Zin en onzin van bezwaar tegen beslissingen inzake Ziektewetuitkeringen
Met ingang van 1 januari 2014 wordt van werkgevers een
gedifferentieerde premie geheven ter zake van de Ziektewetuitkeringen die
toegekend zijn aan ex-werknemers, de zogenaamde "premiecomponent ZW-lasten van
de gedifferentieerde premie” (1). In dat verband kan de werkgever er groot belang
bij hebben bezwaar te maken tegen beslissingen inzake de toekenning of
beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers. Dat belang geldt
echter niet steeds dan wel niet steeds in dezelfde mate. In dit artikel wordt ingegaan
op de vraag wanneer de werkgever er belang bij heeft bezwaar te maken tegen
beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen
van ex-werknemers.
Omvang loonsom
Allereerst is van belang of de werkgever een (middel)grote werkgever
dan wel een kleine werkgever is. Dit is afhankelijk van de omvang van de
loonsom.
Kleine werkgever
De premie voor kleine werkgevers wordt per sector
vastgesteld (2). Een kleine werkgever is een werkgever waarvan het
premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het jaar
2014 dus in 2012) kleiner dan of gelijk is aan tien maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer (3). Uitgaande van het gemiddelde
premieplichtige loon in 2013 (€ 30.300) zou de grens dan liggen bij een
premieplichtige loonsom van € 303.000. Kleine werkgevers hebben in beginsel geenbelang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of
beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, omdat de
sectorpremie niet hoger of lager wordt vastgesteld als de beslissing tot
toekenning van Ziektewetuitkering in bezwaar wordt vernietigd of als de
Ziektewetuitkering eerder wordt beëindigd. Een belang kan echter eventueel nog
wel bestaan als de werkgever in één van de volgende twee kalenderjaren een
(middel)grote werkgever zou zijn.
Grote en middelgrote
werkgever
De premie voor grote werkgevers wordt negatief beïnvloed
door de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers (4). Grote werkgevers zijn
werkgevers waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2014 dus in 2012) groter is dan honderd maal het
gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (5). Uitgaande van het gemiddelde
premieplichtige loon in 2013 (€ 30.300) zou de grens dan liggen bij een
premieplichtige loonsom van € 3.030.000. Grote werkgevers hebben welbelang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of
beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, omdat de
premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie hoger wordt
vastgesteld naarmate twee kalenderjaren eerder een hoger bedrag aan
Ziektewetuitkeringen aan ex-werknemers is uitbetaald.
Middelgrote werkgevers zijn werkgevers waarvan het
premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het jaar
2014 dus in 2012) groter is dan tien maal het gemiddelde premieplichtige loon
per werknemer maar kleiner dan of gelijk aan honderd maal het gemiddelde premieplichtige
loon per werknemer (6). Uitgaande van het gemiddelde premieplichtige loon in
2013 (€ 30.300) zou de ondergrens liggen bij een premieplichtig loon van
€ 303.000 en de bovengrens bij een premieplichtige loonsom van €
3.030.000. Voor middelgrote werkgevers geldt dat de premie gedeeltelijk wordt
beïnvloed door de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers en dat de premie voor
het overige deel per sector wordt vastgesteld (7). Hoe groot het deel van de
premie is dat wordt beïnvloed door de Ziektewetuitkering van ex-werknemers
hangt af van de hoogte van de premieplichtige loonsom van de werkgever. Hoe
dichter die bij de bovengrens met de grote werkgever ligt, hoe groter het deel
van de premie is dat beïnvloed wordt door de Ziektewetuitkering van de
ex-werknemer. Ook middelgrote werkgevers hebben dus wel belang bij het
maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de
Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, maar de omvang van het belang hangt af
van de vraag hoe groot de loonsom is (hoe hoger de loonsom, hoe meer belang).
Eigenrisicodrager
Een werkgever die eigenrisicodrager is hoeft de
premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie niet te betalen (8)
maar heeft eveneens een belang bij de toekenning of beëindiging van de
Ziektewetuitkering van een ex-werknemer omdat hij die uitkering zelf moet
betalen. Indien de werkgever besluit eigenrisicodrager te worden komen echter
alleen de Ziektewetuitkeringen voor diens rekening van werknemers waarvan de
eerste arbeidsongeschiktheidsdag is gelegen op of na de dag waarop de werkgever
eigenrisicodrager is geworden (9). De Ziektewetuitkering van de werknemer die
al arbeidsongeschikt was toen de werkgever eigenrisicodrager werd, beïnvloedt
ook niet de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde
premie (10). Dat betekent dat de werkgever die per 1 januari 2014
eigenrisicodrager wordt voor de Ziektewet geen belang heeft bij
beslissingen tot toekenning van een Ziektewetuitkering die in 2012 of 2013 zijn
genomen.
