Het UWV heeft de parameters
vastgesteld aan de hand waarvan de gedifferentieerde premie voor de
Werkhervattingskas voor 2017 wordt berekend. Sinds de inwerkingtreding per 1 januari
2014 van de Wet van 1 oktober 2012 tot wijziging van de Ziektewet en enige
andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te
beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters),
Staatsblad 2012, 464 (wet "Bezava”) bestond de gedifferentieerde premie uit
drie premiecomponenten:
de premiecomponent WGA-lasten vaste
dienstbetrekkingen;
de premiecomponent WGA-lasten flexibele
dienstbetrekkingen;
de premiecomponent ZW-lasten (Ziektewet).
Als gevolg van de inwerkingtreding
van de Wet verbetering hybride markt WGA, Staatsblad 2016, 221, worden per 1
januari 2017 de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en
WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen samengevoegd. De gedifferentieerde
premie Werkhervattingskas bestaat dan nog uit de volgende twee
premiecomponenten (artikel 2.6 lid 1 Besluit Wfsv):
de premiecomponent WGA-lasten (WGA);
de premiecomponent ZW-lasten (Ziektewet).
De werkgever behoeft geen premie te
betalen voor de premiecomponenten betreffende uitkeringen waarvoor de werkgever
eigenrisicodrager is. Vanaf 1 januari 2017 ontstaat voor het eerst de
mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de WGA-uitkeringen van werknemers
met een flexibele dienstbetrekking, alsdan uitsluitend samen met de
WGA-uitkering van werknemers met een vaste dienstbetrekking.
Grens kleine, middelgrote en
grote werkgevers
De wijze waarop de
premiedifferentiatie wordt vastgesteld is verschillend voor kleine werkgevers,
middelgrote werkgevers en grote werkgevers. De grens tussen kleine en
middelgrote werkgevers en de grens tussen middelgrote en grote werkgevers wordt
bepaald aan de hand van de premieplichtige loonsom. Voor het jaar 2017 is
daarbij de premieplichtige loonsom van 2015 bepalend.
Kleine
werkgever
Een kleine werkgever is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2017 dus in 2015) kleiner dan of gelijk is aan tien maal
het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer.
Voor kleine werkgevers geldt een
vaste premie die per sector wordt vastgesteld. De vastgestelde sectorpremies
luiden als volgt:
Sector
Ziektewet
2016
2017
ver-schil
2016
2017
ver-schil
vast
flex
totaal
1
Agrarisch
bedrijf
0,51
0,18
0,69
0,70
0,01
0,32
0,27
-0,05
2
Tabakverwerkende
industrie
0,31
0,05
0,36
0,60
0,24
0,24
0,31
0,07
3
Bouwbedrijf
0,79
0,32
1,11
1,11
0,00
0,48
0,34
-0,14
4
Baggerbedrijf
0,36
0,10
0,46
0,48
0,02
0,20
0,06
-0,14
5
Houten
emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie
1,21
0,28
1,49
1,35
-0,14
0,44
0,26
-0,18
6
Timmerindustrie
0,69
0,43
1,12
1,12
0,00
0,50
0,20
-0,30
7
Meubel-
en orgelbouwindustrie
