Diverse onderwerpen hybride markt WGA

Jaar en kwartaal
2016, 4e kwartaal
Nummer
5

Bronnen:

  • Wet van 1 juni 2016 tot wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten in verband met verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA), Staatsblad 2016, nummer 221
  • Besluit van 8 juni 2016 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verbetering hybride markt WGA,Staatsblad 2016, nummer 222
  • Besluit van 8 juni 2016 tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA, Staatsblad 2016, nummer 223
  • Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 12 september 2016, kenmerk 2016-0000190044, Tweede Kamer 2015-2016, 34336, nummer 12
  • Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2016, 2016-0000216530 tot wijziging van de Regeling Wfsv en enkele andere regelingen in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA, Staatscourant 19 oktober 2016, nummer 54759
  • Rectificatie Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2016, 2016-0000216530 tot wijziging van de Regeling Wfsv en enkele andere regelingen in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA, Staatscourant 1 november 2016, nummer 54759-n1
  • Artikel 3.9 Regeling Wfsv
  • Artikel 41 Wet financiering sociale verzekeringen
  • Artikel 3.17 Regeling Wfsv


Met de inwerkingtreding van de Wet verbetering hybride markt WGA per 1 januari 2017 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot het eigenrisicodragen van WGA-uitkeringen:
  • samenvoeging van het risico van WGA-vast en WGA-flex, zodat één WGA-risico ontstaat (zowel voor het eigenrisicodragen als voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas)
  • wijziging van het inlooprisico bij een overstap door publiek verzekerde werkgevers naar eigenrisicodragen, in die zin dat het inlooprisico bij het UWV achterblijft;
  • introductie van een terugkeerpremie voor privaat verzekerde werkgevers bij een overstap naar het publieke stelsel, in die zin dat de premiecomponent WGA-lasten van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas na terugkeer in het publieke stelsel wordt berekend op grond van de totale WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers, derhalve ook de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die door de werkgever als eigenrisicodrager zijn betaald;
  • wijziging van de driejaarstermijn die verbiedt om binnen drie jaar nadat een werkgever het eigenrisicodragen heeft beëindigd, opnieuw eigenrisicodrager te worden, in die zin dat de driejaars termijn voortaan niet alleen geldt als een werkgever de belastingdienst verzoekt om het eigenrisicodragen te beëindigen, maar ook als het eigenrisicodragen eindigt doordat de verzekeraar de garantie intrekt. 
In een brief aan de Tweede Kamer van 12 september 2016 heeft de Minister nog een aantal mededelingen gedaan met betrekking tot het WGA-eigenrisicodragen. De minister deelt het volgende mede:
  • Geen gedifferentieerde premie-en eigenrisicodragen IVA                                                                        Naar aanleiding van een motie die is aangenomen door de Tweede Kamer heeft de regering de gevolgen onderzocht van het onderbrengen van de IVA in het hybride stelsel van de WGA. Werkgevers zouden daardoor een gedifferentieerde premie moeten gaan betalen, ook ter zake van de IVA-uitkeringen van (ex-) werknemers en zouden eigenrisicodrager kunnen worden voor die uitkeringen. De regering heeft besloten de IVA-uitkeringen niet in het hybridestelsel onder te brengen. Reden daarvoor is dat de IVA-uitkering wordt verstrekt aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn, hetgeen betekent dat geen reële mogelijkheden tot herstel verondersteld worden. Een financiële prikkel voor werkgevers ligt dan volgens de regering niet voor de hand. De regering zag wel nog een voordeel doordat de druk op verzekeringsartsen zou verminderen als minder verzoeken tot herbeoordeling zouden worden gedaan als werkgevers geen belang meer zouden hebben om herbeoordeling van volledig arbeidsongeschikte werknemers met een WGA-uitkering te vragen, in de hoop dat zij dan in de IVA zouden instromen. Daartegenover stelt de regering echter dat de prikkel tot herbeoordeling in de praktijk niet leidt tot een hoge IVA-instroom. De IVA-instroom is ongeveer de helft van het geen tijdens de totstandkoming van de WIA werd voorzien. Op grond van een convenant met verzekeraars, zullen verzekeraars slechts om een herbeoordeling vragen als kan worden gemotiveerd dat de arbeidsbeperkingen een duurzaam karakter hebben gekregen.
  • Voortzetting re-integratie door verzekeraars bij faillissement eigenrisicodrager                                Eveneens op grond van een motie van de Tweede Kamer heeft de regering overleg gepleegd met het UWV en met het Verbond van Verzekeraars over de voortzetting door verzekeraars van re-integratie-activiteiten na het faillissement van eigenrisicodragers. Het UWV en het Verbond van Verzekeraars overleggen nog over te maken afspraken ter zake.
  • Maximumpremie WGA uitzendsector                                                                                                         Bij de invoering van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Bezava) is voor de uitzendsector een hoger maximum ingesteld voor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, omdat de verwachting was dat het WGA-flexrisico van de uitzendsector substantieel hoger zou zijn dan dat van andere sectoren. Gevreesd werd dat uitzendwerkgevers daardoor te weinig prikkels zouden hebben om het verzuim te reduceren. De Minister stelt dat na onderzoek is gebleken dat het WGA-risico van de uitzendsector na samenvoeging van de premiecomponenten WGA-vast en WGA-flex niet substantieel afwijkt van dat van andere sectoren met een hoog risico. Omdat een apart maximum voor de premie niet past bij de samenvoeging van de risico’s WGA-vast en WGA-flex, zal de afwijkende maximumpremiegrens voor de uitzendsector per 1 januari 2017 vervallen.                                                                                                                                                                          
De afwijkende maximumpremiegrens was opgenomen in artikel 3.9 van de Regeling Wfsv. De maximumpremie bedroeg vier maal de sectorpremie (2016: 6,32%) in plaats van vier maal de gemiddelde premie (2016: 0,96%).

