Op grond van artikel 29a van de
Ziektewet (ZW) heeft de vrouwelijke verzekerde die ongeschikt is voor het
verrichten van haar arbeid recht op een ziekengeld (ZW-uitkering) als de
oorzaak van haar arbeidsongeschiktheid is gelegen in zwangerschap of bevalling.
Recht
op uitkering
Dat recht bestaat in twee gevallen:
indien zij arbeidsongeschikt als gevolg van
zwangerschap voorafgaand aan de dag waarop zij uitkering tijdens
zwangerschaps- en bevallingsverlof (als bedoeld in artikel 3:7 van de Wet
arbeid en zorg) (artikel 29a lid 1 ZW) geniet;
indien zij arbeidsongeschikt is als gevolg van
zwangerschap of bevalling direct aansluitend op de dag waarop het recht
op uitkering tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof (als bedoeld in artikel
3:7 van de Wet arbeid en zorg) (artikel 29a lid 1 ZW) is geëindigd.
Beide uitkeringen worden vanaf de
eerste dag verstrekt en bedragen 100% van het (gemaximeerde) dagloon.
De duur van de uitkering die op
grond van artikel 29a lid 4 ZW na afloop van het zwangerschaps- en
bevallingsverlof wordt verstrekt bedraagt maximaal 104 weken. Deze duur
begint te lopen op de dag na het einde van het recht op uitkering tijdens
zwangerschaps- en bevallingsverlof. Dat geldt ook als voorafgaand aan het
zwangerschaps- en bevallingsverlof al een Ziektewetuitkering als bedoeld in
artikel 29a lid 1 ZW is verstrekt. De werking van de bepaling van artikel 29
lid 5 ZW is daartoe bij artikel 29a lid 5 ZW uitdrukkelijk uitgesloten.
Samenloop
met WIA-uitkering
De toekenning van een nieuw recht
gedurende 104 weken vanaf het einde van het zwangerschaps- en bevallingsverlof
kan leiden tot een situatie waarbij de wachttijd van 104 weken die geldt
bij het verkrijgen van een WIA-uitkering eerder eindigt dan de periode van 104
weken waarin op grond van artikel 29a lid 4 ZW uitkering wordt verstrekt. Voor
de wachttijd van de WIA geldt namelijk op grond van artikel 23 lid 3 WIA dat de
periode van arbeidsongeschiktheid direct voorafgaand aan het zwangerschaps- en
bevallingsverlof en de periode van arbeidsongeschiktheid direct aansluitend op
het zwangerschaps- en bevallingsverlof (dus niet de periode van het
zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf) worden samengeteld tenzij de beide
periodes van arbeidsongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kunnen worden
voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. De samenloop van de aldus
eventueel gelijktijdig te verstrekken ZW-uitkering en WIA-uitkering wordt op
grond van artikel 52 lid 4 WIA (voor wat betreft de IVA-uitkering)
respectievelijk op grond van artikel 61 lid 8 WIA (voor wat betreft de
WGA-uitkering) geregeld in artikel 3:3 lid 5 van het Algemeen inkomensbesluit
sociale zekerheidswetten door te bepalen dat het loon op grond waarvan de
Ziektewetuitkering is berekend (het zogenaamde "voorliggende loon”) aan
te merken als inkomen dat op grond van artikel 52 lid 1 WIA voor 70% wordt
gekort op de IVA-uitkering respectievelijk als inkomen dat op grond van artikel
61 lid 1 WIA voor 70% (gedurende de eerste twee maanden voor 75%) wordt gekort
op de loongerelateerde WGA-uitkering.
Achtergrond
Het recht op Ziektewetuitkering als
gevolg van zwangerschap of bevalling is het gevolg van de wens van werkgevers
om vrouwen te beschermen tegen gevolgen die zij op de arbeidsmarkt zouden
kunnen ondervinden als werkgevers aan vrouwen ook loon tijdens ziekte zouden
moeten betalen indien die ziekte verband zou houden met zwangerschap of
bevalling.
Wetsgeschiedenis
Artikel 29a ZW is in de wet
geïntroduceerd bij de Wet terugdringing ziekteverzuim (Staatsblad 1993,
nummer 750) Deze wet, van 22 december 1993, die in werking is getreden per 1
januari 1994, bepaalde dat een kleine werkgever bij ziekte van een werknemer de
eerste twee zelf het loon van de zieke werknemer moest doorbetalen en een grote
werknemer zes weken. De Memorie van Toelichting (Tweede Kamer 1992-1993, 22899,
nummer 3, bladzijde 46) zegt over de reden van het recht op Ziektewetuitkering het
volgende:
"In dit wetsvoorstel wordt op één onderdeel een
regeling getroffen die in het bijzonder van belang is voor de positie van
vrouwen. Deze regeling betreft een uitzondering op het voorstel de eerste zes
weken van het ziekteverzuim te laste van de werkgever te brengen. Indien de
zeswekenmaatregel ook op uitkeringen met betrekking tot zwangerschap en
bevalling van toepassing zou zijn, zou dit negatieve gevolgen kunnen hebben
voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen in een bepaalde leeftijdsklasse, omdat
zij een hoger ziekengeld risico kunnen opleveren voor een werkgever. Dit zou
kunnen leiden tot een ongelijke behandeling naar geslacht bij werving en
selectie, hetgeen strijdigheid met regelingen inzake gelijke behandeling zou
kunnen opleveren. Om te voorkomen dat de arbeidsmarktpositie van vrouwen wordt
verslechterd of gehandeld wordt in strijd met het uitgangspunt van gelijke
behandeling, heeft het kabinet besloten de uitkeringen in verband met
zwangerschap en bevalling uit te zonderen van de zes weken maatregel.”