Welke Ziektewetuitkeringen?
Niet alle Ziektewetuitkeringen beïnvloeden de
premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie (11). En niet alle
Ziektewetuitkeringen behoeven door de werkgever die eigenrisicodrager zijn zelf
te worden betaald (12). De uitkeringen die relevant zijn, zijn de
Ziektewetuitkeringen van:
degene die verzekerd is op grond van een
fictieve dienstbetrekking (13);
degene die op grond van nawerking van de Ziektewet
is verzekerd (14), dat wil zeggen degene die ziek wordt binnen vier weken na
het eindigen van de verzekering (15) en die op dat moment niet reeds uit andere
hoofde verzekerd is;
de werknemer waarvan de dienstbetrekking eindigt
binnen de eerste 104 weken (16).
De werkgever heeft dus wel een belang bij het maken
van bezwaar tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze
Ziektewetuitkeringen. De Ziektewetuitkeringen die niet relevant zijn voor de
hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie c.q.
die niet behoeven te worden betaald door de werkgever die eigenrisicodrager is
zijn daarmee de Ziektewetuitkeringen van:
de zieke werkloze (17);
de werknemer die ziek is als gevolg van
orgaandonatie (18);
de werkneemster die recht heeft op een
Ziektewetuitkering omdat haar ziekte zijn oorzaak vindt in zwangerschap of
bevalling (19);
de "arbeidsgehandicapte werknemer” (werknemer
met een structurele functionele beperking) voor wie de zogenaamde "no
riskpolis” geldt (20);
de oudere langdurig werkloze werknemer (21).
De werkgever heeft dus geen (uit de gedifferentieerde
premie of het eigenrisicodragen voortvloeiend) belang bij het maken van bezwaar
tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze Ziektewetuitkeringen.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de eerste
arbeidsongeschiktheidsdag valt binnen de periode van nawerking (vier weken na
het eindigen van de verzekering, dat wil zeggen vier weken na het eindigen van
de dienstbetrekking), maar waarbij de werknemer recht zou hebben gehad op een
WW-uitkering. In dat geval is de Ziektewetuitkering van deze werknemer alleen nietvoor de werkgever van belang als de werknemer voor de eerste dag van
arbeidsongeschiktheid ook echt een WW-uitkering heeft ontvangen (22). Het bestaan
van een (niet uitgeoefend) recht op WW-uitkering is dus niet voldoende. Wel zou
de werkgever kunnen proberen te bevorderen dat alsnog met terugwerkende kracht
een WW-uitkering aan de werknemer wordt toegekend, in welk geval de
Ziektewetuitkering alsnog niet voor rekening van de werkgever zou moeten komen.
Tijdstip van toekenning van de Ziektewetuitkering
Ziektewetuitkeringen die zijn toegekend vóór 1 januari 2012
zijn niet van invloed op de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de
gedifferentieerde premie (23). Werkgevers hebben geen belang om bezwaar
te maken tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze
Ziektewetuitkeringen. Met "toekenning” is de datum van ingang van de
Ziektewetuitkering bedoeld (24). Let op: ten aanzien van de werknemer die ziek
wordt tijdens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en waarvan de
arbeidsovereenkomst daarna niet wordt voortgezet, is de datum van ingang van de
uitkering niet gelijk aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De datum van
toekenning van de Ziektewetuitkering, zijnde de datum van ingang van de
Ziektewetuitkering, is dan de eerste dag na het einde van de dienstbetrekking.
Als die datum vóór 1 januari 2012 ligt heeft de werkgever geen belang om
bezwaar te maken tegen beslissing tot toekenning of beëindiging van deze
Ziektewetuitkering.
Omvang van het belang in 2014
De hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de
gedifferentieerde premie van 2014 wordt bepaald door de premies die naar
verwachting in 2014 ten laste van de Werkhervattingskas komen (25). De vóór 1
januari 2012 ingegane Ziektewetuitkeringen komen weliswaar niet ten laste van
de Werkhervattingskas maar ten laste van het sectorfonds (26) maar de
uitkeringen die in 2014 ten laste van de Werkhervattingskas komen zullen als
regel juist in of na 2012 zijn toegekend. Desondanks is de premiecomponent
ZW-lasten van de gedifferentieerde premie van 2014 die de werkgever in 2014 moet
betalen naar verwachting lager dan in 2015. Dat komt omdat voor de berekening
van de toeslag of de korting (die uiteindelijk de premiedifferentiatie bepalen)
uit wordt gegaan van een vergelijking (27) van het individuele
werkgeversrisicopercentage (28) met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
(29) terwijl deze beide werkgeversrisicopercentages worden berekend op basis
van de ZW-lasten van 2012, waarbij de vóór 1 januari toegekende (= ingegane)
uitkeringen niet meetellen (30). Dat betekent dat voor de werkgever met een
bovengemiddeld werkgeversrisicopercentage (hoog risico) de verhoging van de premiecomponent
