Tijdelijke verlaging van salaris wegens niet kunnen uitoefenen van functie?

Tijdelijke verlaging van salaris wegens niet kunnen uitoefenen van functie?
Datum: 13-10-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 231
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 12 juni 2013, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2717
Uitspraak

Een werknemer verzette zich met succes tegen de tijdelijke verlaging van zijn salaris, die de werkgever eenzijdig had doorgevoerd vanwege het feit dat de werknemer tijdelijk niet in staat was een deel van zijn functie uit te oefenen.
De betreffende werknemer was op 1 maart 2012 voor de duur van twaalf maanden in dienst getreden als eerste monteur met de bevoegdheid voor het uitvoeren van APK-keuringen aan personenauto’s. Bij aanvang van de arbeidsovereenkomst was de werknemer in het bezit van de bevoegdheid om APK-keuringen uit te voeren. De daartoe benodigde bevoegdheidspas “Keurmeester Periodieke Keuring Lichte Voertuigen” was geldig tot 9 juli 2012. Voor verlenging met de duur van twee jaar dient met succes een examen te worden afgelegd. De werknemer had op 9 mei 2012 en 10 juli 2012 examen gedaan, maar was beide keren gezakt. De herkansing op 13 september 2012 was buiten schuld van de werknemer niet doorgegaan. Bij brief van 29 september 2012 deelt de werkgever dan mede dat de arbeidsovereenkomst na 28 februari 2013 niet zou worden verlengd en dat het salaris van de werknemer zou worden verlaagd van € 2.800 naar € 2.100 bruto per maand. Dat leidde uiteindelijk tot een procedure bij de kantonrechter waarbij de werknemer betaling van het verschil in loon vorderde.
De kantonrechter stelde vast dat de werknemer niet had ingestemd met de verlaging van zijn loon. De kantonrechter wees er verder op dat loon een primaire arbeidsvoorwaarde is en dat de werkgever zeer terughoudend moet zijn met eenzijdige verlaging van het loon omdat de werknemer voor zijn levensonderhoud afhankelijk is van zijn inkomsten uit arbeid. Voor de verlaging van het loon had de werkgever een beroep gedaan op een beding in de arbeidsovereenkomst waarbij de werkgever zich de bevoegdheid tot eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst had voorbehouden. De kantonrechter is echter van mening dat op dit beding geen beroep kan worden gedaan voor de verlaging van het loon. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad brengt goed werknemerschap echter met zich mee dat van een werknemer onder omstandigheden kan worden verlangd in te stemmen met een redelijk voorstel tot wijziging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter laat in het midden of deze jurisprudentie ook geldt voor een verlaging van het loon. De terughoudendheid die daarbij zou passen zou in elk geval met zich meebrengen dat voor de verlaging van het loon een strengere maatstaf geldt. Vereist zou zijn dat ongewijzigde loonbetaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter zoekt aansluiting bij de wettelijke bepaling die de verdeling tussen de werkgever en de werknemer regelt van het risico ter zake van het niet kunnen werken en bij de wettelijke bepaling inzake de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade van de werkgever. De kantonrechter wijst er op dat de werkgever wist of kon weten dat de bevoegdheid tot het verrichten van APK-keuringen op 9 juli 2012 zou verlopen. Door toch een arbeidsovereenkomst te sluiten heeft de werkgever het risico genomen dat de werknemer niet tijdig voor het vereiste examen zou slagen. Dat men normaliter voor dit examen probleemloos slaagt, maakt de zaak voor de kantonrechter niet anders. Ook speelde nog een rol dat de werkgever onvoldoende had weersproken dat het verrichten van APK-keuringen maar een klein deel van de werkzaamheden van de werknemer uitmaakte. De kantonrechter wijst de loonvordering van de werknemer daarom toe.


Commentaar

Rechterlijke uitspraken over de bevoegdheid tot eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst hebben onze bijzondere belangstelling met het oog op de aanstaande (vooralsnog echter tot 1 januari 2015 uitgestelde) invoering van de fiscale werkkostenregeling, die het in veel gevallen noodzakelijk zal maken bestaande arbeidsvoorwaarden te wijzigen in verband met een gewijzigde regeling over de belastbaarheid van onkostenvergoedingen en verstrekkingen.
Als in de arbeidsovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, geeft dat de werkgever de bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen, maar alleen als sprake is van zodanig zwaarwichtige omstandigheden dat het belang van de werknemer daarvoor moet wijken. De kantonrechter acht deze bevoegdheid niet van toepassing op het loon, omdat dat een primaire arbeidsvoorwaarde is. Toegegeven kan worden dat grote terughoudendheid past met eenzijdige wijziging van het loon omdat het een primaire arbeidsvoorwaarde is. De kantonrechter geeft echter geen onderbouwing van zijn oordeel dat een eenzijdig wijzigingsbeding nooit kan leiden tot eenzijdige wijziging van het loon. Waar de kantonrechter stelt dat de wettelijke bepaling op het eerste gezicht ook daarvoor lijkt te zijn geschreven, zou een dergelijke onderbouwing juist op zijn plaats zijn geweest.
Wellicht had de werkgever zich in dit geval kunnen bedienen van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst ter zake van het vervallen van de bevoegdheid om als APK-keurmeester te fungeren. Indien het wegvallen van die bevoegdheid niet in de weg zou hebben gestaan aan het zinvol voortzetten van de arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld omdat de werknemer ook nog vele andere werkzaamheden pleegde te verrichten die hij nog kon blijven doen na het wegvallen van zijn bevoegdheid als APK-keurmeester), zou ook deze ontbindende voorwaarde de werkgever echter niet hebben geholpen.