Waar het wetsvoorstel het recht op
ziekengeld regelde tijdens het zwangerschaps- of bevallingsverlof en (voor het
geval de arbeidsongeschiktheid haar oorzaak vond in zwangerschap of bevalling)
in de periode van (toen nog) 52 weken daarna, werd daaraan bij amendement van
de Tweede Kamerleden Groeneman en Brouwer (Tweede Kamer 1992-1993, 22899,
nummer 13) het recht op ziekengeld toegevoegd voor het geval de
arbeidsongeschiktheid voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof
haar oorzaak vond in zwangerschap.
De keuze van de wetgever om
vrouwelijke werknemers ingeval van zwangerschaps- of bevallingsklachten recht
op ziekengeld te geven, is nog eens bevestigd bij de invoering van de Wet
uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte, Staatsblad 1996, nummer 134
(Wulbz). Vanaf de inwerkingtreding van de Wulbz op 1 maart 1996 dienden
werkgevers het loon tijdens ziekte gedurende 52 weken door te betalen. De
Memorie van Toelichting bij de Wulbz vermeldt daarover (Tweede Kamer
vergaderjaar 1995-1996, 24439, nummer 3, bladzijde 30):
"Het voor rekening van de werkgever brengen van de
kosten van loondoorbetaling bij zwangerschap en bevalling zou zeer nadelig
uitpakken voor de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt. Het aannemen van
vrouwen die zwanger kunnen worden zou voor werkgevers een aanzienlijk
financieel risico met zich brengen. Om de toegang tot de arbeidsmarkt voor
vrouwen te bevorderen is het noodzakelijk dat de kosten van zwangerschap en
bevalling niet voor rekening van werkgevers komen. De kosten die voor de
werkgever uit zijn loondoorbetalingsverplichting gedurende de zwangerschapsperiode, en het daarmee
samenhangende ziekteverzuim, voortvloeien zullen derhalve volledig gecompenseerd moeten worden vanuit een
publieke voorziening. Verdragsrechtelijk heeft Nederland zich ook daartoe
verplicht.”
Belang
voor werkgevers
De vraag of de arbeidsongeschiktheid
van een vrouwelijke werknemer het gevolg is van zwangerschap of bevalling is
voor werkgevers daarom van groot belang. De werkneemster heeft dan recht op een
Ziektewetuitkering ter grootte van 100% van het dagloon en de werkgever kan
deze uitkering op grond van het bepaalde in artikel 7:629 lid 5 van het
Burgerlijk Wetboek verrekenen met het tijdens ziekte door te betalen loon.Daarnaast betekent de toekenning van een Ziektewetuitkering dat de werkgever
niet hoeft te betalen voor de WGA-uitkering die eventueel volgt op die
Ziektewetuitkering. Zie voor de eigenrisicodrager artikel 82 lid 6 WIA en voor
de niet-eigenrisicodrager artikel 2.11 lid 2 Besluit Wfsv jo. artikel 2.5 lid 1
onder h Besluit Wfsv jo. artikel 117b lid 1 onder a en lid 3 onder c Wet
financiering sociale verzekeringen. Volgens de uitspraak van de Centrale Raad
van Beroep van 11 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:864 is daarvoor vereist dat de
Ziektewetuitkering aan het einde van de wachttijd haar oorzaak vond in
zwangerschap of bevalling. Werkgevers doen er daarom goed aan om kritisch te
staan ten opzichte van een beslissing van het UWV dat de arbeidsongeschiktheid
niet meer het gevolg is van zwangerschap of bevalling en dat het recht op
Ziektewetuitkering daarom moet eindigen (of bij ex-werknemers: dat het
uitkeringspercentage daarom zou moeten teruggaan van 100% naar 70%). Bij een
dergelijke beslissing staat niet alleen de mogelijkheid om de
Ziektewetuitkering te verrekenen met het tijdens ziekte door te betalen loon op
het spel, maar ook de WGA-uitkering die daarop eventueel zou volgen gedurende
een periode van maximaal tien jaar.
Richtlijn
van het UWV
Met betrekking tot de vraag wanneer de arbeidsongeschiktheid haar oorzaak vindt in
zwangerschap of bevalling hanteert het UWV sinds 1 mei 2014 een Richtlijnvoor verzekeringsartsen genaamd: "Zwangerschap en bevalling als oorzaak van
ongeschiktheid voor haar arbeid” (hierna: "de Richtlijn”). Deze Richtlijn
vervangt de op grond van de Lisv-mededeling M 99.47 van 29 april 1999voorheen geldende Standaard "Zwangerschap en bevalling als oorzaak
van ongeschiktheid voor haar arbeid” (hierna: "de Standaard”).
Deze Richtlijn maakt bij
de beoordeling van de causaliteit van de arbeidsongeschiktheid (wel of niet het
gevolg van zwangerschap of bevalling) gebruik van twee elkaar aanvullende
afwegingen: een afweging op basis van oorzaken en een afweging op basis
van meer algemene criteria. Bij de afweging op grond van oorzaken wordt
vervolgens een indeling gemaakt van categorieën van oorzaken.
Deze indeling wordt uitdrukkelijk aangeduid als niet limitatief. Er wordt dus
rekening gehouden met het bestaan van nog andere oorzaken. De Richtlijn geeft
vervolgens voorbeelden van aandoeningen en symptomen van aandoeningendie onder elk van de categorieën worden geschaard.
Als de oorzaak van
arbeidsongeschiktheid het rechtstreekse gevolg is van het pathologisch
verloop van de zwangerschap, de baring en de kraamperiode, dan is volgens
de Richtlijn steeds sprake van causaal verband tussen arbeidsongeschiktheid en
zwangerschap of bevalling, aangezien deze aandoeningen uitsluitend het gevolg
kunnen zijn van zwangerschap of bevalling. Met betrekking tot de eis dat sprake
moet zijn van een rechtstreeks gevolg vermeldt de Richtlijn nog dat
ziektebeelden die een reactie zijn op een aandoening die het gevolg is van het
pathologisch verloop van de zwangerschap, de baring en de kraamperiode niet gelden
als een rechtstreeks gevolg. Evenwel komt de eis dat sprake moet zijn van een
rechtstreeks gevolg van zwangerschap of bevalling niet in de wet voor. Deze eis
is ook niet terug te leiden tot de bedoeling van de wetgever zoals hierboven
weergegeven.
