Verlenging van de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst
Jaar en kwartaal
2012, 3e kwartaal
Nummer
9
Bronnen:
artikel 7:667 lid 4 en 5 B.W.
artikel 7:668a lid 1 en 2 B.W.
Nadere memorie van antwoord bij wetsvoorstel "Wijziging
van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945
en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid)", nummer 132d,
bladzijde 10
Nota naar aanleiding van het verslag bij
wetsvoorstel "Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten" d.d. 20 november 1998[1],
wetsontwerp 26257, nummer 7, bladzijden 5 en 8
HR 24 oktober 1986, NJ 1987, 293
HR 14 juli 2006, (Boekenvoordeel/Isis), LJN:
AY3782
Gerechtshof âs-Gravenhage 3 maart 2009, LJN:
BH5977
Kantonrechter Venlo 19 januari 2011, JAR
2011/182
HR 11 mei 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BV9603
HR 25 mei 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BV9601
Bij het verlengen van
arbeidsovereenkomsten spelen twee wettelijke bepalingen een rol:
Bij het verlengen van
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is dat de bepaling van artikel
7:668a B.W. (leden 1 en 2):
1. Vanaf de
dag dat tussen dezelfde partijen:
a. arbeidsovereenkomsten
voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben
opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben
overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als
aangegaan voor onbepaalde tijd;
b. meer dan 3
voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met
tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst
als aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Lid 1 is
van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten
tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de
verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te
zijn.
Deze bepaling bevat de
zogenaamde ketenregeling, volgens welke (behoudens afwijking bij CAO)
maximaal drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in maximaal 36 maanden
mogelijk zijn.
Bij het (voor bepaalde tijd)
verlengen van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd is dat de
bepaling van artikel 7:667 B.W. (leden 4 en 5):
4. Indien een
voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst, die anders dan door rechtsgeldige
opzegging of door ontbinding door de rechter is geëindigd, éénmaal of meermalen
is voortgezet door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met tussenpozen
van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van lid 1 voor de beëindiging
van die laatste arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging nodig. De termijn
van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
5. Van een
voortgezette arbeidsovereenkomst als bedoeld in lid 4 is eveneens sprake indien
eenzelfde werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende
werkgevers die redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de
verrichte arbeid elkanders opvolger te zijn.
Deze bepaling bevat de
zogenaamde Ragetlie-regel, genoemd naar een eerder arrest van de Hoge Raad van
4 april 1986, NJ 1987, 678 (Ragetlie/SLM). Volgens de Ragetlie-regel kan een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden opgevolgd door één of meer
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mits de arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd is geëindigd door rechtsgeldige opzegging dan wel ontbinding
door de rechter.
Beide bepalingen geven aan
wanneer de werknemer bij verlenging van de arbeidsovereenkomst recht wel of
geen krijgen op ontslagbescherming als de duur van een voor bepaalde tijd
aangegane arbeidsovereenkomst verstrijkt.
Artikel 7:668a B.W. (verlenging
van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst) doet dat door te
bepalen wanneer een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan,
van rechtswege geldt als voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan (de zogenaamde"conversie" van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd). Omdat een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd alleen kan eindigen door opzegging (artikel 7:667 lid 6 B.W.),
voor welke opzegging een ontslagvergunning vereist is (artikel 6 B.B.A.), heeft
de werknemer dan recht op ontslagbescherming.
Artikel 7:667 B.W. (verlenging
van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst geeft recht op
ontslagbescherming door te bepalen wanneer een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd opgezegd moet worden, voor welke opzegging dan eveneens
een ontslagvergunning vereist is.
In beide gevallen geeft de
bepaling dus aan wanneer ontslagbescherming ontstaat doordat opzegging van de
arbeidsovereenkomst vereist is, maar in artikel7:668a B.W. gaat
het na verlenging om de opzegging van een arbeidsovereenkomst die voor
onbepaalde tijd is voortgezet en in artikel 7:667 B.W. gaat het na
verlenging om de opzegging van een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde
tijd is voortgezet maar waarvoor desondanks opzegging vereist is. Dat maakt
in die zin nog verschil dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussentijds
opgezegd kan worden terwijl een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen
tussentijds opgezegd kan worden als dat overeengekomen is.
