Een zieke werknemer bleek met een bedrijf te zijn ingeschreven in het handelsregister. Omdat de werkgever niet kon bewijzen dat met dat bedrijf ook daadwerkelijk inkomsten waren gegenereerd, mocht de werkgever de betaling van het loon niet opschorten.
Bij een uitzendbureau waren vooral Poolse werknemers in dienst. Eén van hen had zich in november 2016 ziek gemeld. Hij was nadien volledig arbeidsongeschikt gebleven. In mei 2017 deelt het uitzendbureau mede dat zij de verplichting tot doorbetaling van het loon tijdens ziekte opschort omdat de werknemer tijdens ziekte andere zakelijke activiteiten aan het opstarten zou zijn. Zo lang de werknemer geen documenten overlegt met betrekking tot de verdiensten van de werknemer, zegt de werkgever de betaling van het loon tijdens ziekte niet te zullen hervatten. De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij geen verdiensten elders heeft en dat hij de gevraagde documenten dus niet kan overleggen. Omdat het uitzendbureau het loon niet betaalt, vordert de werknemer in kort geding bij wijze van voorlopige voorziening de betaling van het loon.
De kantonrechter wijst deze vordering af. Volgens de kantonrechter hoeft de werkgever geen genoegen te nemen met informatie waarvan hij in redelijkheid mag vermoeden dat deze onvoldoende is. Totdat informatie wordt gegeven die in redelijkheid voldoende kan worden geacht, mag de werkgever het recht tot opschorting van het loon blijven uitoefenen.
In hoger beroep komt het gerechtshof echter tot een ander oordeel. De werkgever stelt dat zij gerechtigd is om de betaling van het loon op te schorten omdat de werknemer weigerachtig blijft om de inlichtingen te verstrekken die de werkgever nodig heeft om het recht op loon vast te stellen. Het verstrekken van informatie over de verdiensten van de werknemer is volgens de werkgever noodzakelijk omdat deze verdiensten door de werkgever in mindering mogen worden gebracht op het tijdens ziekte door te betalen loon. De inschrijving van een bedrijf op naam van de werknemer bij de Poolse Kamer van Koophandel toon volgens de werkgever aan dat de werknemer inkomsten genereert. De werknemer wijst er op dat nevenwerkzaamheden niet contractueel verboden zijn en dat de toepasselijke CAO nevenwerkzaamheden alleen verbiedt als deze redelijkerwijs in strijd zijn met enig belang van de werkgever. Volgens hem heeft het bedrijf geen inkomsten voor hem gegenereerd. Het voorlopige oordeel van het gerechtshof in kort geding luidt dat de werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer tijdens ziekte inkomsten heeft genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij de overeengekomen werkzaamheden had kunnen verrichten, als hij niet ziek was geweest. De werkgever heeft volgens het hof met name niet aannemelijk gemaakt dat eventuele inkomsten uit het Poolse bedrijf niet ook zouden zijn gegenereerd als de werknemer niet ziek zou zijn geweest. Als dat laatste het geval is, is sprake van inkomsten uit nevenwerkzaamheden die de werkgever tijdens ziekte niet op het loon in mindering zou mogen brengen. Weliswaar heeft de werkgever het recht om de loondoorbetaling op te schorten als de werknemer zich niet houdt aan schriftelijk gegeven redelijke voorschriften die de werkgever nodig heeft om het recht op loon vast te stellen, maar de gegeven voorschriften zijn volgens het hof niet redelijk omdat de werkgever onvoldoende concrete aanwijzingen heeft dat de werknemer überhaupt gelden heeft ontvangen.
Dat de inschrijving in het handelsregister van een bedrijf van de werknemer bij de werkgever argwaan wekt, is begrijpelijk. Maar om de loondoorbetaling tijdens ziekte te kunnen opschorten, moeten er ook aanwijzingen zijn dat inkomsten zijn genoten, zeker als het hebben van nevenwerkzaamheden niet zonder meer is verboden.