ZW-lasten van de gedifferentieerde premie in 2014 waarschijnlijk lager uitvalt
dan in 2015 en tevens dat voor de werkgever met een benedengemiddeld
werkgeversrisicopercentage (laag risico) de verlaging van de premiecomponent
ZW-lasten van de gedifferentieerde premie waarschijnlijk lager uitvalt dan in
2015. De mate van premiedifferentiatie is aldus in 2014 lager dan in 2015.
Hierbij dient overigens nog opgemerkt te worden dat de
toeslag en de korting nog worden vermenigvuldigd met een correctiefactor en dat
nog moet worden afgewacht welke invloed die correctiefactor op de toeslag of de
korting heeft.
Welk bezwaar
Van groot belang is dat werkgevers die door middel van
bezwaar willen voorkomen dat voor hen ten onrechte kosten ontstaan als gevolg
van Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers bezwaar maken tegen de juiste
beslissing.
Toekenning of
toerekening?
Allereerst dient de werkgever na te gaan of het bezwaar zich
richt tegen het feit dat recht op Ziektewetuitkering is aangenomen dan wel
tegen het feit dat deze Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt.
In het eerste geval dient bezwaar te worden gemaakt tegen de
beslissing over de Ziektewetuitkering die leidt tot de betaling van de
Ziektewetuitkering. Dat kan zowel de beslissing zijn waarbij de
Ziektewetuitkering wordt toegekend als de beslissing waarbij de
Ziektewetuitkering wordt beëindigd (zie hierna).
In het tweede geval dient bezwaar te worden gemaakt tegen de
beslissing van de belastingdienst tot vaststelling van de gedifferentieerde
premie voor elk kalenderjaar waarin de Ziektewetuitkering in aanmerking is
genomen voor de berekening van de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten. Is
de werkgever eigenrisicodrager en richt het bezwaar van de werkgever zich tegen
het feit dat de Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt, dan
dient de werkgever bezwaar te maken tegen de (zo nodig door de werkgever uit te
lokken) beslissing van het UWV die inhoudt dat de werkgever de
Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager moet betalen. Indien de werkgever die
eigenrisicodrager is de Ziektewetuitkering niet betaalt en het UWV van mening
is dat de werkgever dat wel dient te doen, dan zal het UWV de werknemer de
Ziektewetuitkering betalen en het bedrag daarvan (inclusief de
werkgeverslasten) op de werkgever verhalen (31). Als de werkgever in dat geval
geen bezwaar gemaakt heeft tegen de beslissing van het UWV dat de
Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt, dan kan het UWV de
werkgever in de procedure betreffende het verhaal tegenwerpen dat de beslissing
dat de werkgever de Ziektewetuitkering zelf moet betalen bij gebrek aan tijdig
bezwaar formele rechtskracht heeft gekregen.
Vragen die aan de orde dienen te worden gesteld in het kader
van bezwaar tegen de beslissing tot toekenning (of intrekking) van de
Ziektewetuitkering zijn de volgende:
Is terecht aangenomen dat de werknemer ziek was voor
het verrichten van zijn arbeid?
Is de eerste dag van arbeidsongeschiktheid juist
vastgesteld?
Vragen die aan de orde dienen te worden gesteld in het kader
van bezwaar tegen de beslissing tot vaststelling van de hoogte van de
gedifferentieerde premie c.q. in het kader van bezwaar tegen de beslissing dat
een werkgever een Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen
(derhalve de toerekening van de Ziektewetuitkering aan de werkgever)
zijn de volgende:
Is terecht aangenomen dat de vastgestelde eerste
dag van arbeidsongeschiktheid valt binnen het dienstverband van de werknemer of
binnen vier weken daarna?
Is terecht aangenomen:
dat sprake is van een Ziektewetuitkering als
bedoeld in artikel 29 lid 2 onder a, b of c van de Ziektewet (respectievelijk:
fictieve dienstbetrekking, nawerking en eindigen van de dienstbetrekking in
eerste 104 weken van ziekte), in welk geval de Ziektewetuitkering voor rekening
van de werkgever komt; of
had moeten worden aangenomen dat sprake is van
een Ziektewetuitkering als bedoeld in artikel 29 lid 2 onder d, e, f of g van
de Ziektewet (respectievelijk: zieke werkloze, orgaandonatie, zwangerschaps- of
bevallingsgerelateerde arbeidsongeschiktheid, arbeidsgehandicapte werknemer of
langdurig werkloze werknemer), in welk geval de Ziektewetuitkering niet voor
rekening van de werkgever komt?