Bij alle andere
categorieën oorzaken, wordt gesteld dat het causale verband niet zonder
meer duidelijk is en moet een nadere toets plaatsvinden op basis van
algemene criteria. Bij die andere categorieën oorzaken worden dan met name
genoemd klachten, stoornissen en beperkingen in het functioneren:
samenhangend met fysiologische veranderingen
tijdens de zwangerschap;
door aandoeningen die ook buiten de zwangerschap
kunnen ontstaan maar waarvan een
oorzakelijk verband met de zwangerschap wordt
beschreven en/of die relatief vaker voorkomen tijdens zwangerschap, bevalling
en kraambed dan daarbuiten;
door aandoeningen waarvan bekend is dat het
beloop door de zwangerschap het kraambed kan verergeren;
stoppen of niet starten met
behandeling/medicatie in verband met de zwangerschap;
specifieke arbeidsomstandigheden bij normale
zwangerschap.
De algemene criteriawaaraan moet worden getoetst als zich een oorzaak in één van deze andere
categorieën voordoet zijn:
Is de klacht, stoornis of beperking ontstaan
tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
Heeft de klacht, stoornis of beperking een
relatie met (direct) bij de zwangerschap en/of bevalling betrokken organen
en/of de hormonale veranderingen als gevolg van de zwangerschap en/of bevalling?
Maakt het tijdstip van optreden van de klacht,
stoornis of beperking in relatie tot de duur van de zwangerschap/kraamperiode
het verband tussen klacht en zwangerschap en/of bevalling aannemelijk(er)?
Is de klacht, stoornis of beperking verergerd
tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
Hoe
meer van deze vragen bevestigend kunnen worden beantwoord, hoe eerder volgens
de Richtlijn sprake is van de vereiste causaliteit. Resteert na toetsing aan
deze algemene criteria nog twijfel, dan moet volgens de Richtlijn
causaliteit worden aangenomen.
Jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep
met betrekking tot de Richtlijn
Op grond van de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroep van 28 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:267 is de
verzekeringsarts verplicht om de Richtlijn toe te passen bij de beantwoording
van de vraag of de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van zwangerschap en/of
bevalling en moet er bij twijfel van worden uitgegaan dat
arbeidsongeschiktheid het gevolg is van zwangerschap en/of bevalling. Volgens
de Centrale Raad van Beroep is het daarbij aan het UWV is om buiten twijfel
te stellen dat er een andere oorzaak is voor de arbeidsongeschiktheid en
dient er bij meerdere oorzaken van arbeidsongeschiktheid van te worden
uitgegaan dat de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap en/of
bevalling prevaleert.
Psychische
klachten
Een vaak voorkomende vraag is of psychische
klachten die ontstaan als gevolg een problematisch (ervaren) verloop van de
zwangerschap of bevalling (postnatale/postpartale/post-partus depressie)
kwalificeren als arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of
bevalling. Met betrekking tot die vraag heeft de Centrale Raad van Beroep in
het verleden vaak geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid wel het gevolg was
van de "life event” van de bevalling maar dat dit onvoldoende was om te
concluderen dat deze arbeidsongeschiktheid het gevolg was van de zwangerschap
of bevalling. Alleen in de uitspraak van 24 april 2013,
ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8634 nam de Centrale Raad van Beroep een causaal verband
tussen de psychische klachten en de zwangerschap en/of bevalling aan. De
Centrale Raad van Beroep oordeelde toen dat er geen enkel aanknopingspunt was
voor het aannemen van een mogelijke andere oorzaak voor de
arbeidsongeschiktheid dan de zwangerschap en/of bevalling. In een groot aantal
andere uitspraken nam de Centrale Raad van Beroep echter geen causaal verband
aan tussen de arbeidsongeschiktheid als gevolg van psychische klachten en de
zwangerschap en/of bevalling.
Nieuwe
jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep in het geval van psychische
klachten
Inmiddels heeft de Centrale Raad van
Beroep in 2017 en 2018 drie maal wel een causaal verband aangenomen tussen
psychische klachten en zwangerschap en/of bevalling.
In de uitspraak van de Centrale Raad
van Beroep van 15 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1034 leidt toepassing
van de Richtlijn tot het oordeel dat het mogelijk bestaan van andere oorzaken
voor de psychische klachten dan de zwangerschap en/of de bevalling hooguit kan
betekenen dat sprake is van meerdere oorzaken waarbij volgens de Richtlijn dan
de ongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap prevaleert.
Ook in de uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2613 werd getoetst
aan de Richtlijn. Het ontbreken van een andere oorzaak voor de psychische
klachten was in deze uitspraak de reden om causaal verband met de
arbeidsongeschiktheid en/of bevalling aan te nemen.
In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17
januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:285 werd eveneens getoetst aan de
Richtlijn. De conclusie dat sprake was van causaal verband tussen de psychische
klachten en de zwangerschap en/of bevalling werd gebaseerd op een rapportage
van een deskundige die daarbij toetste aan de Richtlijn. Opvallend is dat de
deskundige op basis van wetenschappelijk onderzoek concludeert dat zwangerschap
en/of bevalling een stressor is die een depressieve stoornis kan doen ontstaan
of die een depressieve stoornis kan onderhouden zoals andere stressoren en dat
om die reden geen termijn kan worden gesteld waarbinnen het verband tussen
zwangerschap en depressie niet meer bestaat. Bij toepassing van de Standaard gold
in het algemeen dat als er drie maanden na de bevalling nog steeds sprake is
van arbeidsongeschiktheid, dit aanleiding zou moeten vormen voor een kritischere
beoordeling van het vereiste causale verband met zwangerschap en/of bevalling.