Beide bepalingen bevatten de
toevoeging dat werkgevers voor de toepassing van de betreffende bepalingen vereenzelvigd
worden "als zij redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de
verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn". In de praktijk wordt deze vereenzelviging
van werkgevers ook wel aangeduid als "opvolgend werkgeverschap".
In twee arresten van 11 en 25
mei 2012 (LJN: BV9603 en LJN: BV9601) heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over
de vraag wanneer sprake is van opeenvolgend werkgeverschap in de zin van
artikel 7:668a lid 2 B.W. De Hoge Raad is van mening dat dit het geval is als
voldaan is aan twee voorwaarden, te weten:
de arbeid vereist wezenlijk dezelfde
vaardigheden en verantwoordelijkheden;
tussen de oude en de nieuwe werkgever bestaan
zodanige banden dat de door ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden en
geschiktheid van de werknemer van de oude werkgever, in redelijkheid moeten
worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.
Zie rechtsoverweging 3.4 van
beide arresten:
"Bij de
uitleg van deze bepaling dient aansluiting te worden gezocht bij de in het
licht van het Europese recht ook thans nog juist te achten maatstaf die de Hoge
Raad in zijn arrest van 24 oktober 1986, LJN AC9537, NJ 1987/293 heeft
ontwikkeld met het oog op de beantwoording van de vraag, kort gezegd, of een
proeftijdbeding rechtsgeldig is in geval van rechtsopvolging aan de zijde van
de werkgever.
Het gaat in
de onderhavige zaak immers om dezelfde afweging van belangen die aan de orde
was in het arrest van 24 oktober 1986. Dit betekent dat aan de eis dat de
nieuwe werkgever redelijkerwijs geacht moet worden ten aanzien van de verrichte
arbeid de opvolger van de vorige werkgever te zijn, in de regel is voldaan
indien enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en
verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de
nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de
laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in
diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend
aan de nieuwe werkgever."
De vraag is nu wat de gevolgen
van deze uitleg van de bepaling over opvolgend werkgeverschap in artikel 7:668
lid 2 B.W. (en derhalve over de verlenging van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd) is voor twee in de praktijk veel voorkomende situaties, te
weten:
de doorstart van een onderneming na
faillissement;
het doorwerken na het bereiken van de
pensioengerechtigde (65-jarige) leeftijd.
De vraag naar deze gevolgen is
vooral van belang indien:
bij de oude werkgever sprake was van aan
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
(hetgeen meestal wel het geval zal zijn);
voldaan is aan de voorwaarden van de arresten
van de Hoge Raad van 11 en 25 mei 2012, dat wil zeggen:
het
gaat bij de nieuwe werkgever om arbeid die wezenlijk dezelfde vaardigheden en
verantwoordelijkheden als de arbeid bij de oude werkgever (ook dat zal meestal
wel het geval zijn);
tussen
de oude en de nieuwe werkgever bestaan zodanige banden dat de door ervaring
verkregen inzichten in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer van de
oude werkgever in redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever (bij het doorwerken na het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd zal steeds aan deze voorwaarde zijn voldaan; bij een doorstart na faillissement
zal aan deze in voorwaarde zijn voldaan in die gevallen waarin de oude
ondernemer in een nieuw juridisch jasje (nieuwe rechtspersoon) de doorstart wil
realiseren en wellicht ook als een derde de doorstart wil realiseren en daarbij
alle leidinggevenden van de oude werkgever in dienst neemt).
Omdat het dan niet gaat om de
verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd maar om de verlenging
van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is de vraag of het dan nog
wel gaat om de uitleg van artikel 7:668a lid 2 B.W. (waarop de arresten van de
Hoge Raad van 11 en 25 mei 2012 zagen) dan wel of het daarentegen gaat over de
uitleg van de bepaling van artikel 7:667 lid 5 B.W.