In de wet is bepaald dat het bezwaar of beroep van de
werkgever tegen de beslissing tot vaststelling van de hoogte van de
gedifferentieerde premie dan wel tegen de beslissing dat de werkgever de
Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen, niet gegrond kan
zijn op de klacht dat de Ziektewetuitkering ten onrechte of tot een te hoog
bedrag is vastgesteld (32). Die klacht moet de werkgever dan in bezwaar naar
voren brengen in een procedure tegen een beslissing inzake de
Ziektewetuitkering zelf.
Bij de vaststelling van de hoogte van de premiecomponent
ZW-lasten van de gedifferentieerde premie voor 2014 worden de in 2012
uitbetaalde Ziektewetuitkeringen in aanmerking genomen, voor zover die in 2012
zijn ingegaan. Tegen die beslissingen heeft de werkgever echter nooit bezwaar
kunnen maken. Daarom is het UWV nu doende om werkgevers alsnog in de
gelegenheid te stellen om bezwaar te maken (zie hierna). Bij de invoering van
de premiedifferentiatie in de WAO in 1998 was het eveneens zo dat bij de
vaststelling van de gedifferentieerde premie in aanmerking werden genomen,
waartegen de werkgever niet eerder bezwaar heeft kunnen maken. Met een beroep
op het recht op een eerlijk proces (33) heeft de Centrale Raad van Beroep toen
bepaald dat de bepaling (34) die verbood om bij de vaststelling van de hoogte
van de gedifferentieerde premie nog te klagen over het recht op, of de hoogte
van de uitkering die tot verhoging van de premie leidt, buiten toepassing moest
worden gelaten (35). De Centrale Raad van Beroep heeft daarbij toen
uitdrukkelijk in aanmerking genomen dat destijds geen voorziening was getroffen
om alsnog in rechte te kunnen opkomen tegen eerder genomen besluiten die bepalend
zijn voor de hoogte van de gedifferentieerde premie maar waartegen destijds
geen bezwaar mogelijk was. Nu thans ten aanzien van de Ziektewetuitkeringen
door het UWV wel de gelegenheid wordt geboden om alsnog bezwaar te maken tegen
deze besluiten, dient er rekening mee te worden gehouden dat de
belastingrechter een bezwaar tegen de beslissing tot vaststelling van de
gedifferentieerde premie dat gegrond is op de klacht dat de onderliggende
Ziektewetuitkering ten onrechte of te hoog is vastgesteld, ongegrond zal
verklaren. Hetzelfde geldt voor de Centrale Raad van Beroep als deze moet
oordelen over bezwaar tegen een beslissing dat de werkgever een
Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen.
Als de werkgever succes heeft met zijn bezwaar tegen de
beslissing inzake de Ziektewetuitkering leidt dat overigens nog niet
automatisch ook tot herziening van de beslissing tot vaststelling van de hoogte
van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie van 2014 (36)
en zelfs niet tot intrekking van de Ziektewetuitkering met terugwerkende kracht
(37). De intrekking of herziening van de Ziektewetuitkering als gevolg van het
bezwaar of beroep van de werkgever leidt tot een verlaging van de
premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie in het jaar van de
intrekking of herziening van de uitkering door voor dat kalenderjaar een
negatief uitkeringsbedrag in aanmerking te nemen gelijk aan het bedrag van de
ingetrokken of herziene uitkering (38). De gedifferentieerde premie wordt dan
in dat kalenderjaar lager vastgesteld (en kan zelfs negatief worden). Vastgestelde
premies over eerdere kalenderjaren worden dus niet herzien, maar gecompenseerd
met een lagere premie over het kalenderjaar waarin de intrekking of herziening
plaatsvindt. In een geval waarin de werkgever deze compensatie in het latere
kalenderjaar niet meer zou kunnen krijgen, heeft de Centrale Raad van Beroep
(39) geoordeeld dat de werkgever dan de mogelijkheid heeft om schadevergoeding
te vorderen (40). In het betreffende geval werd de compensatie verhinderd door
de afschaffing van de premiedifferentiatie in de WAO voor kleine werkgevers in
2003, maar denkbaar is ook dat de compensatie verhinderd wordt doordat de
werkgever inmiddels geen loonsom meer heeft (of een veel kleinere loonsom,
waardoor de compensatie in de vorm van een lagere premie veel minder oplevert?)
of doordat de werkgever inmiddels eigenrisicodrager is geworden.
De werkgever die eigenrisicodrager is krijgt van het UWV
schadevergoeding ter zake van het bedrag van de ingetrokken of herziene
uitkering (41).
Toekenning of
beëindiging?
