Een werkgever die zijn werknemers had geïntimideerd om hen er van te weerhouden het hen toekomende stakingsrecht uit te oefenen, handelde ernstig verwijtbaar en moest daarom een hoge billijke vergoeding aan een aantal werknemers die zelf ontbinding van de arbeidsovereenkomst hadden verzocht.
Vliegmaatschappij Ryanair had in Nederland een conflict met zijn piloten over de arbeidsvoorwaarden. CAO-onderhandelingen waren vastgelopen en op 10 augustus 2018 was er een dag gestaakt, nadat Ryanair tevergeefs geprobeerd had die staking in een kort geding te laten verbieden. Op 14 en 25 september 2018 schrijft Ryanair aan de vakbond van de piloten dat nieuwe werkonderbrekingen zullen leiden tot maatregelen waardoor op Eindhoven gestationeerde vliegtuigen elders zullen worden gestationeerd, hetgeen zou leiden tot het verlies van banen in Eindhoven. Nadat op 28 september 2018 een tweede stakingsdag heeft plaatsgevonden kondigt Ryanair op 1 oktober 2018 aan dat het zijn basis in Eindhoven per 5 november 2018 om bedrijfseconomische redenen sluit. Aan de piloten wordt medegedeeld dat zij, op basis van een bepaling in de arbeidsovereenkomst, zullen worden overgeplaatst naar bases in Zuid Italië, op de Azoren, in Marokko, Roemenië of Bulgarije. De piloten kunnen ook een mobiel contract krijgen, hetgeen inhoudt dat zij geen vaste basis hebben maar op basis van behoefte per drie maanden worden ingezet op wisselende bases. Een aantal piloten gaat akkoord met een mobiel contract (en krijgt daarbij 16% loonsverhoging), maar zestien van hen vorderen in kort geding een verbod tot overplaatsing. Zij ontvangen van Ryanair bericht dat zij zullen worden ingezet als mobiele piloot. Bij vonnis van 1 november 2018 verbiedt de kantonrechter Ryanair om de piloten eenzijdig over te plaatsen, omdat een voldoende bedrijfseconomische onderbouwing van het besluit tot sluiting van de basis ontbreekt zodat er in kort geding van uit wordt gegaan dat die sluiting kennelijk verband houdt met de stakingen, terwijl het recht om te staken een fundamenteel sociaal recht is. Nog op de dag waarop de kantonrechter dit vonnis heeft gewezen ontvangen zij van Ryanair een brief met een oproep om binnen een dag vrijwillig mee te werken aan een overplaatsing. Ryanair stelt daarbij dat de kantonrechter de sluiting van de basis niet heeft verboden en wijst er op dat de sluiting van de basis betekent dat de piloten overtollig worden en moeten afvloeien, als zij niet meewerken aan een vrijwillige overplaatsing. Nog diezelfde dag dient Ryanair een verzoek in bij het UWV voor toestemming voor collectief ontslag. In december stuurt Ryanair dan nog brieven aan de piloten waarin zij worden gesommeerd om aan te geven of zij met andere vliegmaatschappijen onderhandelen over een arbeidsovereenkomst. Als de vakbond mededeelt dat Ryanair geen recht heeft om deze informatie op te eisen, dringt Ryanair nog twee maal nadrukkelijk aan op het verstrekken van deze informatie, onder meer omdat anders de vliegveiligheid in het geding zou zijn. Nadat het UWV eerst nog Ryanair heeft verplicht om eerst met de vakbonden te overleggen, wordt de aanvraag voor collectief ontslag afgewezen vanwege onvoldoende onderbouwing van de bedrijfseconomische noodzaak. Daarop verzoekt een aantal piloten om de arbeidsovereenkomst met Ryanair te ontbinden. Zij stellen daarbij dat Ryanair zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen en dat Ryanair daarom de transitievergoeding moet betalen en daarnaast een billijke vergoeding gebaseerd op de inkomensderving van de piloten tot aan de pensioengerechtigde leeftijd plus een vergoeding van immateriële schade. In de zaak met het kenmerk ECLI:NL:RBOBR:2019:2311 gaat het om een 31-jarige piloot met een jaarsalaris van ongeveer € 150.000 bruto die een transitievergoeding vordert van bijna € 32.000, een billijke vergoeding van bijna € 1,4 miljoen en een vergoeding van immateriële schade van € 50.000 netto.
De kantonrechter oordeelt allereerst dat hij op grond van Europese Verordeningen bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen en om het geschil te beoordelen op grond van Nederlands recht, ondanks dat in de arbeidsovereenkomst Iers recht van toepassing is verklaard en ondanks dat daarin bepaald is de Ierse rechter over geschillen zou oordelen. De reden daarvan is dat de arbeid gewoonlijk vanuit Nederland wordt verricht, dat de arbeidsovereenkomst nauwer met Nederland is verbonden dan met Ierland en dat het gaat om de toepassing van Nederlandse wetsbepalingen die dwingendrechtelijk van aard zijn. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst omdat elk perspectief op een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst ontbreekt. Volgens de kantonrechter is sprake van ernstig verwijtbaar gedrag van Ryanair. De stelling dat de sluiting van de basis is gebaseerd op bedrijfseconomische redenen is volgens de kantonrechter ongeloofwaardig terwijl de piloten het gedrag van Ryanair als dreigend en intimiderend konden ervaren. Ryanair heeft daardoor een ernstig verstoorde arbeidsverhouding veroorzaakt. De transitievergoeding die Ryanair daardoor verschuldigd is wordt berekend met behulp van dienstjaren die de piloot als ZZP-er heeft gewerkt, omdat de piloot ook in die periode ondergeschikt was aan Ryanair. De hoogte van de billijke vergoeding wordt berekend op basis van de inkomensschade van de piloot, die de piloot door het ontslag zal lijden, maar de kantonrechter verwerpt het uitgangspunt dat de piloot er van uit mocht gaan dat hij tot zijn pensioengerechtigde leeftijd op de basis in Eindhoven zou hebben gewerkt. De schade is volgens de kantonrechter niet te begroten vanwege vele onzekere factoren. Wel is de kantonrechter van mening dat de piloot gedurende meerdere jaren zal worden geconfronteerd met een forse inkomensachteruitgang omdat hij bij een andere vliegmaatschappij waarschijnlijk moet beginnen in een lagere functie en dat hij slechts op basis van dienstjaren bij die andere vliegmaatschappij kan opschuiven naar een hogere functie. Ook zou hij bij een andere vliegmaatschappij kunnen worden belast met intercontinentale vluchten, verhuizing of meer woon/werkverkeer. De kantonrechter wijst daarom een billijke vergoeding toe van € 350.000 bruto. De gevorderde vergoeding van immateriële schade wordt tenslotte afgewezen omdat van aantasting van eer en goede naam geen sprake is geweest.
Indien de werknemer zelf het initiatief neemt tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd, tenzij de werkgever zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. In dat geval heeft de werknemer bovendien recht op een billijke vergoeding. Ernstig verwijtbaar gedrag kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden aangenomen. De opstelling van Ryanair ten opzichte van de piloten die zich in het kader van collectieve onderhandelingen over hun arbeidsvoorwaarden van het stakingsrecht wilden bedienen, was inderdaad intimiderend en kan niet anders zijn bedoeld dan om hen er van te weerhouden het hen toekomende stakingsrecht uit te oefenen. Dat vormt een fundamentele miskenning van de wijze waarop arbeidsvoorwaarden tot stand komen. Dat de kantonrechter dat als ernstig verwijtbaar gedrag aanmerkt, kan daarom niet verbazen.