Werkgever kon arbeidsovereenkomst vernietigen wegens bedrog van de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst

Werkgever kon arbeidsovereenkomst vernietigen wegens bedrog van de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst
Datum: 08-02-2020
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2020 / 370
Vindplaats: Hoge Raad 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:213
Uitspraak

Net als een gewone overeenkomst kan een arbeidsovereenkomst worden vernietigd als deze onder invloed van bedrog tot stand is gekomen. In dat geval wordt de overeenkomst geacht van aanvang af niet te hebben bestaan. Voor arbeidsovereenkomsten geldt daarbij niet de bijzondere eis dat de overeenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is geweest.

Een zorginstelling had een vacature voor een psychotherapeut. Eén van de sollicitanten had een c.v. met zo veel kwalificaties dat hij door de zorginstelling werd uitgenodigd om ook te solliciteren naar de functie van directeur zorg. De sollicitant deed dat en kreeg de functie. Omdat de zorginstelling een B.V. was, werd hij bij aandeelhoudersbesluit met ingang van 1 januari 2017 benoemd tot statutair bestuurder. Hij kreeg voor die functie een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 9 januari 2017.
Op het c.v. van de werknemer stond dat hij lid was van een aantal beroepsverenigingen. In mei 2017 blijkt dat de werknemer geen lid is van één van die beroepsverenigingen en ook de opleidingen niet heeft gevolgd die nodig zijn om lid van die vereniging te kunnen zijn. Op dat moment is de zorginstelling al niet tevreden over het werk van de werknemer, niet in de functie van directeur zorg en ook niet als psychotherapeut. De zorginstelling vraagt bij de werknemer schriftelijk om opheldering. Omdat sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk wordt hem medegedeeld dat de zorginstelling voornemens is om hem te ontslaan op grond van een dringende reden. De werknemer wordt opgeroepen voor een aandeelhoudersvergadering, maar hij verschijnt daar niet, waarna tot zijn ontslag als bestuurder wordt besloten. Later blijkt dat de werknemer ook geen lid is van de andere beroepsverenigingen waarvan hij het lidmaatschap op zijn c.v. had vermeld. Ook de vermelding op het c.v. dat de werknemer gewerkt heeft bij een GGZ-instelling blijkt niet te kloppen. Tenslotte blijkt de werknemer niet ingeschreven te zijn in het BIG-register, waarin hij op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg als psychotherapeut wel geregistreerd zou moeten zijn. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd legt de werknemer een beroepsverbod op. Daarbij blijkt dat de werknemer ook bij sollicitaties aan vier andere zorgaanbieders een vals c.v. heeft verstrekt.
In plaats van de werknemer op staande voet te ontslaan, vernietigt de zorginstelling de arbeidsovereenkomst omdat die onder invloed van bedrog tot stand is gekomen. De arbeidsovereenkomst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan. Het betaalde loon is dan onverschuldigd betaald. De zorginstelling vordert daarom een bedrag van bijna € 17.000 aan netto loon terug dat de werknemer in de eerste vijf maanden van 2017 heeft genoten.
De kantonrechter en in hoger beroep het gerechtshof wijzen het verzoek van de werkgever echter af. Zij wijzen op het uitgangspunt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan eindigen op een in de wet speciaal voor de arbeidsovereenkomst geregelde wijze. Het met terugwerkende kracht vernietigen van de arbeidsovereenkomst is naar de mening van kantonrechter en gerechtshof met dat uitgangspunt alleen in overeenstemming te brengen als de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken.
Als de zorginstelling cassatieberoep instelt, moet de Hoge Raad oordelen over de vraag of dat standpunt van de kantonrechter en het gerechtshof juist is. De Hoge Raad oordeelt dat dat niet het geval is. Ook volgens de Hoge Raad kan een arbeidsovereenkomst worden vernietigd als die door bedrog tot stand is gekomen. De Hoge Raad noemt daarbij als voorbeeld dat de werknemer opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan, dat de werknemer opzettelijk enig feit heeft verzwegen dat hij had moeten mededelen of dat de werknemer een andere kunstgreep heeft toegepast. Het arbeidsrecht strekt er volgens de Hoge Raad niet toe om de werknemer te beschermen die bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst bedrog pleegt. De Hoge Raad wijst er op dat het algemene verbintenissenrecht en het algemene overeenkomstenrecht regels kennen betreffende de gevolgen van de vernietiging van een overeenkomst met terugwerkende kracht. Die regels gelden dan ook voor de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld als het er om gaat dat de gevolgen van de reeds ingetreden arbeidsovereenkomst bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De rechter kan dan bijvoorbeeld aan de vernietiging van de arbeidsovereenkomst geheel of ten dele terugwerkende kracht ontzeggen. Verder bevat de wettelijke regeling van de onverschuldigde betaling bepalingen over het ongedaan maken van hetgeen onverschuldigd is gepresteerd. En tenslotte kan de rechter bepalen dat een beroep op vernietiging van de arbeidsovereenkomst als zodanig naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor de vernietiging van arbeidsovereenkomsten geldt daarom geen bijzondere voorwaarde, in de zin dat gebleken moet zijn dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos was. De Hoge Raad vernietigt daarom de beschikking van het gerechtshof. Een ander gerechtshof moet nu op grond van het gestelde in de beschikking van de Hoge Raad gaan bepalen of de arbeidsovereenkomst terecht is vernietigd en zo ja, wat daarvan dan de gevolgen zijn.