Voor het geval van doorstart van
de onderneming van na faillissement is het zogenaamde
"Boekenvoordeel"-arrest van de Hoge Raad (14 juli 2006, LJN: AY3782) van
belang. Eveneens in het geval van toepassing van artikel 7:668a lid 2 B.W.
heeft de Hoge Raad daarin bepaald dat aan de toepassing van de ketenregelingvan artikel 7:668a B.W. niet in de weg staat dat de curator de
arbeidsovereenkomst met de werknemer heeft opgezegd. Zie rechtsoverweging
3.4.2:
"In art.
7:666 BW wordt art. 7:668a lid 2 BW niet uitgesloten van toepassing op de
overgang van een onderneming indien de werkgever in staat van faillissement is
verklaard en de onderneming tot de boedel behoort. Anders dan het middel tot
uitgangspunt neemt, is toepassing van art. 7:668a lid 2 BW naar tekst en
strekking van die bepaling niet beperkt tot de in het middel bedoelde gevallen
waarin, kort gezegd, opvolging van werkgevers wordt misbruikt bij de hantering
van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Aan de in het tweede lid van art. 7:668a
BW voorgeschreven overeenkomstige toepassing van de in het eerste lid bepaalde
omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, staat in een geval
als het onderhavige niet in de weg dat de curator de arbeidsovereenkomst van
Boekenvoordeel (dat was de nieuwe werkgever, JvZ) met Octagon (dat was de oude
werkgever, JvZ) regelmatig heeft opgezegd."
Concreet rijzen de volgende
vragen:
Vraag 1
Moet de nieuwe werkgever de voor
bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst opzeggen indien zich een situatie voordoet
met (achtereenvolgens) de volgende feiten:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd oude
werkgever;
rechtsgeldige opzegging of ontbinding;
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nieuwe
werkgever;
arbeid
vereist wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden;
de
nieuwe werkgever heeft zodanige banden met de oude werkgever dat de door
ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer
van de oude werkgever in redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever?
De vraag is of hetgeen de Hoge Raad in
zijn arresten van 11 en 25 mei 2012 heeft bepaald ten aanzien van de toepassing
van artikel 7:668a lid 2 B.W. (opvolgend werkgeverschap bij de verlenging van
een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst) ook onverkort moet gelden
ten aanzien van de toepassing van artikel 7:667 lid 5 B.W. (opvolgend werkgeverschap
bij de verlenging van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst).
Vraag 2
Eindigt van rechtswege de door
de nieuwe werkgever verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd indien
zich een situatie voordoet met (achtereenvolgens) de volgende feiten:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd oude
werkgever;
rechtsgeldige opzegging of ontbinding;
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nieuwe
werkgever;
arbeid
vereist wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden;
de
nieuwe werkgever heeft zodanige banden met de oude werkgever dat de door
ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer
van de oude werkgever in redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever;
tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
nieuwe werkgever?
De vraag is of op deze situatie 7:668a
(verlenging van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst) van
toepassing is dan wel artikel 7:667 B.W. (verlenging van een voor onbepaalde
tijd aangegane arbeidsovereenkomst).
Uit de wetsgeschiedenis kan
worden afgeleid dat:
de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W.
niet van toepassing is als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt
opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met dezelfde
werkgever;
de bepaling ten aanzien van opvolgend
werkgeverschap in artikel 7:668a lid 2 B.W. ook geldt als een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die was aangegaan door de oude
werkgever wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met
de nieuwe werkgever.