0,55
0,37
0,92
0,87
-0,05
0,48
0,37
-0,11
8
Groothandel
in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie
0,54
0,45
0,99
1,14
0,15
0,37
0,26
-0,11
9
Grafische
industrie
0,46
0,34
0,80
0,74
-0,06
0,47
0,44
-0,03
10
Metaalindustrie
0,32
0,14
0,46
0,47
0,01
0,22
0,24
0,02
11
Elektrotechnische
industrie
0,25
0,12
0,37
0,41
0,04
0,14
0,37
0,23
12
Metaal-en
technische bedrijfstakken
0,57
0,22
0,79
0,82
0,03
0,37
0,33
-0,04
13
Bakkerijen
0,91
0,40
1,31
1,32
0,01
0,43
0,40
-0,03
14
Suikerverwerkende
industrie
0,73
0,35
1,08
1,19
0,11
0,35
0,35
0,00
15
Slagersbedrijven
1,09
0,40
1,49
1,47
-0,02
0,63
0,47
-0,16
16
Slagers
overig
0,82
0,30
1,12
0,95
-0,17
0,51
0,53
0,02
17
Detailhandel
en ambachten
0,54
0,35
0,89
0,87
-0,02
0,50
0,44
-0,06
18
Reiniging
1,40
0,60
2,00
2,27
0,27
0,88
0,75
-0,13
19
Grootwinkelbedrijf
0,60
0,27
0,87
0,86
-0,01
0,41
0,33
-0,08
20
Havenbedrijven
0,40
0,23
0,63
0,66
0,03
0,57
0,73
0,16
21
Havenclassificeerders
0,67
0,24
0,91
0,72
-0,19
0,85
0,91
0,06
22
Binnenscheepvaart
0,34
0,25
0,59
0,55
-0,04
0,48
0,40
-0,08
23
Visserij
0,55
0,23
0,78
0,59
-0,19
0,07
0,21
0,14
24
Koopvaardij
0,47
0,06
0,53
0,46
-0,07
0,29
0,44
0,15
25
Vervoer
KLM
0,86
0,04
0,90
1,64
0,74
0,51
0,47
-0,04
26
Vervoer
NS
0,48
0,09
0,57
0,85
0,28
0,59
0,47
-0,12
27
Vervoer
posterijen
0,48
0,25
0,73
0,37
-0,36
0,53
0,37
-0,16
28
Taxivervoer
0,95
0,85
1,80
1,78
-0,02
1,57
1,51
-0,06
29
Openbaar
Vervoer
0,32
0,15
0,47
0,45
-0,02
0,37
0,62
0,25
30
Besloten
busvervoer
0,67
0,58
1,25
1,25
0,00
0,59
0,59
0,00
31
Overig
personenvervoer te land en in de lucht
0,14
0,23
0,37
0,40
0,03
0,53
0,53
0,00
32
Overig
goederenvervoer te land en in de lucht
0,56
0,39
0,95
0,89
-0,06
0,53
0,39
-0,14
33
Horeca
algemeen
0,40
0,39
0,79
0,73
-0,06
0,67
0,55
-0,12
34
Horeca
catering
0,20
0,67
0,87
0,93
0,06
0,76
0,73
-0,03
35
Gezondheid,
geestelijke en maatschappelijke belangen
0,43
0,23
0,66
0,72
0,06
0,36
0,34
-0,02
38
Banken
0,15
0,11
0,26
0,31
0,05
0,19
0,12
-0,07
39
Verzekeringswezen
0,34
0,15
0,49
0,50
0,01
0,15
0,10
-0,05
40
Uitgeverij
0,33
0,27
0,60
0,82
0,22
0,31
0,23
-0,08
41
Groothandel
I
0,40
0,18
0,58
0,57
-0,01
0,26
0,21
-0,05
42
Groothandel
II
0,41
0,23
0,64
0,66
0,02
0,31
0,29
-0,02
43
Zakelijke
Dienstverlening I
0,33
0,15
0,48
0,49
0,01
0,15
0,14
-0,01
44
Zakelijke
Dienstverlening II
0,19
0,18
0,37
0,37
0,00
0,28
0,26
-0,02
45
Zakelijke
Dienstverlening III
0,35
0,24
0,59
0,56
-0,03
0,44
0,49
0,05
46
Zuivelindustrie
0,33
0,12
0,45
0,68
0,23
0,48
0,41
-0,07
47
Textielindustrie
0,63
0,11
0,74
0,54
-0,20
0,14
0,08
-0,06
48
Steen-,
cement-, glas- en keramische industrie
1,13
0,38
1,51
1,46
-0,05
0,48
0,38
-0,10
49
Chemische
industrie
0,57
0,16
0,73
0,77
0,04
0,20
0,17
-0,03
50
Voedingsindustrie
0,47
0,22
0,69
0,66
-0,03
0,25
0,30
0,05
51
Algemene