Conclusies
uit nieuwe jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep
Wie wil bepleiten dat
arbeidsongeschiktheid van een werkneemster wegens psychische klachten het
gevolg is van zwangerschap en/of bevalling en dat daarom recht bestaat op een
Ziektewetuitkering op grond van artikel 29a ZW doet zal er niet aan ontkomen om
zijn betoog te stoelen op toepassing van de Richtlijn. Ten aanzien van
de "postpartum depressie” stelt de Richtlijn dat de claim dat
arbeidsongeschiktheid als rechtstreeks gevolg van zwangerschap of bevalling
niet zonder meer kan worden afgewezen of toegekend, maar dat in elk individueel
geval een afweging van omstandigheden noodzakelijk is. De Richtlijn bevat
daarbij een tabel van factoren uitgesplitst enerzijds naar factoren
betreffende de zwangerschap, betreffende de bevalling en betreffende de periode
van "ontzwangering” aansluitend op de zwangerschap en anderzijds naar factoren
die de persoon betreffen en factoren die de context betreffen, waarbij van elke
factor is aangegeven of die voor (+) dan wel tegen (-) het aannemen van causaal
verband met zwangerschap en/of bevalling pleiten. Naarmate meer factoren voor
dan wel tegen het causaal verband pleiten, wordt het aannemen dan wel afwijzen
van causaal verband aannemelijker. In geval van twijfel dient causaal verband
te worden aangenomen. De factoren in de tabel zijn de volgende:
factoren
betreffende de persoon/zwangerschap
ongecompliceerde zwangerschap: -
ziekenhuisopname tijdens zwangerschap: +
intra-uteriene complicaties: +
ongewenste zwangerschap: -
factoren
betreffende de persoon/bevalling
ernstig traumatische bevalling: +
veel bloedverlies: +
ongecompliceerde bevalling: -
meconium in vruchtwater: -
navelstreng om nek: -
factoren
betreffende de persoon/aansluitend op de bevalling
vóór de zwangerschap al depressieve episode
gehad: +
ernstige bloedarmoede in aansluiting op
zwangerschap: +
Eerste depressie: -
langere tijd na bevalling depressie ontstaan: -
stoppen depressie medicatie op medische
indicatie in verband met lactatie: +
depressieve klachten: +
factoren
betreffende de context/zwangerschap
financiële problemen: -
overlijden echtgenoot: -
factoren
betreffende de context/bevalling
financiële problemen: -
bevalling in taxi onderweg naar het ziekenhuis:
-
factoren
betreffende de context/aansluitend op de bevalling
financiële problemen: -
huilbaby: -
dood geboren kindje: -
kindje met congenitale afwijkingen: -
ontslag: -
Dat de uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep over de vraag of sprake is van een causaal verband tussen
psychische klachten en zwangerschap en/of bevalling afhangt van een weging vande feiten en omstandigheden van het individuele geval is, blijkt ook uitdrukkelijk
uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1034,
waar de Raad een verwijzing van het UWV naar drie eerdere uitspraken van de
Raad weerlegt door te stellen dat die uitspraken niet los kunnen worden gezien
van de concrete feiten en omstandigheden in de betreffende zaak.
Een verklaring voor het feit dat de
Centrale Raad van Beroep in zijn meer recente uitspraken eerder bereid is
causaal verband tussen psychische klachten en zwangerschap en/of bevalling aan
te nemen kan worden gevonden in het feit dat de Richtlijn van 1 mei 2014
ten aanzien van de "postpartum depressie” afwijkt van de voorheen geldende
Standaard. In de Richtlijn is aangegeven dat de postpartum depressie niet
langer is opgenomen in de categorie van oorzaken III (klachten, stoornissen en
beperkingen in het functioneren door aandoeningen die ook buiten de zwangerschap kunnen ontstaan, maar
waarvan een oorzakelijk verband met de zwangerschap wordt beschreven en/of die relatief
vaker voorkomen tijdens zwangerschap, bevalling en kraambed dan daarbuiten)
omdat uit onderzoek is gebleken dat ten aanzien van het causaal verband geen
algemene conclusies zijn te trekken, zodat de verzekeringsarts een individuele
afweging moet maken. Bij toepassing van de Richtlijn zijn er daarom meer
mogelijkheden dan voorheen het geval was bij de toepassing van de Standaard.
In het voordeel van de werkneemster
en/of werkgever die toekenning van een Ziektewetuitkering op grond van artikel
29a ZW bepleit blijft dat het volgens de Centrale Raad van Beroep aan het UWV
is om een andere oorzaak van arbeidsongeschiktheid dan de zwangerschap
en/of bevalling buiten twijfel te stellen en dat bij twijfel moet worden
uitgegaan van een causaal verband met de zwangerschap en/of bevalling. Dit is
ook in overeenstemming met de Richtlijn.
Een vraag die nog resteert is
tenslotte of de Centrale Raad van Beroep ook bij de toetsing aan de Richtlijn
zal blijven vasthouden aan de eis dat er een rechtstreeks verband moet
zijn met de zwangerschap en/of bevalling. Die eis heeft de Centrale Raad van
Beroep in het verleden gerelateerd aan de tekst van artikel 29a ZW. Zie
bijvoorbeeld de uitspraak van 2 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4283:
"Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de Ziektewet
(ZW) heeft - kort weergegeven - recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon
de vrouwelijke verzekerde, indien zij aansluitend op het recht op uitkering
ingevolge de Wet arbeid en zorg in verband met bevalling ongeschikt is tot het
verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de
bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Vereist is daarom een direct
causaal verband met de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.”
Waarom de tekst van artikel
29a ZW er toe noopt om een rechtstreeks (direct) verband aan te nemen, is echter
niet duidelijk. De ontstaansgeschiedenis van die bepaling geeft daar ook
geen aanleiding toe. Onder toepassing van de Richtlijn is een rechtstreeks
verband alleen vereist om bij de categorie van oorzaken I zonder meer causaal
verband aan te nemen en dient bij de andere categorieën van oorzaken een toets
met behulp van de algemene criteria plaats te vinden. Het standpunt van de
deskundige dat de Centrale Raad van Beroep volgt in zijn uitspraak van 17
januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:285, lijkt er niet op te wijzen dat de Centrale
Raad van Beroep nog groot belang hecht aan het al dan niet rechtstreekse
verband tussen de psychische klachten en de zwangerschap en/of bevalling.