Zie aldus de nadere memorie van
antwoord bij wetsvoorstel "Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon
Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en
zekerheid)" d.d. 9 april 1998, wetsvoorstel 25263, nummer 132d, bladzijde 10:
"Artikel 668a
lid 2 geldt zowel voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd als voor arbeidsovereenkomsten
voor onbepaalde tijd. Om die reden zijn bij de eerste nota van wijziging (TK
1996/97, 25 263, nr. 7) de woorden «aangegaan voor bepaalde tijd»
geschrapt. Wanneer derhalve een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
wordt beëindigd en wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd bij een andere werkgever die moet worden beschouwd als een opvolger van de
eerste werkgever, wordt die eerste arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
gerekend tot de keten, bedoeld in artikel 668a lid 1 (onderstreping door
mij, JvZ). Uit artikel 668a lid 4 volgt dat de betreffende arbeidsovereenkomst
moet worden meegeteld voor het berekenen van de opzegtermijn. Voor de goede
orde zij opgemerkt, dat artikel 668a lid 1 niet van toepassing is op de situatie
dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen dezelfde partijen (onderstreping
door mij, JvZ). Dit betekent dus dat in dat geval een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd niet wordt meegeteld voor de berekening van de keten in artikel
668a lid 1, noch voor de berekening van de opzegtermijn."
Het eerste betekent dat voor de
toepassing van de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. in een geval
waarin een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (vraag 1) onderscheid gemaakt moet
worden tussen het geval van doorwerken na de 65-jarige leeftijd (dezelfde
partijen, dus arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt niet meegeteld
bij de ketenregeling) en het geval van doorstart na faillissement (andere
partijen, ook als sprake is van opvolgend werkgeverschap, dus arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd wordt wel meegeteld bij de ketenregeling).
Het tweede betekent dat zodra de
ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. van toepassing is (derhalve bij dezelfde
partijen voor het eerst zodra de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
wordt verlengd, derhalve bij de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd, en bij andere partijen reeds zodra de arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd voor bepaalde tijd wordt verlengd, derhalve bij de eerste
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd), de arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd alsnog meetelt bij de toepassing van de ketenregeling van artikel
7:668a lid 1 B.W. als sprake is van opvolgend werkgeverschap in de zin van
artikel 7:668a lid 2 B.W.
Uit de wetsgeschiedenis valt
verder af te leiden dat de wetgever een onderscheid beoogd heeft tussen de
bepalingen van artikel 7:668 B.W. (verlenging van een voor bepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomst) en artikel 7:667 B.W. (verlenging van een voor onbepaalde
tijd aangegane arbeidsovereenkomst). Zie: Nota naar aanleiding van het verslag
bij wetsvoorstel "Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon
Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten" d.d. 20 november
1998[2],
wetsontwerp 26257, nummer 7, bladzijde 5:
"De artikelen
667 lid 4 en lid 5 en 668a lid 1 en lid 2 beogen verschillende situaties te
regelen. Artikel 667 (lid 4) gaat â kort gezegd â over opzegging, artikel 668a
lid 1 over de conversie van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Zowel lid 5 van
artikel 667 als lid 2 van artikel 668a voorzien in een regeling terzake van
draaideurconstructies in die zin dat verschillende werkgevers voor wat betreft
de arbeid als elkaars opvolgers kunnen worden aangemerkt. Beide leden beogen
mitsdienontduiking
van de hoofdregel te voorkomen. Van een rangorde is geen sprake. Voortgezette
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 667 leden 4 en
5 kunnen indien zij aan de voorwaarden van artikel 668a lid 1 voldoen, worden
omgezet in een arbeidsovereenkomstvoor
onbepaalde tijd (onderstreping door mij, JvZ). Mevrouw Luttmer-Kat
legt dan ook ten onrechte een verband tussen artikel 668a en de Ragetlie-regel.
Artikel 668a regelt wanneer er sprake is van conversie van opvolgende
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in onbepaalde tijd. De Ragetlie-regel betreft
de toepasselijkheid van het opzeggingsvereiste in geval van beëindiging van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die de voortzetting is van een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd."
