Gewijzigde regeringsplannen voor verlichting van de verplichtingen van de werkgever in verband met arbeidsongeschiktheid van (ex-) werknemers.
Jaar en kwartaal
2019, 1e kwartaal
Nummer
3
Bron:
Brief van Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 20 december 2018 (Loondoorbetaling
tijdens ziekte, motie Heerma), Tweede Kamer 2018-2019, 32716, nummer 37
Brief van Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 20 december 2018 (Loondoorbetaling
tijdens ziekte), Tweede Kamer 2018-2019,
29544, nummer 873
Factsheet loonbetaling bij ziekte
Kaderconvenant MKB verzuim-ontzorg-verzekering, Tweede
Kamer 2018-2019, 29544, nummer 873
(bijlage)
Productconvenant MKB verzuim-ontzorg-verzekering
In twee brieven aan de Tweede Kamer heeft de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven welke maatregelen de
regering wil treffen om de verplichtingen van werkgevers op het terrein van
ziekte en arbeidsongeschiktheid van (ex-) werknemers te verlichten en om het
beroep op de WIA te verminderen. Als gevolg van overleg met
werkgeversorganisaties en vakbonden zijn wijzigingen aangebracht in de
maatregelen die waren opgenomen in het regeerakkoord.
Loondoorbetalingsverplichting kleine werkgevers
De regering had zich voorgenomen om de verplichting
tot doorbetaling van loon tijdens ziekte voor kleine werkgevers te beperken tot
één jaar. Werkgevers zijn nu verplicht om het loon tijdens ziekte gedurende 104
weken door te betalen. Hoewel deze maatregel kon rekenen op grote politieke
steun, kwam de maatregel toch ter discussie te staan toen bleek dat kleine
werkgevers in ruil voor het wegvallen van de loondoorbetalingsverplichting (en
re-integratieverplichting) een uniforme premie zouden moeten gaan betalen ter
dekking van de kosten van het tweede ziektejaar. De uniforme premie zou hoger
uitvallen dan de totale kosten van loondoorbetaling in het tweede ziektejaar
zouden zijn geweest, als gevolg van wegvallende re-integratieactiviteiten van
de werkgever.
Met de werkgeversorganisaties en het Verbond van
verzekeraars heeft de Minister nu een convenant gesloten, als gevolg waarvan
werkgevers per 1 januari 2020 een verzekering kunnen sluiten (de "MKB
verzuim-ontzorg-verzekering”), die niet alleen het financiële risico dekt maar
die ook hulp geeft bij het voldoen aan verplichtingen en taken. Deze
verzekering zal in elk geval aan de volgende voorwaarden zal voldoen:
eventuele loonsanctie voor rekening van de verzekeraar
en niet van de werkgever, mits de werkgever de adviezen van de verzekeraar
opvolgt ("Poortwachterproof”);
re-integratiedienstverlening gericht op werkhervatting
binnen eigen bedrijf ("eerste spoor”) en daarbuiten ("tweede spoor”);
een casemanager bij dreigend langdurig
ziekteverzuim, die tenminste de volgende taken heeft:
ondersteuning van de werknemer bij het vormen
van een eigen re-integratieplan;
advisering bij het opstellen van het plan van
aanpak;
inventarisatie van de functie-inhoud van de werknemer
en de arbeidsmogelijkheden van de werknemer (op basis van de adviezen van de
bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige);
inzet van de bedrijfsarts voor medische
beoordeling van de belastbaarheid van de werknemer en advies over de functionele
mogelijkheden en beperkingen;
vertaling van het advies van de bedrijfsarts
naar concrete re-integratiestappen van de werknemer;
advies ten aanzien van te plegen interventies;
overleg met de bedrijfsarts ten aanzien van in
te zetten medische interventies;
regie en monitoring van verplichte stappen op
grond van Wet verbetering Poortwachter;
bijhouden van het "Poortwachterdossier”;
vertaling van adviezen naar concrete acties voor
de werkgever en de werknemer en ondersteuning van de werkgever bij de
uitvoering hiervan;
bieden van inzicht aan de werknemer in de gevolgen
en inkomenseffecten van langdurige arbeidsongeschiktheid (na maximaal een
jaar);
advisering ten aanzien van het aanvragen van een
deskundigenoordeel (door werkgever of werknemer);
samenwerking van de verzekeraar met
gecertificeerde arbodiensten, geregistreerde bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen
en casemanagers;
maximering van de premiestijging die het gevolg
is van het verzuim van de eigen werknemers ter voorkoming van onverwacht hoge
premiestijgingen.