industrie
0,48
0,16
0,64
0,64
0,00
0,17
0,32
0,15
52
Uitzendbedrijven
0,17
1,58
1,75
1,14
-0,61
4,06
3,94
-0,12
53
Bewakingsondernemingen
0,48
0,62
1,10
1,02
-0,08
1,12
0,84
-0,28
54
Culturele
instellingen
0,36
0,23
0,59
0,58
-0,01
0,33
0,29
-0,04
55
Overige
takken van bedrijf en beroep
0,66
0,35
1,01
1,10
0,09
0,51
0,41
-0,10
56
Schildersbedrijf
1,38
0,62
2,00
2,04
0,04
0,80
0,56
-0,24
57
Stukadoorsbedrijf
1,96
1,25
3,21
3,05
-0,16
1,25
0,71
-0,54
58
Dakdekkersbedrijf
1,58
0,72
2,30
2,17
-0,13
0,72
0,45
-0,27
59
Mortelbedrijf
1,22
0,35
1,57
1,54
-0,03
0,11
0,15
0,04
60
Steenhouwersbedrijf
1,01
1,64
2,65
2,25
-0,40
1,31
0,36
-0,95
61
Overheid,
onderwijs en wetenschappen
0,73
0,10
0,83
0,88
0,05
0,10
0,09
-0,01
62
Overheid,
rijk, politie en rechterlijke macht
0,20
0,04
0,24
0,64
0,40
0,02
0,03
0,01
63
Overheid,
defensie
0,00
0,04
0,04
0,00
-0,04
0,02
0,01
-0,01
64
Overheid,
provincies, gemeenten en waterschappen
0,62
0,10
0,72
0,80
0,08
0,07
0,06
-0,01
65
Overheid,
openbare nutsbedrijven
0,51
0,11
0,62
0,37
-0,25
0,03
0,08
0,05
66
Overheid,
overige instellingen
0,67
0,13
0,80
0,92
0,12
0,22
0,23
0,01
67
Werk
en (re)Integratie
1,49
2,69
4,18
3,33
-0,85
1,34
1,13
-0,21
68
Railbouw
0,73
0,06
0,79
1,01
0,22
0,06
0,06
0,00
69
Telecommunicatie
0,27
0,20
0,47
0,53
0,06
0,27
0,26
-0,01
In het algemeen kan worden
vastgesteld dat de sectorpercentages van de WGA ten opzichte van 2016 ongeveer
gelijk zijn gebleven en dat de sectorpercentages van de ZW ten opzichte van
2016 licht zijn gestegen.
Middelgrote
werkgever
Een middelgrote werkgever is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2017 dus in 2015) groter is dan tien maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer maar kleiner dan of gelijk aan honderd maal
het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer.
Voor middelgrote werkgevers geldt
dat de premie gedeeltelijk wordt beïnvloed door de Ziektewet- en
WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers en dat de premie voor het overige deel per
sector wordt vastgesteld op basis van een gewogen gemiddelde. Hoe groot het
deel van de premie is dat wordt beïnvloed door de Ziektewet- of WGA-uitkering
van ex-werknemers hangt af van de hoogte van de premieplichtige loonsom van de
werkgever. Hoe dichter die bij de bovengrens met de grote werkgever ligt, hoe
groter het deel van de premie is dat beïnvloed wordt door de Ziektewet- of
WGA-uitkering van de ex-werknemer.
Grote
werkgever
Een grote werkgevers is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2017 dus in 2015) groter is dan honderd maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer.
Voor grote werkgevers geldt dat de
premie volledig wordt bepaald aan de hand van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen
van (ex-) werknemers.
