Volledige of gedeeltelijke loonstop bij weigering passende arbeid te verrichten?

Volledige of gedeeltelijke loonstop bij weigering passende arbeid te verrichten?
Datum: 13-01-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 220
Vindplaats: Kantonrechter Enschede 25 september 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BX8766
Uitspraak

Als een arbeidsongeschikte werknemer in staat is om passende arbeid te doen voor een deel van de werktijd maar weigert die werkzaamheden te verrichten, mag de werkgever de loondoorbetaling tijdens ziekte dan in zijn geheel stopzetten of alleen voor het deel waarvoor de werknemer had kunnen werken?
Om deze vraag ging het toen een medewerkster huishouding in dienst van een zorgcentrum zich op 6 februari 2012 ziek meldde en door de bedrijfsarts wel ziek werd geacht, maar ook geschikt voor haar eigen werk gedurende een deel van de werktijd (twee tot drie uur per werkdag, in drie tot vier weken uit te bouwen tot een volledige werkhervatting) en onder aangepaste omstandigheden (weinig tot geen contact met de bewoners). De werkneemster meende echter dat de bedrijfsarts mondeling maximaal één tot twee uur had geadviseerd en vroeg een deskundigenoordeel aan het UWV. De verzekeringsarts van het UWV is echter ook van mening dat de werkneemster kan beginnen met twee tot drie uur per dag werken. Na een gesprek met de werkgever hervat de werkneemster dan haar arbeid voor twee tot drie uur per dag, maar na een week te hebben gewerkt verschijnt zij eerst een dag niet op haar werk, omdat zij zich zou hebben verslapen als gevolg van het gebruik van zware medicijnen, en vertrekt zij de volgende dag van haar werk zonder zich af te melden, als zij merkt dat een collega voor haar werk is ingezet. Twee dagen later, op 26 april 2012, vindt dan een gesprek met de werknemer plaats. Over de inhoud van dat gesprek zijn partijen het niet eens. In elk geval stuurt de werkgever de werkneemster direct na het gesprek een brief waarin staat dat het loon stopgezet wordt omdat de werkneemster niet meewerkt aan de re-integratie. Pas op 21 juni 2012 reageert de werkneemster daarop, middels een brief van haar rechtsbijstandsverzekeraar. Zij stelt dan dat zij zich in het gesprek van 26 april 2012 weer volledig arbeidsongeschikt heeft gemeld. Uit een door de werkneemster dan aangevraagd deskundigenoordeel blijkt dat het UWV van mening is dat de werkneemster niet voldoende wordt begeleid en behandeld en dat het zorgcentrum de bedrijfsarts opnieuw om advies had moeten vragen om de medische situatie en de belastbaarheid in beeld te brengen.
Als de werkneemster een vordering tot doorbetaling van het loon vanaf 26 april 2012 instelt, blijkt de kantonrechter allereerst van mening te zijn dat de werkgever slechts mag weigeren het loon te betalen gedurende drie uur per dag. Vervolgens oordeelt de kantonrechter dat niet duidelijk is of de werkneemster zich op 26 april 2012 volledig ziek heeft gemeld maar dat de werkneemster na de brief van de werkgever van 26 april 2012 in elk geval niet wekenlang had mogen stilzitten en afwachten. Maar omdat de werkgever na ontvangst van de brief van de rechtsbijstandsverzekeraar van de werkneemster op 27 juni 2012 de bedrijfsarts had moeten inschakelen, heeft de werkneemster volgens de kantonrechter vanaf die datum wel recht op loon. Het loon dat geweigerd mocht worden is aldus loon gedurende drie uur per dag over de periode van 26 april 2012 tot 27 juni 2012.


Commentaar

Er zijn nu tenminste vier rechterlijke uitspraken waarin wordt geoordeeld dat bij een weigering om passende arbeid te verrichten slechts loon geweigerd mag worden voor het deel waarop de passende arbeid betrekking zou hebben. Eerst kwam het gerechtshof Amsterdam in 2005 tot dat oordeel met de motivering dat de wetsgeschiedenis geen aanleiding geeft voor het tegendeel en dat dit redelijkerwijs moet worden aangenomen. De kantonrechter Utrecht en de kantonrechter Breda sloten zich in 2009 met zoveel woorden bij het arrest van het hof Amsterdam aan. De kantonrechter Enschede meent in het bovenbedoelde vonnis dezelfde conclusie uit de tekst van de wet te kunnen trekken. Drie van de vier genoemde uitspraken zijn gebaseerd op de stelling van het hof Amsterdam dat de wetsgeschiedenis over dit onderwerp zwijgt. Deze stelling is echter niet juist. Uit de Memorie van Toelichting van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (WULBZ) blijkt dat in beginsel gehele weigering van het loon dient plaats te vinden en dat werknemers tegen onbillijke uitkomsten worden beschermd doordat de werkgever niet het gehele loon mag weigeren als dat “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” zou zijn. De rechter kan daardoor wel tot de conclusie komen dat volledige loonweigering onaanvaardbaar is, maar de lat ligt daarvoor veel hoger dan de rechters in bovengenoemde uitspraken aannemen. “Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” is namelijk een norm die verder gaat dan alleen onredelijk of alleen onbillijk. Werkgevers kunnen wat ons betreft dus in beginsel wel degelijk weigeren het gehele loon te betalen als werknemers weigeren passende arbeid te verrichten.