Overzicht uitspraken Centrale
Raad van Beroep ten aanzien van psychische klachten na c.q. als gevolg van
zwangerschap en/of bevalling als oorzaak van arbeidsongeschiktheid
1.
CRvB 23 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT2718
Geen
aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de betrokken
verzekeringsartsen dat de (met name psychische) klachten van de werkneemster
enkele maanden na het einde van het bevallingsverlof een indirect gevolg zijn
van de bevalling, welke gezien kan worden als een ‘life event’ waarop werkneemster
gezien haar persoonlijkheid niet voldoende heeft kunnen anticiperen. Geen
causaal verband.
2.
CRvB 29 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV7833
Na
kennisname van informatie van het psycho-medisch behandelcentrum heeft de
verzekeringsarts vastgesteld dat de depressieve klachten en angstklachten niet
in oorzakelijk verband staan met de zwangerschap en bevalling. Aan de
psychische klachten is door de verzekeringsartsen van het UWV, mede aan de hand
van de beschikbare informatie van het psycho-medisch behandelcentrum, uitvoerig
aandacht besteed. Geen causaal verband.
3.
CRvB 22 november 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB8492
Geen
reden voor twijfel aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat de
klachten, stoornissen en beperkingen van de werkneemster welke zeseneenhalve
maand na de bevalling nog bestonden, voortvloeiden uit een negatief "life event”
(ernstige complicaties tijdens de zwangerschap, zoontje veel te vroeg geboren,
zorgen/angst om haar zoontje enzovoorts). Geen causaal verband, ook al
kan een zeker verband met de zwangerschap en/of bevalling niet worden ontkend.
4.
CRvB 16 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7877
Volgens
de bezwaarverzekeringsarts op grond van aanwezig onderzoek onvoldoende reden om
aan te nemen dat de psychische klachten een causaal verband hebben met de
zwangerschap en/of bevalling en aannemelijker dat de psychische klachten
hoofdzakelijk voortkomen uit het meemaken van een life event (de spanningen
rond de bevalling, het krijgen van een eerste kind) en daaruit voortvloeiende
aanpassing aan het veranderde levenspatroon. Zwangerschap/bevalling als oorzaak
van arbeidsongeschiktheid volgens de bezwaarverzekeringsarts ook niet aannemelijk
omdat de klachten pas op een later tijdstip zijn toegenomen. Rechtstreeks
verband met de zwangerschap en/of bevalling niet aannemelijk omdat door de GGZ
wordt aangegeven dat de aanleiding de traumatisch ervaren bevalling is en omdat
duidelijk wordt aangegeven dat het conflict met het UWV over de uitkering de
luxerende factor was, welk conflict pas maanden na het bevallingsverlof is
ontstaan aangezien werkneemster aanvankelijk arbeidsongeschikt was geacht als
gevolg van zwangerschap en/of bevalling vanwege het vertraagde fysieke herstel
na de keizersnede. Ook van belang het vermoeden dat
persoonlijkheidsproblematiek een rol speelt, welke los staat van de zwangerschap
en/of bevalling. Onvoldoende reden voor twijfel aan het standpunt van de
bezwaarverzekeringsarts. In aanmerking genomen dat een ruime periode (zes
maanden) van herstel is gegund en dat het conflict over de uitkering een
luxerend moment is geweest dat heeft bijgedragen tot continuering van de
psychische klachten. Geen causaal verband.
5.
CRvB 21 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2061
Behandelend
psychiater vermeldt een (bevallingsgerelateerde) PTSS na een gecompliceerd
kraambed en daarnaast persoonlijkheidstrekken van een obsessief-compulsieve
persoonlijkheid. Onvoldoende objectieve gegevens voor causaal verband. Blanco
psychiatrische voorgeschiedenis niet van doorslaggevend gewicht. Een PTSS kan
ontstaan na een psychotrauma, ongeacht of er wel of geen voorgeschiedenis is. Geen
causaal verband.
6. CRvB 23 januari 2013,
ECLI:NL:CRVB:BY9302
Geen
reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de
bezwaarverzekeringsarts dat de psychische klachten niet in overwegende mate aan
de zwangerschap of bevalling kunnen worden toegeschreven, maar hun oorzaak
vinden in de traumatische gang van zaken rond de gezondheidsproblemen van kind
na de geboorte. Daarbij kan een rol hebben gespeeld dat de lichamelijke
conditie verzwakt was als gevolg van -evenmin direct aan zwangerschap of
bevalling gerelateerde- urineweginfecties. Geen causaal verband
7.
CRvB 3 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6187
Psychische
klachten, waaronder traumatische herbelevingen (traumatisch life event) van de
periode rond de vroeggeboorte en het overlijden van eerste kind. Dat psychiater
aanvankelijk spreekt van een postpartale depressie betekent dan niet dat er
reeds daarom een causaal verband aangenomen moet worden. Postpartaal betekent
dat depressieve klachten zijn ontstaan na bevalling, niet als rechtstreeks en
direct gevolg van de zwangerschap en/of bevalling. Dat de psychiater bij
voortduren van de psychiatrische klachten op een later moment spreekt van een
andere ziekteoorzaak, maakt causaal verband niet waarschijnlijk. Voortduren van
arbeidsongeschikt wegens (onder meer) depressieve klachten een jaar na de
bevalling, maakt een causaal verband onwaarschijnlijk. Geen causaal verband.
8.
CRvB 24 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8634
Arbeidsongeschiktheid
per einde bevallingsverlof volgens UWV bepaald door psychische klachten die het
rechtstreekse gevolg zijn van het niet kunnen verwerken van emotioneel
belastende gebeurtenissen die tijdens de zwangerschap, rond de bevalling en
daarna hebben plaatsgehad. Niet in te zien dat geen rechtstreeks causaal
verband aangenomen moet worden met de zwangerschap en/of bevalling. Geen enkel
aanknopingspunt voor het aannemen van een mogelijke andere oorzaak voor de
arbeidsongeschiktheid dan de zwangerschap en/of bevalling. Verwijzing naar CRvB
23 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT2718, waarin bij vergelijkbaar feitencomplex
(aanvankelijk) wel causaal verband werd aangenomen, nog geruime tijd na het
einde van het bevallingsverlof. Wel causaal verband.