Indien is vastgesteld dat bezwaar moet worden gemaakt tegen
een beslissing betreffende het recht op Ziektewetuitkering (en niet tegen een
beslissing betreffende de toerekening van die uitkering aan de werkgever), is
nog de vraag tegen welke beslissing bezwaar moet worden gemaakt.
In eerste instantie zal de aandacht uitgaan naar de
beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering. Binnen dat kader kunnen
echter alleen grieven worden aangevoerd die zien op het bestaan van het recht
op Ziektewetuitkering op de dag van ingang van de uitkering. Per saldo zal het
dan gaan om de vraag of de werknemer ziek was op de dag van ingang van de
uitkering en over de vraag of de eerste dag van arbeidsongeschiktheid juist is
vastgesteld. Vragen met betrekking tot de Ziektewetuitkering na de dag van
ingang van de uitkering vallen buiten het bereik van de toekenningsbeslissing
en klachten daarover kunnen daarom niet met succes naar voren worden gebracht
binnen het kader van bezwaar tegen de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering.
Indien de werknemer op de laatste dag van de dienstbetrekking ziek was, zal het
dan ook doorgaans weinig zin hebben om bezwaar te maken tegen de beslissing om
aan die werknemer per de daarop volgende dag een Ziektewetuitkering toe te kennen.
Maar er zijn veel vragen die voor de werkgever relevant zijn
die pas een rol spelen na de toekenning van de Ziektewetuitkering,
bijvoorbeeld:
Heeft het UWV tijdig tussentijdse keuringen
gedaan?
Zijn de tussentijdse keuringen door het UWV op
adequate wijze uitgevoerd? Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn:
door wie de controle moet worden uitgevoerd
(door een verzekeringsarts of (ook) door een lekencontroleur)?
op welke wijze de controle moet worden
uitgevoerd (door middel van spreekuurcontact of (ook) telefonisch of door
middel van een vragenlijst)?
was het noodzakelijk informatie op te vragen bij
de behandelende artsen (en zo ja, is dat dan ook gebeurd)?
Heeft het UWV voldoende
re-integratie-inspanningen gepleegd? Is daarbij voldaan aan de eisen van de Regeling
procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever (42)?
Is juist vastgesteld tot welke arbeid de
werknemer nog wel in staat was?
In het kader van de gedifferentieerde WAO-premie heeft de
Centrale Raad van Beroep meerdere malen geoordeeld dat de werkgever onder meer recht
heeft op een motivering ten aanzien van de tijdigheid van tussentijdse
keuringen en de re-integratie-inspanningen van het UWV (43), zij het dat de
Centrale Raad van Beroep ten aanzien van de re-integratie-inspanningen van het
UWV ook wel eens heeft geoordeeld dat die inspanningen niet van belang zijn
voor de mate van arbeidsongeschiktheid maar op het benutten van de
restcapaciteit van de werknemer (44).
Voor wat betreft de adequaatheid van de tussentijdse
keuringen is van belang dat de kwaliteitseisen die het Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten stelt aan het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
(45) en het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV in 2012 en 2013 nog niet
golden voor de Ziektewet (46). Die kwaliteitseisen gaan overigens wel gelden voor
werknemers bij wie na 52 weken ziekte al een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
op basis van de WIA-normen (dat wil zeggen: geen beoordeling van de
ongeschiktheid voor de eigen arbeid, maar beoordeling van de ongeschiktheid om
met algemeen geaccepteerde arbeid tenminste 65% van het maatmanloon te
verdienen) zal plaatsvinden. De eerste werknemers voor wie dat geldt zijn
werknemers die op of na 1 januari 2013 ziek zijn geworden.
Als de werkgever dit soort klachten naar voren wenst te
brengen, dient dat te gebeuren in het kader van bezwaar tegen een besluit dat
is genomen na het besluit tot toekenning van de Ziektewetuitkering. Aangezien
wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid in de praktijk niet leiden tot
een besluit omtrent het recht op Ziektewetuitkering (in dat geval wordt de
Ziektewetuitkering eenvoudigweg verlaagd) is er de facto maar één besluit
waartegen werkgevers bezwaar kunnen maken teneinde deze klachten naar voren te
brengen en dat is het besluit tot intrekking van de Ziektewetuitkering. Dat
betekent ook dat deze klachten vaak pas een hele tijd later (maximaal 104 weken
na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag) aan de rechter kunnen worden
voorgelegd. Ook hier kan worden betoogd dat sprake is van strijd met het recht
op een eerlijk proces wegens het ontbreken van (tijdige) toegang tot de rechter
(47) c.q. het ontbreken van een effectief rechtsmiddel (48). Wellicht zou de
werkgever bij het UWV een tussentijdse beslissing kunnen uitlokken omtrent het
recht op Ziektewetuitkering na de toekenning, door te vragen om intrekking van
de uitkering, maar die mogelijkheid heeft de werkgever in elk geval niet meer
met terugwerkende kracht voor het jaar 2012.
