Hoewel de werkgever ontkende de arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid te hebben opgezegd, mocht de werknemer er van uitgaan dat dat wel gebeurd was. Dat betekende dat de werkgever niet alleen de transitievergoeding moest betalen, maar ook de wettelijke schadeloosstelling en een billijke vergoeding.
Bij een laboratorium werkt een medewerkster die sinds 7 januari 2014 ziek is. Als aan haar per 5 januari 2016 een WIA-uitkering wordt toegekend, organiseert de werkgever een bijeenkomst met collega’s om afscheid te nemen. Bij die bijeenkomst overhandigt een medewerkster van de afdeling personeelszaken een brief aan de werkneemster, waarin zij bedankt wordt voor haar inzet en waarin wordt medegedeeld dat tot betaling van vakantietoeslag en vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen zal worden overgegaan. Boven de brief staat “betreft: einde dienstverband”. Op de salarisspecificatie waarop de afrekening van vakantietoeslag en vakantiedagen wordt berekend, is vermeld: “datum uit dienst 04-01-2016”. De werkneemster stelt vervolgens dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd en vordert behalve de transitievergoeding een wettelijke schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de wettelijke opzegtermijn en een billijke vergoeding wegens opzegging zonder toestemming van het UWV of instemming van de werkneemster. De werkgever stelt dat het niet de bedoeling was om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. De kantonrechter is van dit verweer echter niet onder de indruk en oordeelt dat is opgezegd. Dat betekent op de eerste plaats dat de transitievergoeding verschuldigd is. Daarnaast is de werkgever de wettelijke schadeloosstelling verschuldigd omdat de wettelijke opzegtermijn niet in acht is genomen. Die schadeloosstelling bedraagt het loon over de normaliter geldende opzegtermijn. Het verweer van de werkgever dat de werknemer over die opzegtermijn geen recht op loon zou hebben gehad, wordt verworpen met een beroep op een arrest van de Hoge Raad: het gaat om een forfaitair berekende schadevergoeding die los staat van de werkelijk geleden schade. Tenslotte is de werkgever nog een billijke vergoeding verschuldigd, wegens het opzeggen van de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van het UWV en zonder instemming van de werkneemster. Omdat vaststaat dat de toestemming van het UWV desgevraagd wel zou zijn verleend, stelt de kantonrechter deze vergoeding vast op een bedrag van € 250 netto.
In 2015 heeft de Hoge Raad twee arresten gewezen (HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3305 (Dakteam Dakbeheer) en HR 20 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3333 (stichting R.K. Schoolbestuur)) waaruit blijkt dat werknemers zeer snel mogen aannemen dat een werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Een onverhoedse opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever heeft als gevolg dat niet alleen de transitievergoeding verschuldigd wordt, maar ook de wettelijke schadeloosstelling en een billijke vergoeding. Werkgevers die willen vermijden dat zij deze vergoedingen verschuldigd worden, dienen zorgvuldig te bewaken dat hun uitlatingen en gedragingen niet kunnen worden uitgelegd als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Als bijvoorbeeld vervroegd wordt overgegaan tot uitbetaling van vakantietoeslag en vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen, doen werkgevers er verstandig aan daarbij duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de arbeidsovereenkomst niet geacht kan worden daarmee te zijn opgezegd.