Uitbreiding Wet aanpak schijnconstructies tot beroepsgoederenvervoer

Jaar en kwartaal
2016, 2e kwartaal
Nummer
9

Bronnen


Met de inwerkingtreding van de Wet aanpakschijnconstructies is een ketenaansprakelijkheid ingevoerd voor het geval arbeid in dienst van een werkgever wordt verricht ter uitvoering van een overeenkomst van opdracht of overeenkomst van aanneming van werk. De opdrachtgever van de werkgever is daardoor hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van het aan de werknemer verschuldigde loon, tenzij hij aannemelijk maakt dat het niet betalen van het loon hem, gelet op de omstandigheden van het geval, niet kan worden verweten (artikel 7:616a B.W.). Ook elke naast hogere opdrachtgever kan tot betaling van dat loon worden aangesproken, indien een vordering wegens hoofdelijke aansprakelijkheid tegen de naast lagere opdrachtgever niet tot betaling van het loon leidt (artikel 7:616b B.W.). De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt niet voor een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 7:616a lid 3 B.W. en artikel 7:616b lid 6 B.W.).

Buiten de ketenaansprakelijkheid viel arbeid die wordt verricht ter uitvoering van een overeenkomst tot het (doen) vervoeren van goederen over de weg, omdat destijds vanwege complexiteit van de vervoersector en van internationale wetgeving nader onderzoek nodig was. Inmiddels is de regering tot de conclusie gekomen dat de introductie van de ketenaansprakelijkheid voor de vervoerovereenkomst mogelijk is. Daarom stelt de regering in een wetsvoorstel voor de ketenaansprakelijkheid uit te breiden tot de overeenkomst van goederenvervoer als bedoeld in artikel 8:1090 B.W. en de overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen als bedoeld in artikel 8:60 B.W.