Met ingang van 2021 komt er ook een jaarlijkse
financiële tegemoetkoming in de vorm van een premiekorting voor de kosten van
loondoorbetaling, waarvoor € 450 miljoen is uitgetrokken. Doordat de korting
bestaat uit een vast bedrag per werkgever, komt deze vooral ten goede aan
kleine werkgevers. In 2024 moet de premiekorting worden vervangen door
invoering van een gedifferentieerde premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds
(nu: basispremie).
Minder vaak loonsanctie
In het regeerakkoord was opgenomen dat de onzekerheid
over het opleggen van een loonsanctie zou worden weggenomen. Hierbij werd verwezen
naar eerdere brieven van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan
de Tweede Kamer van 21 april 2016 ("oplossingen voor knelpunten op de
arbeidsmarkt”) en 22 december 2016 ("loondoorbetaling tijden ziekte”). In die
brieven was met name gewezen op het feit dat werkgevers vaak opdracht gaven aan
re-integratiebedrijven om passend werk bij een andere werkgever te zoeken,
uitsluitend uit angst voor het opleggen van een loonsanctie (de verplichting om
het loon gedurende een aanvullende periode van 52 weken voor 70% door te
betalen).
Voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de
WGA was in het regeerakkoord opgenomen dat de onzekerheid over het opleggen van
loonsancties zou worden weggenomen door de loonsanctie te laten vervallen.
Gelet op het feit dat deze werkgevers gedurende tien jaar de WGA-uitkering van
hun (ex-) werknemers zelf moeten betalen, werd hierin voldoende prikkel gezien
om ook zonder loonsanctie te komen tot voldoende re-integratie-inspanningen. De
regering was echter van mening dat de loonsanctie wel moest blijven bestaan voor
werkgevers die geen eigenrisicodrager voor de WGA zijn. Voor hen wilde de
regering de mogelijkheid openen om na de eerstejaarsevaluatie een
re-integratieplan aan het UWV voor te leggen, waarna geen loonsanctie zou
worden opgelegd als het plan door het UWV zou worden goedgekeurd en als de
re-integratie vervolgens conform het plan zou worden uitgevoerd.
Deze maatregelen gaan niet door. In plaats daarvan
wordt nu voorgesteld dat per 1 januari 2021 geen loonsanctie meer kan worden
opgelegd wegens het feit dat de bedrijfsarts bij zijn advies aan de werkgever
uit zou zijn gegaan van een onjuiste vaststelling van de belastbaarheid van de
werknemer. Dat wordt gerealiseerd door te bepalen dat het UWV bij de
beoordeling van het re-integratieverslag uitgaat van het medisch advies van de
bedrijfsarts. De beoordeling van het re-integratieverslag gebeurt dan alleen
nog door een arbeidsdeskundige van het UWV. Werknemers behouden de mogelijkheid
om aan een andere bedrijfsarts een second opinion te vragen en ook de
mogelijkheid om aan het UWV een deskundigenoordeel te vragen blijft bestaan. Bij
dit alles treft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maatregelen om
te bevorderen dat de medische oordelen van de bedrijfsarts en de
verzekeringsarts minder vaak van elkaar verschillen.
Ook bij de vraag of de werknemer nog kan terugkeren
in het eigen bedrijf en bij de vraag of voor de werknemer een tweede
spoortraject moet worden gestart, mag de werkgever voortaan afgaan op het advies
van de bedrijfsarts. Verder zullen experimenten worden gedaan om te onderzoeken
welke maatregelen kunnen worden getroffen om de tweede spoor re-integratie
beter te laten verlopen, zoals het eerder inzetten van de no-riskpolis.
Bovendien zegt de Minister toe dat hij maatregelen
zal treffen om te bevorderen dat duidelijker wordt hoe het UWV de
re-integratie-inspanningen van werkgevers toetst. Daarbij wordt gemeld dat het
UWV de Minister heeft verzekerd dat in overeenstemming met de jurisprudentie in
beginsel geen loonsanctie wordt opgelegd als eerder in een deskundigenoordeel
is geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende
waren, maar dat daarbij wel nog de re-integratie-inspanningen over de periode
na het deskundigenoordeel worden getoetst.
De rol van de werknemer bij de re-integratie wordt
versterkt doordat hij voortaan in het plan van aanpak en bij deeerstejaarsevaluatie zijn oordeel over de re-integratie moet geven.
