Werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallenschade werknemer

Jaar en kwartaal
2011, 4e kwartaal
Nummer
9

Bronnen:

  • Hoge Raad 11 november 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BR5215 en BR5223
  • Hoge Raad 17 april 2009, www.rechtspraak.nl, LJN: BH1996
  • Hoge Raad 12 december 2008, www.rechtspraak.nl, LJN: BD3129
  • Hoge Raad 11 april 2008, www.rechtspraak.nl, LJN: BC9225
  • Hoge Raad 1 februari 2008, www.rechtspraak.nl, LJN: BB4767 en BB6175
  • Hoge Raad 25 mei 2007, www.rechtspraak.nl, LJN: BA3017
  • Hoge Raad 22 januari 1999, www.rechtspraak.nl, LJN: AD2996, NJ 199, 534
  • Hoge Raad 17 november 1989, www.rechtspraak.nl, LJN: AB9375, NJ 1990, 572
  • artikelen 7:658, 7:611 en 6:248 B.W.



In twee arresten van 11 november 2011 heeft de Hoge Raad beslist dat de uit goed werkgeverschap voortvloeiende verplichting van de werkgever om de ongevallenschade van de werknemer te verzekeren, beperkt is tot verkeersongevallen. 

In het eerste arrest (LJN: BR2512) ging het om een postbezorgster die op 26 januari 2005 te voet aan het werk is als zij bij de oprit van een woning uitglijdt over een plak ijs of bevroren sneeuw. Daarbij breekt zij haar enkel. Zij spreekt haar werkgever, TNT Post Productie B.V., aan tot schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht voor veilige arbeidsomstandigheden (geen aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 B.W.) maar dat de werkgever aansprakelijk is omdat niet is gezorgd voor de dekking van een verzekering ter zake van de door de postbezorgster geleden schade(aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 B.W. wegens strijd met goed werkgeverschap). In cassatie moet de Hoge Raad beoordelen of de verplichting van een werkgever om als goed werkgever te handelen zo ver gaat dat ook gezorgd wordt voor een verzekeringsdekking ter zake van schade als gevolg van een ongeval als het onderhavige.

In het tweede arrest (LJN: BR5223) heeft de Hoge Raad eveneens bevestigd dat de op goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsverplichting beperkt dient te blijven tot verkeersongevallen die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen. Het ging daarbij om een werknemer van een TBS-instelling die door een TBS-patiënt was vastgepakt en meerdere malen met kracht was geslagen, onder meer op zijn hoofd, en die als gevolg daarvan volledig arbeidsongeschikt was geworden. De Hoge Raad oordeelde dat de werkgever aansprakelijk was wegens schending van de zorgplicht voor veilige arbeidsomstandigheden. In een overweging ten overvloede gaf de Hoge Raad ook aan dat de verzekeringsplicht niet geldt voor een ongeval op de arbeidsplaats. De werkgeversaansprakelijkheid van de werkgever op de arbeidsplaats is gebaseerd op het tekortschieten van de werkgever in een (weliswaar vergaande) zorgplicht en voorziet niet in een verzekeringsplicht in gevallen waarin die zorgplicht niet is geschonden. 

De Hoge Raad overweegt allereerst dat de werkgever aansprakelijk is voor ongevallen die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen, als de werkgever tekort geschoten is in zijn zorgplicht voor de veiligheid van de arbeidsomstandigheden (artikel 7:658 B.W.). Deze zorgplicht heeft volgens de Hoge Raad een ruime strekking en is verbonden met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek en de bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven. Daarom is de zorgplicht van de werkgever beperkt als de werknemer deelneemt aan het wegverkeer. De werkgever kan dan niet veel meer doen dan zorgen voor de veiligheid van een eventueel aan de werknemer ter beschikking gesteld voertuig en het geven van onderricht, instructies en voorschriften die de veiligheid van de werknemer kunnen bevorderen.