Het gemiddelde premieplichtige loon
is voor 2017 vastgesteld op € 32.200. Dat betekent voor de grenzen tussen
kleine, grote en middelgrote werkgevers het volgende:
2017
klein:
middelgroot:
groot:
premieplichtige
loonsom 2015:
≤ € 322.000
> €
322.000 maar
≤ € 3.220.000
>
€ 3.220.000
premie:
vaste
sectorpremie
gewogen
gemiddelde van individuele premiedifferentiatie en vaste
sectorpremie
individuele
premiedifferentiatie
In het verleden waren de loonsomgrenzen ingesteld als volgt:
jaar:
grote / kleine werkgever
2009
€ 705.000
2010
€ 730.000
2011
€ 747.500
2012
€ 755.000
2013
€ 757.500
jaar:
middelgrote / kleine werkgever
grote / middelgrote werkgever
2014
€ 307.000
€ 3.070.000
2015
€ 314.000
€ 3.140.000
2016
€ 319.000
€ 3.190.000
2017
€ 322.000
€ 3.220.000
Het deel van de premie van de
middelgrote werkgever dat per sector wordt bepaald en het deel dat op basis van
de uitkeringen van de (ex-) werknemers wordt bepaald, wordt vastgesteld op
grond van de volgende formule:
Een
werkgever met een premieplichtige loonsom in 2015 van € 1.000.000:
€
1.000.000 - € 322.000 = € 678.000 (is deel
van de loonsom boven de ondergrens)
€
678.000 / € 2.898.000 = (afgerond) 0,23
Het
sectoraal bepaalde deel van de premie is 1 - 0,23 = 0,77%.
Het
individueel bepaalde deel van de premie is 0,23 %.
Een
werkgever met een premieplichtige loonsom in 2015 van € 2.000.000:
€
2.000.000 - € 322.000 = € 1.678.000 (is deel
van de loonsom boven de ondergrens)
€
1.678.000 / € 2.8798.000 = (afgerond)
0,58
Het
sectoraal bepaalde deel van de premie is 1 - 0,58 = 0,42%.
Het
individueel bepaalde deel van de premie is 0,58%.
Premiecomponent WGA-lasten
De premies en parameters zijn als
volgt vastgesteld:
rekenpercentage
Het rekenpercentage is het gemiddelde percentage dat over
het premieplichtige loon van de publiek verzekerde werkgevers in een bepaald
kalenderjaar moet worden geheven om de WGA-uitkeringen van de (ex-) werknemers
van deze werkgevers in dat kalenderjaar te betalen, verhoogd met een opslag die
onder meer dient:
ter dekking van het effect van de maximumpremie;
ter dekking van gederfde premie als gevolg van
werkgevers die geen premie meer betalen omdat zij geen werkgever meer zijn of
failliet zijn;
ter instandhouding van vermogen van de
Werkhervattingskas.
De premiedifferentiatie vindt plaats
door op het rekenpercentage een toeslag of korting toe te passen afhankelijk
van het verschil tussen het individuele werkgeversrisicopercentage en het
gemiddelde werkgeversrisicopercentage. Hoe hoger het rekenpercentage is, hoe
hoger de gedifferentieerde premie die een werkgever moet betalen.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,47%
0,47%
2010
0,59%
0,59%
2011
0,62%
0,62%
2012
0,55%
0,55%
2013
0,54%
0,54%
2014
0,51%
0,18%
0,69%
2015
0,50%
0,25%
0,75%
2016
0,48%
0,25%
0,73%
2017
0,76%
Het rekenpercentage is gestegen. Dat betekent dat de
gedifferentieerde premie hoger uitvalt.
