Verlenging garantieverklaring eigenrisicodragers WGA

Jaar en kwartaal
2016, 2e kwartaal
Nummer
5

Bronnen:


Het wetsvoorstel inzake de  "Wet verbetering hybride markt WGA” is op 17 maart 2016 met ruime meerderheid door de Tweede Kamer aangenomen en inmiddels in behandeling bij de Eerste Kamer. 

Het wetsvoorstel voorziet kort samengevat in het volgende:

  • Per 1 januari 2017 worden de "WGA-vast”- en "WGA-flex-risico’s samengevoegd tot één gezamenlijk WGA-risico in die zin dat vanaf 1 januari 2017:
o       de premiecomponenten WGA lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA lasten flexibele dienstbetrekkingen worden samengevoegd tot één premiecomponent WGA-lasten;
o      eigenrisicodragers voor de WGA zelf de WGA-uitkeringen zullen moeten betalen van zowel werknemers met een vaste dienstbetrekking als werknemers met een flexibele dienstbetrekking. Tot 1 januari 2017 was het onmogelijk om WGA-eigenrisicodrager te zijn voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibele dienstbetrekking.
  • Per 1 januari 2017 zijn werkgevers die eigenrisicodrager willen worden voor de WGA-uitkeringen van hun (ex-) werknemers alleen verplicht om de uitkeringen te betalen van werknemers waarvan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid is gelegen op of na de dag met ingang waarvan zij eigenrisicodrager zijn geworden. De WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers waarvan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid ligt vóór de dag met ingang waarvan de werkgever eigenrisicodrager is geworden, komt voor rekening van het UWV. Lag dit zogenaamde "inlooprisico” derhalve voorheen bij de eigenrisicodrager, vanaf 1 januari 2017 ligt dit bij het UWV. Daardoor wordt het voor bedrijven makkelijker om eigenrisicodrager te worden.
  • Per 1 januari 2017 zullen werkgevers die het WGA-eigenrisicodragen beëindigen en dus terugkeren in het publieke stelsel, een gedifferentieerde premie ter zake van de WGA-uitkeringen van hun (ex-) werknemers moeten betalen die wordt berekend op grond van het bedrag van de WGA-uitkeringen dat twee jaar eerder aan die (ex-) werknemers is uitbetaald. Anders dan voorheen tellen daarbij ook de WGA-uitkeringen mee van (ex-) werknemers waarvan de uitkering niet ten laste van het UWV is gekomen, maar door de eigenrisicodrager zelf is betaald. Deze uitkeringen worden in de praktijk door de verzekeraar van de eigenrisicodrager betaald op grond van het zogenaamde "uitlooprisico”. Door deze maatregel wordt het voor (middel)grote werkgevers moeilijker om het eigenrisicodragen te beëindigen en in het publieke stelsel terug te keren, omdat dan mogelijk direct al de zeer hoge gedifferentieerde premie moet worden betaald, ook al is die uitkering niet ten laste van het UWV gekomen. Voorheen werden de WGA-uitkeringen die ten laste van de eigenrisicodrager waren gekomen niet meegeteld bij de berekening van de hoogte van de gedifferentieerde premie, waardoor een werkgever die terugkeerde in het publieke stelsel de eerste vier jaar verzekerd was van de minimumpremie. Immers: het duurt twee jaar voordat werknemers die na het beëindigen van het eigenrisicodragen arbeidsongeschikt zijn geworden een WGA-uitkering krijgen en het bedrag van deze WGA-uitkering leidt vervolgens pas twee jaar daarna tot verhoging van de gedifferentieerde premie.
Als gevolg van de wijzigingen die aldus per 1 januari 2017 in de wet optreden, zullen de verzekeraars de bestaande verzekeringen ter zake van het WGA-eigenrisicodragen opzeggen, omdat door de toevoeging van het risico van betaling van WGA-uitkeringen aan werknemers met een flexibele dienstbetrekking een nieuw risico ontstaat, dat vraagt om een nieuwe berekening van de premie. Verzekeraars dienen ter zake van dit nieuwe risico aan de belastingdienst ook een nieuwe garantie te verstrekken, bij gebreke waarvan het eigenrisicodragen eindigt, in welk geval de werkgever de (mogelijk zeer hoge) gedifferentieerde premie aan de belastingdienst moet gaan betalen.