De wijziging van artikel 3.9 Regeling Wfsv wordt geregeld in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2016, 2016-0000216530 tot wijziging van de Regeling Wfsv en enkele andere regelingen in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA.

De afwijkende maximumpremie voor de premiecomponent ZW-lasten blijven staan. Deze premie bedraagt voor de uitzendsector 1,75 x het sectorpercentage (2017: 6,89% in plaats van 1,40%).

Verhaal van helft kosten WGA-eigenrisicodragen op werknemer
In de voornoemde Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2016 worden ook een aantal technische aanpassingen gedaan die verband houden met de samenvoeging van het WGA-vastrisico en het WGA-flexrisico. Eén van die aanpassingen ziet op de bepaling van artikel 3.17 Regeling Wfsv, die de uitwerking regelt van de mogelijkheid die eigenrisicodragers hebben om de helft van de kosten van het eigenrisicodragen op werknemers te verhalen (artikel 41 Wet financiering sociale verzekeringen). In lid 1 voorziet de bepaling van artikel 3.17 Regeling Wfsv in verhaal van de helft van de verschuldigde verzekeringspremie. Voor zover geen sprake is van verzekering van het risico bepaalden de leden 2 en 3 dat voor verhaal op de werknemer in aanmerking kwam de helft van het bedrag van de te verwachten WGA-uitkeringen gedeeld door het premieplichtig loon dan wel de helft van het bedrag van de over het voorgaande jaar betaalde WGA-uitkeringen gedeeld door het premieplichtig loon, in beide gevallen met een maximum van 1,5 maal het percentage van de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen. Als WGA-uitkeringen werden daarbij uitsluitend in aanmerking genomen de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die door de eigenrisicodrager moesten worden betaald. De wijziging houdt in dat voortaan ook de WGA-uitkeringen die niet door de eigenrisicodrager zelf zijn betaald mogen worden meegerekend (WGA-totaallasten).