9.
CRvB 1 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:BZ9108
Psychiater
leidt causaal verband uiteindelijk af uit het gegeven dat werkneemster zonder
zwangerschap niet depressief geworden zou zijn. Het chronologische verband is
volgens de bezwaarverzekeringsarts echter onvoldoende om de klachten ook toe te
schrijven aan de zwangerschap en/of bevalling, nu de strikte en noodzakelijke
band tussen zwangerschap en arbeidsongeschiktheid een jaar na de bevalling niet
meer aanwezig was. Daarbij heeft de bezwaarverzekeringsarts opgemerkt dat de
psychiater met de vermelding dat hij geen andere oorzaak kan bedenken, voorbij
gaat aan de gevoeligheid van appellante voor depressief reageren op
stresserende gebeurtenissen. De depressieve klachten die ontstonden na de
bevalling in 2009 zijn volgens de bezwaarverzekeringsarts daarom te verklaren
uit de combinatie van een persoonlijke gevoeligheid en (de reactie op) een
ingrijpend life event. Concrete, aan de zwangerschap of bevalling te relateren
afwijkingen als oorzaak voor de arbeidsongeschiktheid waren volgens de
bezwaarverzekeringsarts ruim een jaar na de bevalling niet meer aanwezig.
Standpunt van UWV inzichtelijk en overtuigend. Geen causaal verband.
10. CRvB
15 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0104
UWV
kan worden gevolgd in de met de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts
onderbouwde opvatting dat de verlate PTSS niet in een oorzakelijk verband staat
tot de zwangerschap en bevalling. Een depressie wordt multifactorieel bepaald.
In de Standaard "Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor
haar arbeid” is tot uitgangspunt genomen, dat het bij arbeidsongeschiktheid die
in overwegende mate voorkomt uit zwangerschap en/of bevalling gaat om
arbeidsongeschiktheid die causaal is te relateren aan de bij zwangerschap en/of
bevalling betrokken organen dan wel de hormonale veranderingen die daarbij
optreden. Het enkele feit dat een depressie na de bevalling is ontstaan is
onvoldoende om een rechtstreeks verband aan te nemen. Belangrijk argument dat
tegen een causale relatie van depressie en zwangerschap en/of bevalling pleit, dat
klachten in de periode na de bevalling niet zijn verminderd, maar juist zijn
toegenomen. Dat sprake is van persisterende klachten is feitelijk het bewijs
dat die klachten door andere factoren worden onderhouden. De diagnose
postnatale depressie impliceert niet - en zeker niet bij voortduring van die
depressie vele maanden na de bevalling - zonder meer het vereiste rechtstreekse
verband met de bevalling. Geen causaal verband
11. CRvB 18 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2895
Geen
aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de
bezwaarverzekeringsarts dat de psychische klachten niet in overwegende mate aan
de zwangerschap of bevalling kunnen worden toegeschreven, maar hun oorzaak
vinden in de reactie op na de bevalling ontstane ziekte van de baby en de
daaruit voortvloeiende ziekenhuisopname(s). Geen causaal verband.
12. CRvB
11 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:962
Werkneemster
al langer bekend is met psychische klachten. Conclusie van verzekeringsarts dat
de psychische klachten geen rechtstreeks gevolg zijn van haar zwangerschap
en/of bevalling, maar een reactie vormen op een voor appellante traumatische
gebeurtenis, het overlijden van haar oma. Conclusie van bezwaarverzekeringsarts
dat de life events (het gemis van haar biologische moeder tijdens de
zwangerschap, het overlijden van haar oma vlak na de bevalling en het
overlijden van haar opa kort nadien) oorzakelijk zijn geweest voor een recidief
van de depressieve klachten en dat er geen sprake is van een rechtstreeks
verband met de zwangerschap en/of bevalling. Uit de door de werkneemster
overgelegde medische informatie komt niet naar voren dat de klachten
veroorzaakt zijn door zwangerschap en/of bevalling. Externe factoren die van
invloed zijn geweest voor een recidief van de psychische klachten. Geen
causaal verband.
13. CRvB
27 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1714
De
Standaard "Zwangerschap en bevalling als oorzaak van arbeidsongeschiktheid voor
haar arbeid” (Lisv-mededeling M 99.47 van 29 april 1999) beschrijft de
werkwijze en de criteria die de verzekeringsarts moet hanteren bij de
beantwoording van de vraag of de ongeschiktheid van de vrouw voor haar arbeid
het gevolg is van zwangerschap of bevalling. In rubriek 4.1.1 van deze
Standaard wordt bij de indeling van categorieën van oorzaken van
arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling melding gemaakt
van klachten of aandoeningen die tijdens de zwangerschap of in de kraamperiode
relatief vaker voorkomen dan daarbuiten. Als voorbeeld wordt daarbij onder meer
genoemd een depressie. Omdat het hier aandoeningen betreft die ook buiten de
context van zwangerschap en bevalling voorkomen, is het oorzakelijk verband
soms moeilijk(er) te beoordelen. Hier moet dan ook getoetst worden aan de
algemene criteria van de Standaard. Volgens deze algemene criteria is het
aannemelijker dat sprake is van een oorzakelijk verband met de zwangerschap of
bevalling als de klachten nog niet voor het begin van de zwangerschap
bestonden. De aannemelijkheid van het verband tussen klachten en zwangerschap
of bevalling wordt kleiner geacht naarmate er meer tijd is verstreken na de
bevalling, ook in het geval er aanvankelijk wel een verband werd aangenomen. Zo
treden stemmingsstoornissen (depressies) in de eerste maand na de bevalling
vaker op dan bij niet recentelijk bevallen vrouwen. Volgens de Standaard geldt
in het algemeen dat als er drie maanden na de bevalling nog steeds sprake is
van arbeidsongeschiktheid, dit aanleiding is tot een kritischer beoordeling van
de oorzakelijkheid.Geen
reden voor twijfel aan het door de bezwaarverzekeringsarts inzichtelijk
gemotiveerde standpunt inhoudend dat klachten volgens bedrijfsarts niet direct
zijn ontstaan na de bevalling/zwangerschap en derhalve strikt genomen niet zijn
gerelateerd aan de zwangerschap, dat sprake is van een ontwikkeling van
toenemende depressieve klachten, dat zorgen over een mogelijke keizersnede bij
een naderende bevalling een life event zijn en dat er geen stoornis van de
zwangerschap of bevalling is geweest. Hierbij nog in aanmerking genomen dat de
zwangerschap en bevalling van betrokkene ongecompliceerd zijn verlopen en dat klachten
pas zijn ontstaan (ruim) na de bevalling. Geen causaal verband.
