Een moedermaatschappij hoeft niet haar dochtermaatschappij te blijven
financieren zodat deze dochtermaatschappij een ontslagvergoeding aan een
werknemer behoeft te betalen. Tot dat oordeel kwam de kantonrechter in
Almelo toen een werkgever verzocht de arbeidsovereenkomst van een
werknemer te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen.
Wat was er aan de hand?
Bij een bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwerpen, de productie en
verkoop van centrifu-gaalpompen zijn 31 personen in dienst. Door de
sterke concurrentie op de pompenmarkt en de economische crisis lopen de
bestellingen terug. Veel pompen worden geleverd aan afnemers in het
Verre en Midden Oosten waarbij het verkrijgen van een exportvergunning
problematisch is. Omdat financiering bij banken veelal onmogelijk is,
vindt de financiering plaats door de Noorse aandeelhoudster. Deze heeft
echter medegedeeld de financiering op 1 oktober 2011 te zullen staken,
omdat zij daardoor zelf in de problemen komt. Het bedrijf wil daarom
acht werknemers ontslaan. Daaronder is een 61-jarige administrateur die
sinds 1 september 2007 in dienst is en voor wie aan de kantonrechter
wordt verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het bedrijf stelt
geen geld te hebben om daarbij een ontslagvergoeding aan de werknemer te
betalen. De werknemer erkent dat de onderneming noodlijdend is, maar
meent dat hij recht heeft op een ontslagvergoeding volgens de
kantonrechtersformule.
Hoe kwam de kantonrechter tot zijn beslissing?
De kantonrechter is van mening dat de werknemer niet kan redeneren dat
de werkgever hem een ontslagvergoeding kan betalen omdat andere
werknemers al zijn ontslagen zonder vergoeding. Dat is in strijd met de
solidariteitsgedachte en bovendien zou op die manier niets terecht komen
van het verminderen van het verlies van de werkgever. De werknemer had
ook aangevoerd dat de Noorse moedermaatschappij verder zou kunnen gaan
met het verstrekken van leningen, maar de kantonrechter is van mening
dat van een aandeelhouder niet kan wor-den verwacht dat zij maar door
blijft gaan met het overeind houden van de dochter. Op grond van de
cijfers die de werkgever heeft overgelegd, oordeelt de kantonrechter dat
geen ruimte overblijft om een vergoeding te betalen. De kantonrechter
zegt te begrijpen dat dit voor de werknemer zeer frustrerend is, maar
wijst er op dat bij gelijkblijvend beleid een faillissement
onvermijdelijk is waardoor alle 31 werknemers hun baan kwijt zouden
zijn.
Kantonrechter Almelo 11 augustus 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BR6762
Het oordeel van de kantonrechter is opvallend aangezien het bepaald
niet ondenkbeeldig was dat de kantonrechter zou hebben geoordeeld dat de
Noorse moedermaatschappij nog wel moest zorgen voor enige vorm van
afvloeiingsregeling voor de werknemer.
mr. J.P.M. (Joop) van Zijl.