Overigens is het UWV niet gehouden om schriftelijke
besluiten te nemen ter zake van de toekenning van de Ziektewetuitkering en in
het geval van spontane werkhervatting ook niet ter zake van de intrekking van
de Ziektewetuitkering (49), maar het UWV stelt zelf dat desondanks steeds wel te
doen.
Procedure UWV
Het UWV is momenteel bezig met een actie (nazendactie
ZW-flex 2012) waarbij aan werkgevers een brief wordt toegezonden indien in 2012
Ziektewetuitkeringen zijn toegekend aan ex-werknemers, die van invloed zouden
zijn op de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde
premie. Werkgevers ontvangen een lijst waarop de betreffende werknemers zijn
aangeduid met hun BSN-nummer, onder vermelding van de eerste
arbeidsongeschiktheidsdag en de begindatum van de uitkering. De werkgevers
worden daarbij in de gelegenheid gesteld om aan te geven van welke werknemers
zij een kopie van de beslissingen omtrent het recht op dan wel de hoogte of
duur van de Ziektewetuitkering, wensen te ontvangen. Het UWV zendt deze
beslissingen vervolgens aan de werkgever toe, waarna de werkgever de
gelegenheid heeft om alsnog bezwaar te maken.
Het UWV zendt geen beslissingen aan de werkgever toe indien
deze medische gegevens bevatten. Voor dat geval dient de werkgever een
gemachtigde aan te wijzen die arts of advocaat is of een andere gemachtigde die
bijzondere toestemming van het UWV kan krijgen om de medische gegevens van de
werknemer in te zien (zie hierna). Het UWV gaat ervan uit dat de beslissing tot
beëindiging van de Ziektewetuitkering (door het UWV aangeduid als: "beslissing
van arbeidsgeschiktheid”) medische gegevens bevat, hoewel dat meestal niet het
geval is. De werkgever kan daarom met behulp van een formulier aangeven welke
arts of professionele rechtshulpverlener door hem gemachtigd wordt om kennis te
nemen van de medische gegevens van de werknemer en aan wie het UWV daarom
beslissingen tot beëindiging van Ziektewetuitkeringen kan toezenden.
Let op: de bezwaartermijn bedraagt in beginsel zes weken (50),
maar er geldt een termijn van twee weken als het een geschil van geneeskundige
aard betreft over het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid
tot werken (51). Voor de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering
geldt daardoor een bezwaartermijn van zes weken maar voor de beslissing tot
beëindiging van de Ziektewetuitkering
een termijn van slechts twee weken!
Zodra het UWV de nazendactie ZW-flex 2012 heeft afgerond,
zal het UWV overigens nog soortgelijke nazendacties ondernemen ten aanzien van achtereenvolgens
de in 2012 toegekende WGA-uitkeringen die van belang zijn voor de
premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen van de
gedifferentieerde premie en ten aanzien van de in 2013 toegekende
Ziektewetuitkeringen. De WGA-uitkeringen die in 2013 zijn toegekend en die van
belang zijn voor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen van
de gedifferentieerde premie worden sinds 1 januari 2013 al direct aan de
werkgever toegezonden.
Verloop bezwaarprocedure
Indien de werkgever bezwaar maakt tegen een beslissing van
het UWV waaraan een beoordeling van medische gegevens van de werknemer ten
grondslag ligt, geldt de in de wet opgenomen regeling ter zake van medische
besluiten (52). Deze regeling houdt in dat stukken die medische gegevens
bevatten zonder schriftelijke toestemming van de werknemer niet aan de
werkgever worden toegezonden (53). Het UWV moet de werknemer daarom eerst
vragen of deze toestemming verleent voor inzage van de medische stukken door de
werkgever. Indien de werknemer dat niet doet, worden de medische stukken
uitsluitend toegezonden aan een door de werkgever aangewezen gemachtigde, die
advocaat of arts is dan wel die daarvoor bijzondere toestemming van het UWV
heeft gekregen (54). Deze laatste regeling maakt het mogelijk dat andere
rechtshulpverleners dan advocaten inzage in de medische stukken krijgen. De
gemachtigde van de werkgever die aldus kennisneemt van de medische stukken
heeft op grond van de wet een geheimhoudingsverplichting ter zake van de
medische gegevens (55). Dit recht op inzage van de medische stukken door middel
van de gemachtigde geldt overigens ook al bij de voorbereiding van de besluiten
inzake de Ziektewetuitkering door het UWV (56). Schending van de
geheimhoudingsverplichting door de arts of rechtshulpverlener is een strafbaar
feit (57), aangezien opzettelijke schending van een uit hoofde van een beroep
dan wel een wettelijk voorschrift te bewaren geheim bedreigd wordt met een
gevangenisstraf van een jaar of geldboete van de vierde categorie (58).