Tenslotte merkt de Minister op dat hij "ruimte ziet”
voor werkgeversorganisaties en vakbonden om CAO-afspraken over een hogeredoorbetaling van loon tijdens ziekte dan de wettelijke 70%, te beperken (een al
oude wens van de regering). Daarbij verwijst de Minister naar een
najaarsakkoord uit 2004 waarin is afgesproken om niet meer loon te betalen dan
170% over de eerste twee ziektejaren, behalve als sprake is van voldoende
re-integratie-inspanningen.
Behalve ten aanzien van de loondoorbetaling tijdens
ziekte, waren in het regeerakkoord ook
maatregelen ten aanzien van de WIA voorzien. Het ging daarbij om de
volgende vier maatregelen:
Verkorting van de periode waarin de WGA-uitkering
voor rekening van de werkgever komt
De regering wilde de periode verkorten waarin
WGA-uitkeringen voor rekening van de (middel)grote werkgever komen, hetzij doordat
werkgevers de WGA-uitkering als eigenrisicodrager zelf betalen, hetzij doordat
de WGA-uitkering de hoogte van de aan de belastingdienst te betalen
gedifferentieerde premie Werkhervattingskas beïnvloedt. Deze periode bedraagt
nu tien jaar en zou worden verkort naar vijf jaar. Het voorstel moest de
verplichtingen van werkgevers op het gebied van arbeidsongeschiktheid van
werknemers verlichten.
Op 25 april 2018 publiceerde de regering in het
kader van internetconsultatie concepten voor wettelijke maatregelen waarmee aan
dit voornemen uitvoering zou moeten worden gegeven. Op deze maatregel werd bij
de internetconsultatie kritiek geuit vanwege de gebrekkige onderbouwing. De
maatregel zou namelijk leiden tot € 150 miljoen extra lasten die de werkgevers
gezamenlijk zouden moeten betalen als gevolg van afgenomen
re-integratieprikkels. Waar voor grotere werkgevers niet zo zeer het
arbeidsongeschiktheidsrisico van belang is (dat risico realiseert zich voor
grote werkgevers sowieso toch in een bepaalde mate), maar vooral de
arbeidsongeschiktheidskosten van belang zijn, was onduidelijk waarom deze maatregel
de verplichtingen van de werkgever zou verlichten.
Aanpassing schatting arbeidsongeschiktheid
De regering wenste de mogelijkheid van het UWV te
verruimen om voor arbeidsongeschikte werknemers een resterende
verdiencapaciteit van arbeidsongeschikte werknemers vast te stellen. Dat wilde
de regering doen door niet langer te eisen dat voor het vaststellen van de
resterende verdiencapaciteit drie geschikte functies vereist zijn die in het
computersysteem van het UWV (CBBS) elk drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen,
maar door voldoende te doen zijn dat in dat computersysteem negen geschikte arbeidsplaatsen
worden gevonden. Dat zou er toe leiden dat werknemers minder snel
arbeidsongeschikt geacht zouden worden. De maatregel zou aldus de kosten van de
WIA beperken.
Ook werknemers die meer dan 80% arbeidsongeschikt
zijn moeten aan inkomenseis voldoen
In het regeerakkoord was voorgesteld om voor
volledig arbeidsongeschikte werknemers (80-100% arbeidsongeschikt) de inkomenseis
in te voeren die ook voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (35-80%
arbeidsongeschikt) geldt, indien het UWV
weliswaar voor de werknemer een resterende verdiencapaciteit kon vaststellen,
maar één van minder dan 20% en waarmee de
werknemer dus volledig arbeidsongeschikt werd geacht. Dat zou betekenen dat
deze werknemers na de loongerelateerde fase van de WGA-uitkering elke maand
voor 50% van het bedrag van die resterende verdiencapaciteit inkomen uit arbeid
zouden moeten verdienen. Bij het niet voldoen aan de inkomenseis wordt de
WGA-uitkering niet langer berekend op basis van 70% van het laatst genoten loon
(maximaal echter 70% van het maximum dagloon) maar op basis van 70% van het
minimumloon (het zogenaamde "WGA-gat”).
