De werkgever behoefde een regeling die oudere werknemers recht gaf op extra vrije tijd niet na te komen omdat deze een onderscheid naar leeftijd maakte terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestond.
Bij een groothandelsonderneming in pharmaceutische producten gold tot 1 juli 2011 een ondernemings-cao die was afgesloten met een tweetal vakbonden. Toen over de verlenging van deze cao geen overeenstemming kon worden bereikt, had de werkgever een arbeidsvoorwaardenregeling afgesproken met de ondernemingsraad. Daartoe werd met de ondernemingsraad een overeenkomst gesloten als gevolg waarvan de ondernemingsraad instemmingsrecht kreeg ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden. De werkgever had vervolgens alle werknemers gevraagd om in te stemmen met het opnemen van deze arbeidsvoorwaardenregeling in de arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van werknemers die dit weigerden, bleef de werkgever de cao naleven, waarvan de looptijd was verstreken. De arbeidsvoorwaardenregeling werd op hen dan niet toegepast, waardoor zij ook loonsverhogingen misliepen. Een onderdeel van de cao die de werkgever echter niet toepaste was de seniorenregeling. Op grond daarvan hadden werknemers van 55 jaar en ouder die de laatste vijf jaar full-time gewerkt hadden, recht op een verkorting van de arbeidsduur tot 32 uur per week, waarbij de verkorte werktijd voor 80% werd doorbetaald. De werkgever paste deze regeling vanaf 1 januari 2015 niet meer toe omdat deze volgens de werkgever nietig was wegens verboden leeftijdsdiscriminatie. In plaats van deze seniorenregeling had de werkgever met de ondernemingsraad een programma afgesproken voor leeftijdsbewust personeelsbeleid waarbij een budget ter beschikking werd gesteld voor organisatie van activiteiten ter bevordering van de fysieke, mentale en sociale gezondheid. Deelname aan dit programma stond open voor alle werknemers, ook die welke jonger zijn dan 55 jaar en ook die welke niet hadden ingestemd met de arbeidsvoorwaardenregeling.
De vakbonden en een aantal werknemers verzetten zich bij de kantonrechter tegen de afschaffing van de seniorenregeling. Zij stellen dat de werkgever eenzijdig de arbeidsvoorwaarden heeft gewijzigd en willen dat de werkgever onverkort de cao naleeft. Ook eisen zij de loonsverhogingen die de werkgever heeft toegekend aan de werknemers die de arbeidsvoorwaardenregeling hebben aanvaard.
De kantonrechter stelt vast dat de seniorenregeling direct onderscheid maakt naar leeftijd, omdat deelname alleen openstaat voor werknemers van 55 jaar en ouder. De Wet gelijke behandeling bij arbeid op grond van de leeftijd staat een direct onderscheid niet toe. Dat is alleen anders als er goede redenen zijn om leeftijdsspecifieke maatregelen te treffen en als deze maatregelen onderdeel uitmaken van een breder leeftijds(fase)bewust personeelsbeleid. De kantonrechter stelt vast dat ten tijde van het aangaan van de cao slechts het voornemen bestond om zulk beleid te ontwikkelen en dat dit nog niet was gerealiseerd. Vervolgens stelt de kantonrechter vast dat de seniorenregeling ook niet noodzakelijk was om zo gezond mogelijk te blijven werken en het pensioen te halen, aangezien er andere maatregelen zijn waarmee dit doel kan worden bereikt, die geen onderscheid naar leeftijd maken. Daarmee ontbreekt een objectieve rechtvaardiging van het leeftijdsonderscheid. Om die reden is de seniorenregeling nietig. De werkgever behoeft die dan ook niet na te komen. Van eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden is geen sprake, omdat de werkgever de cao nakomt, voor zover die niet nietig is. Op de loonsverhoging hebben de werknemers geen recht zo lang zij niet hebben ingestemd met de arbeidsvoorwaardenregeling.
Om een direct onderscheid naar leeftijd te mogen maken is volgens de wet een objectieve rechtvaardiging vereist. Voor een dergelijke objectieve rechtvaardiging moet zijn voldaan aan de eisen van legitimiteit, subsidiariteit en proportionaliteit. Aan de eis van legitimiteit is voldaan als voor een onderscheid een gerechtvaardigd doel bestaat. In dit geval zou dat kunnen zijn dat werknemers gezond het pensioen halen. Aan de eis van subsidiariteit is voldaan als het maken van het onderscheid noodzakelijk is om het doel te bereiken. Er mag geen ander middel zijn om dat doel te bereiken, waarmee geen onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat aan die eis in dit geval niet was voldaan. Tenslotte is aan de eis van proportionaliteit voldaan als het maken van het onderscheid geen onevenredig middel is om het doel te bereiken. Aan deze eis kwam de kantonrechter in dit geval niet toe.