Het medisch tuchtrecht verbiedt overigens de bedrijfsarts om
als arts-gemachtigde van de werkgever op te treden, omdat bij de
bedrijfsgeneeskundige begeleiding iedere schijn van partijdigheid van de
bedrijfsarts moet worden vermeden (59).
Conclusie
Indien het UWV werkgevers aanschrijft met de mogelijkheid om
beslissingen inzake de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers op te vragen met
het oog op de mogelijkheid om daartegen vervolgens bezwaar te maken, doen
werkgevers er goed aan die beslissingen in elk geval op te vragen. Indien de
beslissingen vervolgens worden ontvangen kan het belang bij het indienen van
een bezwaarschrift beter worden beoordeeld, dan uitsluitend aan de hand van de
brief die het UWV de werkgevers toestuurt. Indien het UWV niet alleen de
beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering toestuurt maar ook de beslissing
tot beëindiging daarvan, kan de werkgever zien hoe lang de Ziektewetuitkering
heeft gelopen. De werkgever kan dan beoordelen of het bedrag van de Ziektewetuitkering
het indienen van een bezwaarschrift rechtvaardigt, met het oog op de gevolgen
voor de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie
dan wel met het oog op het feit dat deze uitkering als eigenrisicodrager zelf
moet worden betaald. Indien alleen een beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering
wordt ontvangen maar geen beslissing tot beëindiging daarvan, zou het bedrag
van de in aanmerking te nemen Ziektewetuitkering volgens het UWV te zien moeten
zijn op de "Verzuimmelder” in het werkgeversportaal op de website van het UWV.
Daarvoor moet de werkgever zich dan wel eerst bij het UWV hebben aangemeld.
Met de informatie die aldus is verkregen kan de werkgever
het belang beoordelen dat is gediend met het maken van bezwaar tegen de
beslissingen inzake Ziektewetuitkeringen, dan wel het belang bij het maken van
bezwaar tegen beslissingen inzake van de toerekening van die uitkering aan de
werkgever. Bovenstaande informatie strekt er toe vast te stellen wanneer de
werkgever belang heeft bij het maken van bezwaar en hoe groot dat belang dan
is.
De ervaring met het instellen van bezwaar en beroep tegen
beslissingen inzake de toekenning van WAO-uitkeringen en WGA-uitkeringen aan
ex-werknemers toont aan dat het zeer zeker de moeite loont om de juistheid van
de beslissingen van het UWV in bezwaar te toetsen. De kans van slagen van dat
bezwaar in een concreet geval kan echter pas worden beoordeeld als eerst
bezwaar is gemaakt en vervolgens de stukken (waaronder de medische stukken) van
het UWV zijn ontvangen en zijn beoordeeld (voor wat betreft de medische
stukken: door een verzekeringsarts).
Ons kantoor beschikt op dit gebied over unieke
deskundigheid, aangezien wij als geen ander en al sinds 1998 uitgebreide
ervaring hebben opgedaan met bezwaar en beroep tegen beslissingen inzake de
toekenning van WAO-uitkeringen en WGA-uitkeringen aan ex-werknemers. Deze
ervaring en deskundigheid stellen wij graag ook aan u ter beschikking.
Desgewenst kan dat op basis van een vaste prijsafspraak: de "WGA-scan”. Deze
kan desgewenst ook worden ingezet voor het toetsen van beslissingen inzake de
toekenning van Ziektewetuitkeringen aan ex werknemers.
Tilburg, 14 augustus 2013
mr. J.P.M. van Zijl.
(1) Artikel 117b Wet financiering sociale
verzekeringen jo. artikel 2.6 Besluit Wfsv.
(2) Artikel 2.6 lid 3 Besluit Wfsv jo. artikel 2.10
Besluit Wfsv.
(3) Artikel 2.5 lid 1 onder b Besluit Wfsv.
(4) Artikel 2.6 lid 4 Besluit Wfsv.
(5) Artikel 2.5 lid 1 onder d Besluit Wfsv.
(6) Artikel 2.5 lid 1 onder c Besluit Wfsv.
(7) Artikel 2.6 lid 5 Besluit Wfsv.
(8) Artikel 2.7 lid 2 Besluit Wfsv.
(9) Artikel 63b lid 1 Ziektewet.
(10)
Artikel 117b lid 3 onder g Wet financiering
sociale verzekeringen.
(11)
Artikel 117b lid 1 onder b Wet financiering
sociale verzekeringen.