14. CRvB
27 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1768
Oordeel
van behandelend psychiater dat de klachten van werkneemster gerelateerd zijn
aan haar zwangerschap. Daarbij meegewogen dat de klachten binnen drie maanden
na de bevalling zijn opgetreden. Volgens rechtbank geen reden voor twijfel aan
het standpunt van de psychiater. Oordeel rechtbank dat UWV zich ten onrechte op
het standpunt heeft gesteld dat aan de uit de Standaard "Zwangerschap en
bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid” (Lisv-mededeling M
99.47 van 29 april 1999) voortvloeiende meer kritische toets van
oorzakelijkheid niet is voldaan. Door rechtbank met name van belang geacht dat
UWV niet aannemelijk heeft gemaakt dat het psychische beeld van werkneemster
zijn oorzaak vindt in het doorgemaakte life event, zoals de bezwaarverzekeringsarts
lijkt te hebben willen aangeven. Volgens de rechtbank heeft de
bezwaarverzekeringsarts weliswaar vermeld dat bij werkneemster mogelijk de
verwerking van een anders dan normaal verlopende bevalling en de acceptatie van
onverwachte complicaties, in combinatie met een eerste zwangerschap, een rol
spelen, maar daarvoor zijn in de overgelegde rapporten en overige gedingstukken
geen aanknopingspunten gevonden. In hoger beroep door UWV gesteld dat de bij
werkneemster gestelde psychiatrische diagnose slechts inhoudt dat haar
psychische klachten in de eerste drie maanden na de bevalling zijn ontstaan.
Daarmee is nog geen oorzakelijke verband vastgesteld. Behandelaar en
bedrijfsarts motiveren oorzakelijk
verband niet. Volgens bezwaarverzekeringsarts is oorzaak van de klachten
multicausaal is. Relatie met hormonale factoren volgens bezwaarverzekeringsarts
niet aannemelijk omdat de psychische klachten pas drie maanden na de bevalling
zijn ontstaan en vervolgens ook zijn toegenomen wat er op duidt dat andere factoren
dan de bevalling hiervoor verantwoordelijk zijn en dat deze factoren de
situatie ook onderhouden. Niet aannemelijk geworden dat de ongeschiktheid van
werkneemster tot het verrichten van haar arbeid haar oorzaak vindt in de
bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Door bedrijfsarts
overgenomen oordeel van de behandelend psychiater dat sprake is van een
specifiek psychiatrisch ziektebeeld, maakt dit niet anders aangezien de bij dit
ziektebeeld behorende klachten pas later naar voren worden gebracht. Bovendien
niet gemotiveerd dat het specifieke psychiatrisch ziektebeeld in oorzakelijk
verband staat met de zwangerschap of de bevalling van werkneemster. Geen
causaal verband.
15. CRvB 2 december 2015,
ECLI:NL:CRVB:2015:4283
Tijdens
tweede zwangerschap ontwikkelde psychische klachten vloeien voort uit
traumatische gebeurtenissen tijdens de eerste zwangerschap. Er is geen sprake
van een rechtstreeks causaal verband tussen de na de tweede zwangerschap nog
bestaande klachten en die tweede zwangerschap. Vereist is een direct causaal
verband met de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Voldoende
beargumenteerd dat de oorzaak van de psychische klachten niet ligt in de tweede
zwangerschap, maar in de traumatische ervaringen tijdens de eerste zwangerschap.
Er is dus geen sprake van een direct causaal verband met de laatste
zwangerschap. Geen causaal verband.
16. CRvB
15 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1034
Zwangerschap
was niet alleen de aanleiding voor het ontstaan van de ongeschiktheid, maar er
was ook sprake van een causaal verband tussen de zwangerschap en de
ongeschiktheid voor haar arbeid. Dat werkneemster een zekere predispositie had
voor depressieve episodes maakt dit niet anders; zij was door die predispositie
als zodanig niet ongeschikt voor haar arbeid. Dit wordt geïllustreerd door het
feit dat werkneemster op 27 januari 2015 bijna vijf jaar bij werkgever had
gewerkt zonder een dag te verzuimen, terwijl zij ook na ommekomst van het
WAZO-verlof op 10 augustus 2015 haar werkzaamheden bij werkgever meteen heeft
hervat. Dat zij, bezien vanuit een verder verleden, vatbaarder was voor
depressies maakt niet dat gesteld kan worden dat de in 2015 opgetreden
depressie niet het gevolg was van haar zwangerschap. Voor zover het al zo zou
zijn dat naast de zwangerschap ook andere factoren een rol hebben gespeeld bij
het ontstaan van de depressie zou dit in haar situatie hooguit betekenen dat
gesproken kan worden van multicausaliteit, in welk geval, zoals werkneemster
terecht naar voren heeft gebracht, volgens punt 4.2.2 van de richtlijn de
ongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap prevaleert. UWV had gesteld dat ook
een ander life event dan de zwangerschap de depressie had kunnen veroorzaken en
had daarbij verwezen naar CRvB 1 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9108, CRvB 27
mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1714 en CRvB 2 december 2015,
ECLI:NL:CRVB:2015:4283. Die uitspraken kunnen niet los worden gezien van de
concrete feiten en omstandigheden in de betreffende zaak. Wel causaal
verband.