De stijging heeft te maken met het feit dat uit de premie de
afgelopen jaren nog niet de maximale tien jaar van alle WGA-uitkering werd
betaald. Voor wat betreft de WGA-uitkeringen van werknemers met een vast
dienstverband is er instroom vanaf 2006 (vanwege de invoering van de WIA per 29
december 2005) en voor wat betreft de WGA-uitkeringen van werknemers met een
flexibel dienstverband vanaf 2012 (vanwege het overgangsrecht bij de invoering
van de Wet Bezava, artikel 2.1 onder g jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv), waarbij
dient te worden bedacht dat de jaren 2006 respectievelijk 2012 gemiddeld nog
geen sprake was van instroom gedurende een volledig jaar. Als gevolg van meer
WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibel dienstverband zal de premie nog
tot en met 2022 blijven stijgen.
gemiddelde
werkgeversrisicopercentage
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage vertegenwoordigt
het risico op instroom in de WGA van de gemiddelde publiek verzekerde werkgever
in Nederland. Het individueel berekende percentage van de publiek verzekerde
werkgever wordt daartegen afgezet om te bepalen of de werkgever een toeslag op
het rekenpercentage moet betalen, dan wel of de werkgever daarop een korting
krijgt. Derhalve geldt: hoe hoger het gemiddelde werkgeversrisicopercentage,
hoe eerder sprake is van een korting in plaats van een toeslag. Een hoog
gemiddeld werkgeversrisicopercentage is dus nadelig.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,71%
2010
0,36%
2011
0,28%
2012
0,22%
2013
0,23%
2014
0,27%
0,02%
0,29%
2015
0,28%
0,06%
0,34%
2016
0,27%
0,09%
0,36%
2017
0,35%
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is dus licht
gedaald, hetgeen ongunstig is voor werkgevers.
Overigens worden het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
en het individuele werkgeversrisicopercentage sinds 1 januari 2014 niet meer op
geheel dezelfde wijze bepaald. Het individuele werkgeversrisicopercentage wordt
bepaald door vergelijking van de aan de werkgever toe te rekenen uitkeringen
(over het kalenderjaar gelegen twee jaar voor het kalenderjaar waarvan de
premie moest worden vastgesteld, aangeduid als het jaar t-2) met de gemiddelde
premieplichtige loonsom over de jaren gelegen twee tot en met zes jaar voor
het kalenderjaar waarvan de premie moest worden vastgesteld, aangeduid als de
jaren t-2 tot en met t-6). Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage werd
tot 1 januari 2014 op dezelfde wijze bepaald maar dan aan de hand van de
uitkeringen en loonsommen van alle publiek verzekerde werkgevers in Nederland.
Sinds 1 januari 2014 wordt bij de berekening van het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
niet langer uitgegaan van de gemiddelde loonsom over de jaren t-2 tot en met
t-6, maar van de loonsom over het jaar t-2. In een formule:
individuele werkgeversrisicopercentage =
WGA-uitkeringen jaar t-2 : gemiddelde premieloonsom jaar t-6 tot en met jaar
t-2 x 100%
gemiddelde werkgeversrisicopercentage =
WGA-uitkeringen jaar t-2 : premieloonsom jaar t-2 x 100%
Dit is voor werkgevers ongunstig. Uitgaande van een
stijgende loonsom betekent dit namelijk dat bij het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage de WGA-uitkeringen worden afgezet tegen een
verhoudingsgewijs hoge loonsom. Dat betekent dat het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
verhoudingsgewijs laag uitvalt. Daardoor zal een vergelijking met het individuele
werkgeversrisicopercentage eerder leiden tot de toekenning van een opslag op
het rekenpercentage.
correctiefactor
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,69
2010
1,47
2011
1,96
2012
1,90
2013
1,78
2014
1,44
2,00
2015
1,36
2,00
2016
1,34
2,00
2017
1,47
De correctiefactor geeft de factor aan waarmee het verschil
tussen het gemiddelde en het individuele werkgeversrisicopercentage wordt
vermenigvuldigd om de toeslag of de korting te bepalen die op het
rekenpercentage wordt gegeven. Een hoge correctiefactor is derhalve gunstig
voor werkgevers met een benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage omdat zij
dan een hogere korting krijgen, maar is ongunstig voor werkgevers met een
benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage omdat zij dan een hogere toeslag
krijgen.