(12)
Artikel 63a lid 3 Ziektewet.
(13)
Artikel 29 lid 2 onder a Ziektewet.
(14)
Artikel 29 lid 2 onder b Ziektewet.
(15)
Artikel 46 Ziektewet.
(16)
Artikel 29 lid 2 onder c Ziektewet.
(17)
Artikel 29 lid 2 onder d Ziektewet.
(18)
Artikel 29 lid 2 onder e Ziektewet.
(19)
Artikel 29 lid 2 onder f Ziektewet jo. artikel
29a van de Ziektewet.
(20)
Artikel 29 lid 2 onder g Ziektewet jo. artikel
29b van de Ziektewet. Voor een nadere aanduiding van de werknemers voor wie de
no riskpolis geldt verwijs ik naar de tekst van artikel 29b Ziektewet.
(21)
Artikel 29 lid 2 onder g Ziektewet jo. artikel
29d van de Ziektewet.
(22)
Artikel 29 lid 2 onder d Ziektewet jo. artikel 7
Ziektewet.
(23)
Artikel 2.1 onder f Besluit Wfsv jo. artikel
2.1a Besluit Wfsv.
(24)
Toelichting op het Besluit van 13 oktober 2012
tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie
voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het
Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de
eigenrisicodrager, Staatsblad 2012, 494: "Vanaf 1 januari 2012 registreert
UWV deze lasten van flexwerkers op werkgeversniveau, waardoor individuele
doorbelasting mogelijk is gemaakt. De uitkeringen met ingangsdatum voorafgaand
aan 1 januari 2012 worden niet in de premiedifferentiatie via de
Werkhervattingskas vanaf 2014 meegenomen.”
(25)
Artikel 2.8 lid 3 Besluit Wfsv
(26)
Artikel 2.1 onder f Besluit Wfsv jo. artikel
2.1a Besluit Wfsv
(27)
Artikel 2.13 lid 1 Besluit Wfsv
(28)
Artikel 2.13 lid 2 Besluit Wfsv
(29)
Artikel 2.13 lid 3 Besluit Wfsv
(30)
Artikel 2.5 lid 1 onder i Besluit Wfsv jo. artikel
117b lid 1 onder b Wfsv jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv
(31)
Artikel 63a lid 3 Ziektewet.
(32) Artikel 73b Ziektewet.
(33)
Als beschermd door artikel 6 van het Europees
verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
(34)
Artikel 87e WAO.
(35) Centrale Raad van Beroep 20 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB2858
en AB2859.
(36) Artikel 2.18 Besluit Wfsv.
(37) Artikel 30b Ziektewet.
(38) Artikel 2.18 Besluit Wfsv.
(39) Centrale Raad van Beroep 11 november 2004,
ECLI:NL:CRVB:2004:AR6372.
(40)
De Centrale Raad van Beroep verwijst naar
artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht voor de mogelijkheid
schadevergoeding bij de bestuursrechter te vorderen, maar denkbaar is ook de
mogelijkheid om schadevergoeding bij de civiele rechter te vorderen.
(41) Artikel 63a lid 7 Ziektewet.
(42)
Regeling van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van 13 juli 2007, nr. SV/WV/07/24387, houdende regels omtrent
de verdere activering van zieke werknemers zonder werkgever door middel van het
vastleggen van een procesgang met betrekking tot de inschakeling in het
arbeidsproces in het eerste en tweede ziektejaar, Staatscourant 2007, 140
(wijzigingen: Staatscourant 2012, 23827 en Staatscourant 2013, 14933).
(43)
Centrale Raad van Beroep 18 maart 2004,
ECLI:NL:CRVB:2004:AO6390; Centrale Raad van Beroep 14 oktober 2004,
ECLI:NL:CRVB:AR4793; Centrale Raad van Beroep 14 februari 2005,
ECLI:NL:CRVB:2005:AT3109.
(44)
Centrale Raad van Beroep 14 februari 2005,
ECLI:NL:CRVB:2005:AT3109.
(45)
Artikel 4 Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten.
(46)
Artikel 2 lid 1 Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten.
(47)
Strijd met artikel 6 EVRM.
(48)
Strijd met artikel 13 EVRM.
(49)
Artikel 52c Ziektewet.
(50)
Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht.
(51)
Artikel 75j Ziektewet.
(52)
Artikel 75-75g Ziektewet.
(53)
Artikel 75a Ziektewet.
(54)
Artikel 75b lid 1 Ziektewet.
(55)
Artikel 75b lid 1 Ziektewet.
(56)
Artikel 75b lid 2 Ziektewet.
(57)
CRvB 14 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7978
en 1 februari 2004, USZ 2004/174.
(58)
Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
(59)
Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg te Zwolle d.d. 1 februari 2007.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!