Omdat gevreesd wordt voor problemen met het tijdig afsluiten van nieuwe verzekeringen c.q. het tijdig afgeven van nieuwe garantiestellingen door de verzekeraars aan de belastingdienst, was druk op de Minister uitgeoefend om werkgevers c.q. verzekeraars toe te staan om later dan normaal het geval zou zijn (namelijk vóór 1 oktober 2016) de gewijzigde garantiestelling bij de belastingdienst in te dienen. In een brief aan de Tweede Kamer van 27 mei 2016 geeft de Minister aan dat hij bereid is om deze termijn te verlengen. Hij zal dat doen bij de indiening van de Verzamelwet SZW 2017, welke tijdens het zomerreces van de Tweede Kamer zal worden ingediend. De Minister vermeldt niet tot welke datum de termijn zal worden verlengd, maar bij een eerdere brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2016 heeft de Minister toegezegd bij de belastingdienst en het UWV te zullen nagaan of verlenging van de termijn tot 31 december 2016 uitvoeringstechnisch mogelijk is. Aan te nemen valt daarom dat de termijn zal worden verlengd tot en met 31 december 2016. De termijnverlenging geldt alleen voor werkgevers die reeds eigenrisicodrager waren. Werkgevers die per 1 januari 2017 WGA-eigenrisicodrager wensen te worden, dienen de aanvraag en garantiestelling vóór 1 oktober 2016 naar de belastingdienst te sturen.

De vraag is of de verlenging van deze termijn in de praktijk wel in alle gevallen het gewenste effect zal hebben. De verwachting is dat verzekeraars van werkgevers zullen verlangen dat zij ook eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden, om te voorkomen dat werknemers met een flexibele dienstbetrekking tijdens de Ziektewetperiode niet gere-integreerd zouden worden, zoals in de praktijk het geval is als het UWV en niet de werkgever als eigenrisicodrager verantwoordelijk is voor de re-integratie. Omdat voor de aanvraag van het Ziektewet-eigenrisicodragen dan nog steeds wel de termijn van 1 oktober 2016 geldt, zouden werkgevers die nog geen eigenrisicodrager voor de Ziektewet zijn de facto niet van de termijnverlenging kunnen profiteren. Dat zou betekenen dat zij noodgedwongen alsnog het WGA-eigenrisicodragen per 1 januari 2017 zouden moeten beëindigen en dat zij derhalve de (mogelijk zeer hoge) gedifferentieerde premie aan het de belastingdienst zouden moeten gaan betalen.

Gelet op het grote aantal werkgevers dat nog moet worden voorzien van een nieuw verzekeringsvoorstel en dat daarover vervolgens nog een beslissing moet nemen, kunnen werkgevers gemakkelijk in problemen komen door de relatief korte termijn die nog resteert tot 1 oktober 2016. Waakzaamheid en snelle actie is op dit punt dus geboden.

Het niet tijdig doen stellen van een nieuwe garantie kan met name ernstige gevolgen hebben voor (middel)grote werkgevers die eigenrisicodrager waren voor de WGA en die al WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers hebben die aan hen worden toegerekend. Door het niet tijdig stellen van de garantie zijn deze werkgevers publiek verzekerd en moeten zij de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas aan de belastingdienst betalen, waarbij de reeds toegekende WGA-uitkeringen leiden tot een zeer hoge premie. Deze werkgevers zijn bovendien verplicht drie jaar publiek verzekerd te blijven alvorens opnieuw eigenrisicodrager te kunnen worden.