Deze maatregel zou in de praktijk vooral werknemers
met een hoog loon treffen, omdat een bepaalde resterende verdiencapaciteit voor
werknemers met een laag inkomen nu eenmaal leidt tot een lagere mate van
arbeidsongeschiktheid dan voor werknemers met een hoog inkomen (minder
inkomensverlies). Alleen werknemers waarvoor het UWV geen resterende
verdiencapaciteit heeft kunnen vaststellen zouden niet door de maatregel worden
getroffen. Dan gaat het om werknemers die op uitsluitend medische gronden
volledig arbeidsongeschikt geacht zijn en om werknemers waarvoor het UWV bij
arbeidsdeskundig onderzoek niet voldoende geschikte functies heeft kunnen
vinden om daarop de vaststelling van een resterende verdiencapaciteit te
baseren. Ook deze maatregel zou de kosten van de WIA moeten beperken.
Geen herbeoordeling binnen eerste vijf jaar na
werkhervatting
Arbeidsongeschikte werknemers die proberen het werk
te hervatten lopen nu het risico dat het UWV de mate van hun
arbeidsongeschiktheid vaststelt op basis van de feitelijk gegenereerde
inkomsten uit arbeid, terwijl mogelijk nog niet duidelijk is dat zij dat werk
ook echt langere tijd kunnen volhouden. De regering stelt in het regeerakkoord
voor dit risico weg te nemen door te bepalen dat zij in de eerste vijf jaar na
de werkhervatting niet meer beoordeeld zouden worden. Deze maatregel moet
werken voor arbeidsongeschikten aantrekkelijker maken.
De Minister deelt in zijn brieven mede dat na
overleg met werkgeversorganisaties en vakbonden is besloten om af te zien van
de inkorting van de periode waarin de WGA-uitkering voor rekening van de
werkgever komt en van de wijzigingen ten aanzien van de loonsanctie. Omdat de
maatregelen rondom de loondoorbetaling bij ziekte naar de verwachting van de
regering leiden tot een lagere instroom in de WIA, is de regering bereid om af
te zien van de twee maatregelen waarmee op de kosten van de WIA bezuinigd
wordt. De wijze van schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt dus
niet aangepast en volledige arbeidsongeschikte werknemers behoeven niet aan de
inkomenseis te voldoen. De maatregel volgens welke arbeidsongeschikte
werknemers die weer aan het werk zijn gegaan gedurende vijf jaar niet
herbeoordeeld worden, gaat wel door.
Commentaar:
Te verwachten
valt dat de regering nu snel werk zal maken van het opstellen en indienen van
een wetsvoorstel met deze maatregelen. De maatregelen in het regeerakkoord die
de verplichtingen van werkgevers op het gebied van arbeidsongeschiktheid van
werknemers moeten verlichten, moeten samen met twee andere pakketten
maatregelen de werking van de arbeidsmarkt verbeteren. Het onlangs bij de
Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans vormt het
tweede pakket maatregelen en moet er voor zorgen dat flexibele contracten voor
werkgevers minder aantrekkelijk worden en vaste contracten aantrekkelijker. Het
derde pakket maatregelen moet schijnzelfstandigheid bestrijden. Dan gaat het om
ZZP-ers die in feite niet zelfstandig zijn, maar afhankelijk van één of enkele
opdrachtgevers. Op dit punt zijn de maatregelen die de regering wenst te nemen
nog veel minder vast omlijnd. Invoering van deze maatregelen is al uitgesteld
van 1 januari 2020 naar 1 januari 2021. Om het gewenste effect voor de
arbeidsmarkt te sorteren is echter noodzakelijk dat ook deze maatregelen worden
getroffen. Anders zal het minder aantrekkelijk worden van flexibele contracten
er niet toe leiden dat werkgevers aan flexwerkers vaste contracten gaan aanbieden
maar dat zij in plaats daarvan, nog meer dan nu al het geval is, hun toevlucht
nemen tot ZZP-ers die in feite niet zelfstandig zijn.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2024 controleren!
Op 25 november 2023 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2024. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2024 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2022 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 66% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en sociale verzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 4 december 2023: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- woensdag 6 december 2023: Van der Valk Hotel Zwolle
- donderdag 7 december 2023: Van der Valk Hotel Dordrecht
- maandag 11 december 2023: Flonk Hotel Groningen Zuid, voorheen: Best Western Plus Hotel Groningen Plaza (of online)
- dinsdag 12 december 2023: Novotel Hotel Eindhoven
- woensdag 13 december 2023: Van der Valk Hotel Middelburg (!)
- donderdag 14 december 2023: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
- dinsdag 19 december 2023: De Soesterduinen, Soest
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van maandag 11 december 2023 en donderdag 14 december 2023.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!