De Hoge Raad vervolgt dan met te stellen dat de werkgever ook aansprakelijk kan zijn als de werknemer niet een ongeval in de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen, maar als wel samenhang bestaat tussen een ongeval en de arbeidsovereenkomst (aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 B.W.). Dat kan het geval zijn als de werkgever een activiteit organiseert waaraan een bijzonder risico op schade voor de werknemers is verbonden. Dat was bijvoorbeeld het geval in Hoge Raad 17 april 2009, LJN: BH1996 toen een werkgever aan-sprakelijk werd gehouden voor schade als gevolg van een val tijdens een bij wijze van personeelsuitje georganiseerde rollerskateles. Uit goed werkgeverschap vloeit volgens de Hoge Raad een zorgplicht voort om schade te voorkomen als aan die activiteit voor de deelnemende werknemers een bijzonder risico op schade is verbonden.

Ook als de werknemer in zijn privé-situatie een ongeval overkomt in een geval waarin een aan de werkgever bekend, specifiek en ernstig gevaar voor de werknemer de werkgever ertoe had moeten brengen preventieve maatregelen te treffen. De Hoge Raad heeft dit aanvaard in zijn arrest van 22 januari 1999, NJ 1999, 534. In het toen berechte geval van de reclasseringsambtenaar die ’s avonds thuis in de deuropening wordt aangevallen door een reclasseringscliënte en daarbij ongeveer veertig keer met een ijzeren hamer op het hoofd wordt geslagen, leidde dat uiteindelijk niet tot schadevergoeding, omdat de werknemer de aansprakelijkheid slechts op artikel 7:658 B.W. (art.7A:1638x B.W.) gebaseerd had.

Daarnaast kan het goed werkgeverschap meebrengen dat de werkgever zorgt voor een behoorlijke verzekering voor ongevallen waarvoor de werkgever niet aansprakelijk is. Een dergelijke verplichting heeft de Hoge Raad eerder aangenomen voor schade die de werknemer lijdt als hij in de uitoefening van hun werkzaamheden aan het wegverkeer deelneemt en als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken raakt (1), als hij als fietser of voetganger betrokken raakt bij een ongeval waarbij één of meer motorvoertuigen betrokken zijn en schade lijdt (2) of als hij als fietser schade lijdt bij een eenzijdig fietsongeval (3). Bij het niet nakomen van die verplichting om voor voldoende verzekeringsdekking zorg te dragen is de werkgever aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt door het missen van een behoorlijke verzekeringsuitkering.  Het gaat daarbij om de arresten van 1 februari 2008, LJN: BB4767 en BB6175, waarin werknemers schade leden doordat zij bij het oversteken van een onbewaakte spoorwegovergang werden aangereden door een trein respectievelijk doordat schade bij een verkeersongeval op de snelweg deels voor rekening van de werknemer bleef omdat hij zijn veiligheidsgordel niet droeg. In het arrest van 12 december 2008, LJN: BD3129 is geoordeeld dat de verzekeringsplicht ook geldt voor eenzijdige fietsongevallen in het ver-keer. Het betrof toen een werkneemster van een thuiszorgorganisatie die tijdens haar werk op de fiets viel wegens gladheid.

De vraag die de Hoge Raad moet beantwoorden is of een dergelijke verplichting tot het zorgen van een voldoende verzekeringsdekking ook geldt voor schade die de werknemer lijdt doordat hem als voetganger op de openbare weg een eenzijdig verkeersongeval overkomt. De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Volgens de Hoge Raad zou de aansprakelijkheid van de werkgever, die in eerste instantie is gebaseerd op de zorgplicht voor veilige arbeidsomstandigheden, dan te veel worden opgerekt. In zijn arrest van 17 november 1989, NJ 1990,572, heeft de Hoge Raad bepaald dat er naast de aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 B.W. geen algemene op grond van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 B.W.) of goede werkgeverschap (artikel 7:611 B.W.) gebaseerde verplichting is om schadevergoeding te betalen als de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval overkomt als gevolg waarvan hij schade lijdt. 

Bij verkeersongevallen is echter sprake van een goede verzekerbaarheid tegen betaalbare premies. Dat aspect ontbreekt bij eenzijdige voetgangersongevallen op de openbare weg. Struikelen of uitglijden is ook niet een risico dat is verbonden aan het wegverkeer. De rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht brengen volgens de Hoge Raad met zich mee dat de uit goed werkgeverschap voortvloeiende verzekeringsverplichting beperkt blijft tot de afgebakende categorie van verkeersongevallen. Een regeling voor een verdergaande verzekeringsverplichting zou volgens de Hoge Raad door de wetgever moeten worden getroffen.