Commentaar

Het algemene verbintenissenrecht geeft mogelijkheden om een overeenkomst te vernietigen als die tot stand is gekomen onder invloed van een zogenaamd “wilsgebrek”. Als bij het aangaan van een overeenkomst sprake is van dwang, dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden, heeft een partij bij de overeenkomst zijn wil om die overeenkomst aan te gaan niet vrijelijk kunnen bepalen. Die partij heeft dan het recht om de overeenkomst te vernietigen. Voor vernietiging is voldoende dat die partij stelt dat hij de overeenkomst wil vernietigen, bijvoorbeeld in een brief aan de wederpartij. De overeenkomst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan. Prestaties die over en weer op basis van de vernietigde overeenkomst zijn gedaan, moeten ongedaan worden gemaakt.
Het arbeidsrecht maakt onderdeel uit van het algemene verbintenissenrecht en van het algemene overeenkomstenrecht, maar is daar een bijzonder onderdeel van vanwege de bescherming die het arbeidsrecht aan de werknemer beoogt te bieden. Als tussen de werkgever en werknemer een beroep wordt gedaan op onderdelen van het algemene verbintenissenrecht of het algemene overeenkomstenrecht is steeds de eerste vraag of de bescherming van de werknemer niet aan die toepassing in de weg staat. De vraag was in dit geval of de mogelijkheid van vernietiging van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht niet in strijd was met het ontslagrecht. Dat ontslagrecht kent als uitgangspunt dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet plaatsvinden op één van de wijzen die in de wet is geregeld: met wederzijds goedvinden, door het overlijden van de werknemer, door het verstrijken van de overeengekomen duur, door opzegging (inclusief opzegging tijdens de proeftijd of wegens een dringende reden) of door ontbinding door de rechter. Uitzonderingen op die regel zijn echter denkbaar. Zo heeft de Hoge Raad het eindigen op grond van een ontbindende voorwaarde geaccepteerd, maar alleen bij wijze van uitzondering, waarbij van geval tot geval moet worden bezien of daardoor niet te zeer afbreuk wordt gedaan aan de wettelijke ontslagbescherming. De Hoge Raad stelt in deze beschikking dat ook een uitzondering geldt voor de vernietiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrog, omdat de werknemer dan de arbeidsrechtelijke bescherming niet toekomt. Vervolgens ontstaat natuurlijk een probleem als de gevolgen van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht ongedaan moeten worden gemaakt. De werknemer kan het ontvangen loon wel terugbetalen, maar de door de werknemer verrichte arbeid kan niet ongedaan worden gemaakt. Waarschijnlijk om die reden wilden de kantonrechter en het gerechtshof de vernietiging van de arbeidsovereenkomst beperken tot het geval dat de arbeidsovereenkomst als gevolg van het bedrog (vrijwel) geheel nutteloos zou zijn gebleken (een criterium dat overigens ook wel gebruikt is in jurisprudentie betreffende de toelaatbaarheid van een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst). Maar de Hoge Raad ziet dat anders. De Hoge Raad wijst er op dat het algemene verbintenissenrecht en het algemene overeenkomstenrecht al regelen hoe met het ongedaan maken van verbintenissen moet worden omgegaan. De verbintenis tot het verrichten van arbeid kan niet ongedaan worden gemaakt, maar de rechter kan de vernietiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig verklaren of in tijd beperken. De rechter kan een vergoeding aan de werknemer toekennen als deze onbillijk benadeeld wordt of bepalen dat de waarde van de arbeid voor de werkgever aan de werknemer wordt vergoed.
Het zal interessant zijn om te zien hoe het andere gerechtshof nu zal omgaan met de vraag of en in hoeverre de verrichte arbeid zal moeten worden vergoed. Vanwege het gepleegde bedrog zal de rechter in beginsel niet erg toeschietelijk zijn als het er om gaat de werknemer tegemoet te komen. Het feit dat de werknemer niet bevoegd was de verrichte arbeid te verrichten zal de werknemer ook niet helpen. Als ook nog blijkt dat de werkgever kosten heeft moeten maken omdat behandelingen opnieuw gedaan moesten worden, dan lijkt het niet waarschijnlijk dat het gerechtshof een uitspraak zal doen waarbij de werknemer op een of andere manier tegemoet gekomen wordt voor het feit dat hij op grond van de vernietigde arbeidsovereenkomst wel arbeid heeft verricht.
Tenslotte: moest u bij het lezen van deze casus ook zo denken aan Leonardo DiCaprio in de film “Catch me if you can”?