en op bladzijde 8:
"De leden van
de SP-fractie wilden pleiten voor een samenvoeging van de artikelen 667 en
668a. Zij menen dat dit de overzichtelijkheid ten goede komt. Deze leden denken
aan onderbrenging van artikel 668a in artikel 667 en vernemen graag het
standpunt van de regering. In
tegenstelling tot de opvatting van deze leden is de regering van mening dat het
de overzichtelijkheid niet ten goede zou komen als de artikelen 667 en 668a
zouden worden samengevoegd. Deze artikelen hebben namelijk betrekking op
verschillende onderwerpen. Artikel 667 regelt de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst (voor bepaalde en onbepaalde tijd). Artikel 668a
regelt de voorwaarden waaronder een opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het kan voorkomen dat in een
bepaalde situatie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet worden
opgezegd op basis van artikel 667, maar nog niet geldt als aangegaan voor
onbepaalde tijd (ex artikel 668a). Wellicht ten overvloede wijst de regering
erop dat aan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd meer rechtsgevolgen
verbonden kunnen zijn dan de opzegging, bijvoorbeeld in de sfeer van secundaire
arbeidsvoorwaarden. Met het samenvoegen
van artikel 667 en 668a zouden twee verschillende onderwerpen in een en
hetzelfde artikel geregeld worden hetgeen
tot grote verwarring en onduidelijkheid zou leiden. De regering wijst deze
optie van de leden van de SP-fractie dan ook van de hand."
Uit de zin die hierboven is
onderstreept, moet worden afgeleid dat, indien eerst een arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd is voortgezet voor bepaalde tijd onder de voorwaarden van
artikel 7:667 lid 4 B.W. en deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
vervolgens is verlengd, de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. moet
worden toegepast (vraag 2), hetgeen gelet op het hierboven gestelde betekent
dat de ketenregeling van toepassing is als het gaat om andere partijen maar
niet van toepassing is als het gaat om dezelfde partijen.
De hierboven gestelde vragen moeten
daarom als volgt worden beantwoord:
Antwoord op vraag 1
De nieuwe werkgever moet, indien
zich een situatie voordoet met (achtereenvolgens) de volgende feiten:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd oude
werkgever;
rechtsgeldige opzegging of ontbinding;
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nieuwe
werkgever;
arbeid
vereist wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden;
de
nieuwe werkgever heeft zodanige banden met de oude werkgever dat de door
ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer
van de oude werkgever in redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever?
de voor bepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomst opzeggen indien sprake is van andere partijen (zoals bij
doorstart na faillissement), maar behoeft de voor bepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomst niet op te zeggen indien sprake is van dezelfde partijen
(zoals bij doorwerken na het bereiken van de 65-jarige leeftijd). In het eerste
geval telt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd immers wel mee in de
ketenregeling en in het andere geval niet[3].
Aan toepassing van de bepaling inzake
het opvolgend werkgeverschap en derhalve aan de uitleg die de Hoge Raad daaraan
ten aanzien van de toepassing van artikel 7:668a lid 2 B.W. (opvolgend
werkgeverschap bij de verlenging van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst)
heeft gegeven in zijn arresten van 11 en 25 mei 2012, wordt niet toegekomen
indien sprake is van dezelfde partijen (zoals bij doorwerken na het bereiken
van de 65-jarige leeftijd).
Antwoord op vraag 2
De door de nieuwe werkgever
verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, eindigt, indien zich een
situatie voordoet met (achtereenvolgens) de volgende feiten:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd oude
werkgever;
rechtsgeldige opzegging of ontbinding;
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nieuwe
werkgever;
arbeid
vereist wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden;
de
nieuwe werkgever heeft zodanige banden met de oude werkgever dat de door
ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer
van de oude werkgever in redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever?
tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
nieuwe werkgevervan rechtswege indien sprake is van
dezelfde partijen (zoals bij doorwerken na het bereiken van de 65-jarige
leeftijd) maar eindigt niet van rechtswege indien sprake is van andere partijen
(zoals bij doorstart na faillissement), omdat de ketenregeling van artikel
7:668a lid 1 B.W. in dit geval moet worden toegepast, welke ketenregeling van
toepassing is als het gaat om andere partijen maar niet van toepassing is als
het gaat om dezelfde partijen.
Op deze situatie is artikel 7:668a
(verlenging van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst) van
toepassing.[4]
Stappenplan
Om te bepalen wat de rechtsgevolgen
zijn bij opvolging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dient onderscheid gemaakt te worden
tussen het al dan niet van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd en het al dan niet moeten opzeggen van de arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd. Achtereenvolgens moeten de volgende vragen worden gesteld:
Is sprake van dezelfde partijen (zoals bij doorwerken
na het bereiken van de 65-jarige leeftijd) of van andere partijen (zoals bij
doorstart na faillissement)?