minimumpremie
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
klein
groot
2009
0,27%
0,00%
2010
0,59%
0,06%
2011
0,56%
0,07%
2012
0,48%
0,13%
2013
0,47%
0,13%
2014
0,12%
0,04% (feitelijk: 0,14%*)
0,16%
2015
0,12%
0,06% (feitelijk: 0,13%*)
0,18%
2016
0,11% (feitelijk 0,12%*)
0,06% (feitelijk: 0,07%*)
0,17%
2017
0,18%
* Feitelijk valt de berekening van de premie
bij het volledig ontbreken van toe te rekenen WGA-uitkeringen hoger uit dan de
wettelijk vastgestelde minimumpremie.
De minimumpremie is dus licht gestegen.
maximumpremie
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
klein
groot
2009
1,47%
1,96%
2010
1,59%
2,12%
2011
1,65%
2,20%
2012
1,59%
2,12%
2013
1,56%
2,08%
2014
1,96%
0,68%
2,64%
2015
1,92%
0,96%
2,88%
2016
1,88%
0,96%
2,84%
2017
2,96%
De maximumpremie is dus licht gestegen.
basispremie
De basispremie voor 2017 is nog niet vastgesteld, maar de
basispremie bedroeg in de afgelopen jaren:
jaar:
basispremie:
2009
5,70%
2010
5,70%
2011
5,65%
2012
5,05%
2013
4,65%
2014
4,95%
2015
5,25%
2016
5,88%
Ondanks dat de werkgevers nu ook een gedifferentieerde
premie betalen voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibel
dienstverband, welke voorheen uit de basispremie betaald werden, is de basispremie
dus sinds 2014 niet gedaald maar juist gestegen!
Gevolgen voor (middel)grote werkgevers
De gevolgen van de vaststelling van de gedifferentieerde
premie voor de (middel)grote werkgever kunnen het beste in beeld worden
gebracht aan de hand van een voorbeeld, waarbij de financiële gevolgen van de
toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer voor het
premieonderdeel WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde
premie van de werkgever worden berekend.
Stel:
een grote werkgever heeft in 2017 een premieplichtige
loonsom van € 4.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte van
het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde WGA-uitkeringen van werknemers over het kalenderjaar dat twee jaar
daarvóór is gelegen) toegerekend.
De premiecomponent WGA-lasten van de
gedifferentieerde premie bedraagt dan in 2017 € 23.600, dat is dus 2,36
maal meer dan het bedrag van de WGA-uitkering dat tot die premieverhoging
aanleiding gaf! Zelfs als daarvan eerst nog de minimumpremie zou worden afgetrokken
die ook verschuldigd zou zijn als geen WGA-uitkeringen aan de werkgever worden
toegerekend[3]
(0,18% = € 7.200), dan zou ook dan nog steeds € 16.400 meer premie verschuldigd
zijn als gevolg van het uitkeringsbedrag van twee jaar eerder.
In de voorgaande jaren zou een
uitkeringsbedrag van € 10.000 hebben geleid tot een stijging van de
gedifferentieerde premie van:
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2014
€ 21.098
€ 27.200
2015
€ 20.000
€ 27.600
2016
€ 19.600
€ 25.200
2017
€ 23.600
Voor middelgrote werkgevers zijn de
gevolgen uiteraard wat minder ernstig omdat de gevolgen voor hen gematigd
worden doordat een deel van de premie bepaald wordt door de vaste sectorale
premie. Het bedrag van de premiecomponent WGA-lasten van de gedifferentieerde
premie bedraagt voor hen in het bovengenoemde voorbeeld in 2017 (uitgaande van
de sectorale premie van de sector 44, zakelijke dienstverlening II):
bij een premieplichtige loonsom van € 3.000.000:
€ 20.400 (af: minimumpremie € 6.000 = € 14.400);
bij een premieplichtige loonsom van € 2.000.000:
€ 14.000 (af: minimumpremie € 5.200 = € 8.800);
bij een premieplichtige loonsom van € 1.000.000:
€ 6.800 (af: minimumpremie € 3.200 = € 3.600).
