemd in de functie van de werkneemster. Op 10 april 2012 voert het UWV een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster uit. De verzekeringsarts van het UWV concludeert dan in zijn rapportage dat de werkneemster geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft als gevolg van ziekte, omdat sprake is van sterk wisselende arbeidsmogelijkheden. Bij brief van 14 juni 2012 deelt de bank mede dat de werkneemster met ingang van 1 juli 2012 is vrijgesteld van werkzaamheden. De werkneemster is het daarmee niet eens en stelt dat haar herstelproces voorspoedig verloopt en dat zij op korte termijn weer haar eigen functie denkt te kunnen uitoefenen. Zij stelt zich beschikbaar voor het verrichten van werkzaamheden voor 28 uur per week. Zij was in dienst voor 32 uur per week. Het komt tot een kort geding bij de kantonrechter, waarbij de werkneemster toelating tot haar werk en loondoorbetaling vordert.
De kantonrechter wijst de vorderingen echter af. Volgens de kantonrechter is het niet aan de werkneemster zelf om te concluderen dat zij medisch in staat is om 28 uur per week haar eigen werkzaamheden te verrichten. Daarvoor is een medische of arbeidsdeskundige beoordeling vereist. Uit de meest recente rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het UWV blijkt dat de werkneemster vanwege medische beperkingen ongeschikt is voor haar werk. De vorderingen van de werkneemster worden afgewezen.
Het vonnis van de kantonrechter is van belang omdat het aantoont dat zieke werknemers niet zelf zo maar kunnen besluiten dat zij hersteld zijn. Werknemers kunnen daarbij belang hebben, met name als zij al langer dan 104 weken ziek zijn. De werkgever heeft dan geen loondoorbetalingsverplichting meer, maar zodra de werknemer passende arbeid kan doen moet de werkgever de werknemer daartoe in staat stellen en de loonwaarde van de passende arbeid vergoeden. Zodra de werknemer vier weken lang zijn werk in volle omvang heeft kunnen doen, zou bij een nieuwe uitval wegens ziekte zelfs een nieuwe loondoorbetalingsverplichting gedurende 104 weken ontstaan. Werkgevers hebben er dan alle belang bij dat de bedrijfsarts eerst vaststelt of de werknemer inderdaad wel (volledig) arbeidsgeschikt is. Het vonnis van de kantonrechter biedt een goede basis om de hersteldmelding van de werknemer in dergelijke gevallen te kunnen betwisten.