Bij dezelfde partijen is de ketenregelingvan artikel 7:668a lid 1 B.W. niet van toepassing indien een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De voor bepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege.
Bij andere partijen is de ketenregelingvan artikel 7:668a lid 1 B.W. wel van toepassing indien een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Indien sprake is van dezelfde partijen en
de ketenregeling dus niet van toepassing is en de arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd dus van rechtswege eindigt: is de voor onbepaalde tijd aangegane
arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd dan wel door de rechter ontbonden?
Bij rechtsgeldige opzegging dan wel ontbinding
door de rechter is opzegging van de arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd op grond van artikel 7:667 lid 4 B.W. niet vereist.
Bij het ontbreken van rechtsgeldige
opzegging dan wel ontbinding door de rechter is opzegging van
de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op grond van artikel 7:667 lid 4 B.W.vereist.
Indien sprake is van andere partijen en
de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. dus van toepassing is: is sprake
van opvolgend werkgeverschap, dat wil zeggen: gaat het bij de nieuwe
werkgever om arbeid die wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden
als de arbeid bij de oude werkgever én bestaan tussen de oude en de nieuwe
werkgever zodanige banden dat de door ervaring verkregen inzichten in de hoedanigheden
en geschiktheid van de werknemer van de oude werkgever in redelijkheid moeten
worden toegerekend aan de nieuwe werkgever?
Bij opvolgend werkgeverschap telt de
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd mee in de ketenregeling: overschrijden
de duur van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de duur van de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tezamen het maximum van 36 maanden?
Bijoverschrijding van de maximale duur van 36 maandeneindigt de arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd niet van rechtswege.
Indiengeen sprake is van overschrijding van de maximale duur van 36 maanden:
is sprake van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:667 lid 5 B.W.?
Bij opvolgend werkgeverschap: opzeggingvan de arbeidsovereenkomst is vereist.
Indien er geen opvolgend werkgeverschapis, behoeft geen opzegging van de arbeidsovereenkomst plaats te vinden.
Indien er geen opvolgend werkgeverschapis telt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet mee in de
ketenregeling. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt dan van
rechtswege. Indien de uitleg van het begrip opvolgend werkgeverschap in artikel
7:667 lid 5 B.W. dezelfde is als die ten aanzien van het begrip opvolgend
werkgeverschap in artikel 7:668 lid 2 B.W., wordt aan toepassing van artikel
7:667 lid 5 B.W. niet toegekomen omdat bij het ontbreken van opvolgend
werkgeverschap in de zin van artikel 7:667 lid 5 B.W. ook geen opzegging
vereist zal zijn.
Indien sprake is van andere partijen wordt
de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. alsnog van toepassing bijverlenging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In dat geval
telt ook de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd eindigt dan niet van rechtswege (er van uitgaande dat de
duur van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de duur van de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tezamen het maximum van 36 maanden
overschrijden).
Meest voorkomende situaties
Ten aanzien van de situaties met
betrekking tot het verlengen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
die in de praktijk het meest voorkomen, betekent het bovenstaande het volgende:
1. doorwerken na 65 jaar
Situatie:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de
rechter
eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
Stappenplan:
Er is sprake van dezelfde partijen, dus de ketenregeling
van artikel 7:668a lid 1 B.W. is niet van toepassing als na de voor
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd wordt aangegaan.
Er is een rechtsgeldige opzegging of ontbinding
door de rechter dus de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoeft op grond
van artikel 7:667 lid 4 B.W. niet te worden opgezegd.
Conclusie:
De ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W.
is pas van toepassing vanaf de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Dat betekent dat drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen worden
gesloten.
2. doorstart na faillissement door een derde
Situatie:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
rechtsgeldige opzegging door curator
eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
Stappenplan:
Er is sprake van andere partijen, dus de
ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. is wel van toepassing als na de
voor arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd wordt aangegaan.
