Aan het zonder wachttijd alsnog ontstaan van een eerder
geweigerd recht op WIA-uitkering moet, anders dan onder de WAO, niet de eis gesteld
worden dat de werknemer aan het einde van de wachttijd ongeschikt moet zijn geweest
voor zijn eigen werk.
De kosten die een langdurig arbeidsongeschikte werknemer
voor een werkgever kan veroorzaken zijn bijzonder hoog. Deze kosten worden
voornamelijk gevormd door loondoorbetaling tijdens ziekte in de eerste 104
weken van de arbeidsongeschiktheid en in de toerekening aan de werkgever van de
WGA-uitkering van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer en van de
volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikte werknemer in de eerste tien
jaren van deze uitkering, welke toerekening geschiedt doordat de werkgever die
WGA-uitkering als eigenrisicodrager in die tien jaren zelf moet betalen, hetzij
doordat die eerste tien jaren van de WGA-uitkering de hoogte beïnvloeden van de
gedifferentieerde WGA-premie die de werkgever moet betalen.
Om te voorkomen dat
werkgevers zich door deze hoge kosten zouden kunnen laten weerhouden van het in
dienst nemen van werknemers met een verhoogd risico op uitval wegens ziekte
zoals werknemers met een WAO- of WIA-uitkering, kent de wet een aantal
regelingen die de risico’s van uitval wegens ziekte voor dergelijke werknemers
verminderen. Sinds de op 1 januari 1994 ingevoerde Wet terugdringing
ziekteverzuim bestaat bijvoorbeeld de zogenaamde "no riskpolis”, waardoor aan
bepaalde groepen werknemers een recht op Ziektewetuitkering wordt toegekend,
welke uitkering de werkgever met het tijdens ziekte door te betalen loon kan
verrekenen (artikel 29b Ziektewet). En sinds de per 1 juli 1995 ingevoerde Wet
afschaffing malus en bevordering re-integratie (de zogenaamde "wet Amber”) kent
de wet (in de artikelen 39 en 43a WAO) ook de mogelijkheid dat WAO-uitkeringen
die aanvankelijk zijn geweigerd, later alsnog ontstaan met een verkorte
wachttijd en dat eerder toegekende WAO-uitkeringen die later weer zijn ingetrokken
kunnen herleven, alles indien sprake is van een nieuwe uitval wegens ziekte binnen
vijf jaar na het einde van de wachttijd c.q. na de laatste herziening of de
intrekking van de uitkering, mits die arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit
dezelfde oorzaak als die welke aan het einde van de wachttijd bestond.
De mogelijkheid van het later alsnog ontstaan van recht op WAO-uitkering
en de mogelijkheid van het herleven van recht op WAO-uitkering zijn bij de
invoering van de WIA op 29 december 2005 (in de praktijk aangeduid als de
toepassing van de wet Amber) ongewijzigd overgenomen met dien verstande dat de
verkorte wachttijd, die onder de WAO nog vier weken bedroeg, onder de WIA aldus
werd gewijzigd dat in het geheel geen wachttijd meer zou gelden.
Het toepasselijk zijn van de no riskpolis of van de wet
Amber betekent voor de werkgever niet alleen dat de kosten van loondoorbetaling
tijdens ziekte worden gedrukt, maar ook dat de WAO- of WGA-uitkering van de betreffende
werknemer voor hem geen kosten met zich meebrengt. Voor wat betreft de no
riskpolis is in de wet uitdrukkelijk geregeld dat de WAO- of WIA-uitkering die
volgde op de Ziektewetuitkering niet voor rekening van de werkgever kwam. Voor
wat betreft de bepalingen van de wet Amber volgt dit uit het feit dat de WAO-
of WIA-uitkering wordt toegerekend aan de werkgever waar de werknemer in dienst
was toen voor de eerste keer de wachttijd voor de WAO of WIA ging lopen
(waarbij de uitkering dan echter wel alsnog voor rekening van de werkgever kan
komen indien de werknemer ook toen al bij de werkgever in dienst was). Ook na
invoering van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van
vangnetters per 1 januari 2014 blijft het zo dat de Ziektewetuitkeringen van
werknemers met een no riskpolis niet aan de werkgever worden toegerekend en dat
later ontstane of herleefde WGA-uitkeringen alleen aan de werkgever worden
toegerekend als de werknemer op de eerste dag van de wachttijd bij de
betreffende werkgever in dienst waren.
Gegeven het uitdrukkelijk uit de wetsgeschiedenis blijkende uitgangspunt
dat met de invoering van de WIA geen wijziging van het beleid ten aanzien van
de wet Amber was beoogd, anders dan het vervangen van de verkorte wachttijd van
vier weken door het niet hanteren van een wachttijd, heeft de Centrale Raad van
Beroep een opmerkelijke uitspraak gedaan. De Centrale Raad van Beroep leidt
namelijk uit de letterlijke tekst van de wet af dat aan het later ontstaan van
het recht op WIA-uitkering niet de eis kan worden gesteld dat de werknemer aan
het einde van de wachttijd tenminste nog ongeschikt moet zijn geweest voor zijn
eigen werk. Deze voorwaarde komt onder de WIA niet in de wettekst voor, zonder
dat daarvoor een verklaring uit de wetsgeschiedenis blijkt. Omdat de tekst van
de wet duidelijk is, gaat de Centrale Raad van Beroep er van uit dat die eis
niet meer geldt.
Centrale
Raad van Beroep 29 maart 2013, www.rechtspraak.nl,
LJN: BZ6925
Voor het later
ontstaan van het recht op WIA-uitkering volstaat nu dat de werknemer aan het
einde van de wachttijd geen recht op WIA-uitkering had omdat hij niet (gedeeltelijk
dan wel volledig en duurzaam) arbeidsongeschikt was en dat hij vervolgens binnen
vijf jaar na het einde van de wachttijd alsnog arbeidsongeschikt wordt als
gevolg van dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd
ongeschikt was voor het verrichten van zijn eigen arbeid. Met andere woorden:
de werknemer behoeft niet ook aan het einde van de wachttijd nog ongeschikt te
zijn voor het einde van de wachttijd. Daardoor komt de mogelijkheid binnen
bereik om aan de werknemer die vóór het einde van de wachttijd volledig
hersteld is alsnog zonder nieuwe wachttijd een nieuwe WIA-uitkering te doen
toekennen indien hij als gevolg van dezelfde oorzaak binnen de wachttijd toch
weer uitvalt. Daarom kan het lonen om voor werknemers die aan het einde van de
wachttijd hersteld zijn maar die een verhoogd risico hebben om als gevolg van
dezelfde ziekte opnieuw uit te vallen toch een WIA-aanvraag in te dienen, al
kan men zich afvragen of zelfs wel vereist is dat het UWV vaststelt dat er aan
het einde van de wachttijd geen recht op WIA-uitkering bestaat omdat de
werknemer weer volledig geschikt is voor zijn eigen werk.