Gewijzigde regeling overlijdensuitkering in werknemersverzekeringen

Jaar en kwartaal
2010, 4e kwartaal
Nummer
6

Bronnen:

  • Wijziging van verschillende wetten in verband met harmonisatie en vereenvoudiging van deze wetten ten behoeve van de uitvoering van die wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezeker-heidswetgeving), wetsontwerp nr. 32421



Op grond van artikel 35 en 36 ZW, artikel 74 WIA en artikel 53 WAO betaalt het UWV op aanvraag een overlijdensuitkering (ter grootte van de uitkering over één maand) aan de nabestaanden van de verzekerde werknemer. Recht op een overlijdensuitkering hebben:

  • de echtgenoot;
  • als er geen echtgenoot is: de minderjarige kinderen;
  • als er geen echtgenoot en minderjarige kinderen zijn: de persoon met wie de overledene in gezinsverband samenleefde en ten aanzien van wie hij grotendeels (dat wil zeggen voor meer dan 50%) in de kosten van het bestaan voorzag (doorgaans thuiswonende meerderjarige kinderen, inwonende pleegkinderen of samenwonende broers of zussen).

Het wetsontwerp bepaalt dat het UWV de uitkering voortaan ook ambtshalve kan uitbetalen en dat ten aanzien van degenen die werden onderhouden door de overledene niet langer de eis wordt gesteld dat de overledene grotendeels in de bestaanskosten van de betrokkene voorzag. Voor dit laatste is voortaan voldoende als de betrokkene op hetzelfde adres als de overledene stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

Voor werkgevers geldt eveneens de verplichting tot het doen van een overlijdensuitkering. Op grond van artikel 7:674 B.W. gaat het daarbij om één maandsalaris. Fiscaal zijn deze overlijdensuitkeringen onbelast tot maximaal drie maal het maandloon (artikel 11 lid 1 onder m Wet op de loonbelasting 1964.