Er is een rechtsgeldige opzegging dus de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoeft op grond van artikel 7:667 lid 4
B.W. niet te worden opgezegd.
Er is geen sprake van opvolgend werkgeverschap
in de zin van artikel 7:668a lid 2 B.W. omdat tussen de oude en de nieuwe
werkgever niet zodanige banden bestaan dat de door ervaring verkregen inzichten
in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer van de oude werkgever in
redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. De
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd telt dus niet mee in de keten.
Conclusie:
De ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W.
is pas van toepassing vanaf de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Dat betekent dat nog drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen
worden gesloten.
3. doorstart na faillissement door de oude
ondernemer (in een nieuw juridisch jasje)
Situatie:
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
rechtsgeldige opzegging door curator
eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
voor dezelfde arbeid
Stappenplan:
Er is sprake van andere partijen, dus de
ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. is wel van toepassing als na de
voor arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd wordt aangegaan.
Er is een rechtsgeldige opzegging dus de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoeft op grond van artikel 7:667 lid 4
B.W. niet te worden opgezegd.
Er is sprake van opvolgend werkgeverschap in de
zin van artikel 7:668a lid 2 B.W. omdat tussen de oude en de nieuwe werkgever
zodanige banden bestaan dat de door ervaring verkregen inzichten in de
hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer van de oude werkgever in
redelijkheid moeten worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. De
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd telt dus mee in de keten.
Conclusie:
De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd telt
mee bij de toepassing van de ketenregeling van artikel 7:668a lid 1 B.W. De
ketenregeling is van toepassing zodra deze arbeidsovereenkomst verlengd wordt,
dat is dus bij de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Doorgaans zal
de duur van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tezamen tot gevolg hebben dat de maximale
duur van 36 maanden overschreden wordt. De eerste arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd moet dan geacht worden van rechtswege voor onbepaalde tijd te
zijn aangegaan (conversie). Er kan dan geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd meer worden gesloten.
[1] Dit wetsontwerp is een zogenaamde "novelle"
behorend bij de Wet flexibiliteit en zekerheid, dat wil zeggen dat door de
regering tijdens de behandeling door de Eerste Kamer van de Wet flexibiliteit
en zekerheid, het onderhavige wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend ter
wijziging van het eerder door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp "Wet
flexibiliteit en zekerheid", met het doel aldus te bereiken dat de Eerste Kamer
door de wijzigingen in de novelle met het wetsontwerp "Wet flexibiliteit en
zekerheid" instemt.
[2] Dit wetsontwerp is een zogenaamde "novelle"
behorend bij de Wet flexibiliteit en zekerheid, dat wil zeggen dat door de regering
tijdens de behandeling door de Eerste Kamer van de Wet flexibiliteit en
zekerheid, het onderhavige wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend ter
wijziging van het eerder door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp "Wet
flexibiliteit en zekerheid", met het doel aldus te bereiken dat de Eerste Kamer
door de wijzigingen in de novelle met het wetsontwerp "Wet flexibiliteit en
zekerheid" instemt.
[3] Nadere memorie van antwoord bij wetsvoorstel
"Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en
zekerheid)" d.d. 9 april 1998, wetsvoorstel 25263, nummer 132d, bladzijde 10.
[4] Nota naar aanleiding van het verslag bij
wetsvoorstel "Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten" d.d. 20 november 1998[4], wetsontwerp 26257,
nummer 7, bladzijde 5.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 10 maart 2025: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 11 maart 2025: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 12 maart 2025: Van der Valk Hotel Zwolle
- donderdag 13 maart 2025: Van der Valk Hotel Dordrecht
- dinsdag 18 maart 2025: Van der Valk Hotel EINDHOVEN*
- woensdag 19 maart 2025: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 20 maart 2025: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
* Let op: de bijeenkomst is dus eenmalig NIET in Van der Valk Hotel Best.
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van woensdag 19 maart 2025 en donderdag 20 maart 2025.
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!