Babyverlof

Jaar en kwartaal
2011, 1e kwartaal
Nummer
1

Bronnen:

  • Voorstel van wet van het lid Van Gent (Groen Links) tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Vaderverlof), wetsvoorstel nummer 31071 d.d. 14 juni 2007
  • Voorstel van wet van het lid Van Gent (Groen Links) tot wijziging van onder andere de Wet arbeid en zorg (Babyverlof), wetsvoorstel nr. 32659 d.d. 24 februari 2011



De huidige regeling van het kraamverlof in artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg luidt als volgt:

"Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken recht op verlof met behoud van loon voor twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont.”

De regeling voorziet in twee dagen verlof voor de partner van de bevallen vrouw met behoud van loon. 

In 2007 heeft Groen Links al eens een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat ertoe strekte het recht op kraamverlof (in het wetsvoorstel "vaderverlof” genoemd) uit te breiden van twee dagen naar twee weken.

Als redenen voor deze verlenging werden toen onder meer aangevoerd dat Nederland op dit punt achterloopt in Europa, dat het zorgaandeel van mannen moet worden vergroot, dat uit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van een betrokken vader kort na de geboorte tot betere prestaties van het opgroeiende kind leidt en dat ook na de acht dagen waarin de kraamverzorgster aanwezig is een partner nodig is om taken in de huishouding en de zorg voor het kind over te nemen. Zie omtrent dit wetsvoorstel de stukken van het vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen van december 2007.

Het wetsvoorstel werd vervolgens op 13 maart 2010 door de Tweede Kamer verworpen. Breekpunt was dat de PvdA tegenstemde vanwege bezwaren tegen de financiering van het vaderverlof door (met name kleine) werkgevers.

Op 24 februari 2011 heeft Groen Links een nieuw wetsvoorstel ingediend. Het "vaderverlof” is daarin "babyverlof” genaamd, om tot uitdrukking te brengen dat het ook voor lesbische stellen geldt. Het recht op babyverlof is teruggebracht van twee weken naar één week. De financiering van het verlof is ook gewijzigd. Niet langer is sprake van een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever, maar in plaats daarvan is sprake van onbetaald verlof waartegenover de werknemer een recht op uitkering heeft ter grootte van 100% van het dagloon (maximaal: € 188,88 bruto per dag). Die uitkering komt ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds. Omdat de AWF-premie een werkgeverspremie is, worden de kosten daarvan gedragen door werkgevers, maar nu niet op individueel niveau maar op landelijk niveau.

De voorgestelde artikelen in de Wet arbeid en zorg zouden komen te luiden als volgt:

Artikel 4:2:

"Met ingang van de dag na de dag van de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, heeft de werknemer gedurende een tijdvak van vier weken recht op verlof zonder behoud van loon. Het recht op verlof bedraagt het aantal uren van de arbeidsduur per week van de werknemer.”

Het recht op uitkering

Artikel 4:2a

"1. De werknemer heeft gedurende de periode van het verlof, bedoeld in artikel 4:2, recht op uitkering.
2. De werknemer, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning van een uitkering in verband met het verlof, bedoeld in artikel 4:2, doet de aanvraag daartoe door tussenkomst van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk vier weken voor de datum waarop de werknemer de uitkering wil laten ingaan. Bij die aanvraag wordt gemeld de vermoedelijk datum van de bevalling, onder overlegging van de verklaring van een arts of van een verloskundige waarin die datum is aangegeven. 
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen ten gunste van de werknemer afwijken van het tweede lid.”

De hoogte van de uitkering

Artikel 4:2b: 

"1. De uitkering, bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, bedraagt per dag het dagloon.
2. Het dagloon wordt voor een werknemer als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, onderdeel a, vastgesteld en herzien overeenkomstig de vaststelling en herziening met betrekking tot de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet, op grond van de artikelen 15 en 16 van die wet en de daarop berustende bepalingen.
3. Het dagloon wordt voor een werknemer als bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, onderdeel a, vastgesteld overeenkomstig artikel 68 van de Ziektewet en de regels op grond van artikel 71, onderdeel c, van die wet.”

De uitbetaling van de uitkering en de financiering daarvan

Artikel 4.2c:

"De artikelen 3:14, 3:15 en 3:16 zijn van overeenkomstige toepassing.”

N.B.: artikel 3:15 van de Wet arbeid en zorg bepaalt dat de uitkering ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds komt.