17. CRvB
19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2613
Toetsing
aan Richtlijn voor verzekeringsartsen van UWV van 1 mei 2014 "Zwangerschap en
bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid”. Psychische
reacties, acceptatie- en verwerkingsproblemen, spanningen die een reactie zijn op
de gebeurtenis, het life event van de miskraam. Geen gegevens bekend geworden
dat werkneemster door andere oorzaken dan de doorgemaakte miskraam
arbeidsongeschikt is geworden. Evenmin blijkt dat zij bekend is met eerdere
psychische problematiek. Situatie waarbij werkneemster al enkele weken na de
miskraam melding heeft gemaakt van psychische klachten na de miskraam en
waarbij die klachten worden geduid als PTSS en depressie en hebben geleid tot
verwijzing naar GGZ. Niet valt in te zien dat die klachten niet een direct
gevolg zijn van de (vroegtijdig geëindigde) zwangerschap, zodat moet worden
geconcludeerd dat sprake was van een causaal verband tussen de zwangerschap en
de ongeschiktheid voor haar arbeid, als bedoeld in artikel 29a van de ZW. Wel
causaal verband.
18. CRvB
23 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3056
De
bezwaarverzekeringsarts heeft zich overtuigend en navolgbaar op het standpunt
gesteld dat uit de voorhanden zijnde informatie blijkt dat de psychische
klachten van de werkneemster geen relatie hebben en hadden met zwangerschap of
bevalling. De door werkneemster tijdelijk ervaren toename van haar klachten,
volgens de verzekeringsarts een reactie op een "life event”, is daartoe
onvoldoende. De GZ-psycholoog heeft namelijk vermeld dat werkneemster zich in
juli 2012 met psychische klachten heeft aangemeld, dat deze klachten zijn
ontstaan nadat de werkneemster met haar familie heeft gebroken en dat de
bevalling een positief effect op haar psychische gesteldheid had. Geen
causaal verband.
19. CRvB 13 december 2017,
ECLI:NL:CRVB:2017:4297
Spoedkeizerssnede
bij de bevalling heeft geleid tot het ontstaan van psychische klachten en de
opeenstapeling van gebeurtenissen daarna, waaronder de spoedopname van haar
pasgeboren zoontje, hebben deze klachten versterkt. Vaste rechtspraak van de
Centrale Raad van Beroep dat de arbeidsongeschiktheid een direct gevolg moet
zijn van de zwangerschap en/of bevalling wil aanspraak kunnen worden gemaakt op
een uitkering ingevolge artikel 29a van de ZW. Toetsing aan Richtlijn voor verzekeringsartsen
van UWV van 1 mei 2014 "Zwangerschap en bevalling als oorzaak van
ongeschiktheid voor haar arbeid”. Hoewel de gebeurtenissen rond de bevalling en
de aansluitende problemen met haar zoontje elkaar snel zijn opgevolgd en
ogenschijnlijk moeilijk gescheiden kunnen worden, moet uit de weergave van de
gebeurtenissen en de ontwikkeling van de psychische klachten van appellante
worden afgeleid dat de klachten in de eerste plaats een relatie hebben met de
ontwikkelingen rond haar zoon. Dat er een causaal verband bestaat tussen de
problemen met de voeding van haar zoon en zijn spoedopname volgt duidelijk uit
het relaas van de gebeurtenissen. Voor de aanwezigheid van eenzelfde verband
tussen de bevalling en haar klachten bestaan geen, althans onvoldoende
aanwijzingen. Alleen het gegeven dat de bevalling en de problemen met de
voeding van haar zoon in de tijd dicht bij elkaar liggen, vormt geen reden om
aan te nemen dat er ook causaal verband bestaat tussen bevalling en
ongeschiktheid, daarvoor zijn meer aanknopingspunten nodig, welke ontbreken. Geen
causaal verband.
20.
CRvB
17 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:285
Na
benoeming van een deskundige komt de rechtbank tot de conclusie dat het oordeel
van de deskundige dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van zwangerschap
en/of bevalling moet worden gevolgd omdat het rapport van de deskundige
voldoende onderbouwd en voldoende inzichtelijk is. Na nieuwe raadpleging van de
deskundige door de Centrale Raad van Beroep waarbij gereageerd wordt op een
rapportage van de bezwaarverzekeringsarts, volgt de Centrale Raad van Beroep
het nadere rapport van de deskundige omdat het inzichtelijk en consistent is.
In dit nadere rapport heeft de deskundige aangegeven dat het hebben van een
depressieve episode voor de zwangerschap een argument is vóór het bestaan van
causaliteit, dat het daarbij niet uitmaakt of een eerdere depressie direct ná
de eerste bevalling optrad of niet en dat een postnatale depressie in de DSM-IV
geen eigenstandige classificatie is, wat betekent dat een bevalling geacht
wordt een stressor te zijn als elke andere, waarbij soms, maar niet altijd
biologische (hormonale) factoren een rol spelen. Net als andere stressoren, die
een depressieve stoornis kunnen luxeren, verminderen de symptomen volgens de
deskundige niet vanzelf bij het verdwijnen van die stressor en is het daarom niet
mogelijk te stellen dat een depressie die langer dan een bepaalde tijd bestaat
géén verband meer zou kunnen hebben met de bevalling. Onder verwijzing naar een
wetenschappelijk artikel heeft de deskundige gesteld dat het niet alleen
biologische, maar ook psychologische en sociale invloeden zijn die een
depressie ná zwangerschap kunnen veroorzaken en onderhouden. Volgens de
deskundige kan daarom geen termijn worden gesteld waarbinnen het verband tussen
zwangerschap en depressie niet meer bestaat. Wel causaal verband.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!