Deze premiestijging is niet
verzekerd en komt dus steeds voor rekening van de werkgever. De wijze waarop de
gedifferentieerde premie wordt berekend blijft dus een sterke stimulans geven om
eigenrisicodrager voor de WGA te worden, zeker nu vanaf 1 januari 2017 bij een
overstap naar eigenrisicodragen het inlooprisico van bestaande
arbeidsongeschiktheidsgevallen bij het UWV kan worden achtergelaten.
Het UWV spreekt in zijn persbericht
over een lichte stijging van de premie voor de WGA, maar slaat dan alleen acht
op de gemiddelde premie dat met 0,01% is gedaald. Het rekenpercentage
(gemiddelde premie + opslag) is echter met 0,01% gestegen.
Premiecomponent ZW-lasten
De premies en parameters zijn als
volgt vastgesteld:
rekenpercentage
jaar:
ZW-lasten
2014
0,34%
2015
0,40%
2016
0,39%
2017
0,40%
Het rekenpercentage is gestegen. Dat is ongunstig voor
werkgevers omdat dan meer premie moet worden betaald.
gemiddelde
werkgeversrisicopercentage
jaar:
ZW-lasten
2014
0,10%
2015
0,22%
2016
0,23%
2017
0,35%
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is gestegen. Dat
is gunstig voor werkgevers omdat dan minder snel een toeslag op het
rekenpercentage behoeft te worden betaald.
correctiefactor
jaar:
ZW-lasten
2014
2,00
2015
1,42
2016
1,30
2017
1,42
De correctiefactor is gestegen. Dat is gunstig voor
werkgevers met een benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage omdat zij dan
een hogere korting krijgen, maar is ongunstig voor werkgevers met een
benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage omdat zij dan een hogere toeslag
krijgen.
minimumpremie
jaar:
ZW-lasten
2014
0,07% (feitelijk 0,14%)*
2015
0,08%
2016
0,09%
2017
0,08%
* Feitelijk valt de berekening van de premie
bij het volledig ontbreken van toe te rekenen Ziektewetuitkeringen echter zodanig
uit dat steeds minimaal 0,14% wordt betaald. Dit is een rekenkundig gevolg van
de wettelijk geregelde maximering van de correctiefactor op 2,00.
De minimumpremie is licht gedaald.
maximumpremie
jaar:
ZW-lasten
2014
1,24%
2015
1,40%
2016
1,44%
2017
1,40%
De maximumpremie is licht gedaald.
Gevolgen voor (middel)grote werkgevers
De gevolgen van de vaststelling van de gedifferentieerde
premie voor de (middel)grote werkgever worden ook hier in kaart gebracht door
het bovengenoemde voorbeeld, dat wil zeggen:
Stel:
een grote werkgever heeft in 2017 een
premieplichtige loonsom van € 4.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte van
het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde Ziektewetuitkeringen van werknemers over het kalenderjaar dat twee
jaar daarvóór is gelegen) toegerekend.
De premiecomponent ZW-lasten van de
gedifferentieerde premie bedraagt dan in 2017 € 19.200, dat is dus 1,92
maal meer dan het bedrag van de Ziektewetuitkering dat tot die premieverhoging
aanleiding gaf! Zelfs als daarvan eerst nog de minimumpremie zou worden
afgetrokken die ook verschuldigd zou zijn als geen Ziektewetuitkeringen aan de
werkgever worden toegerekend[4]
(0,08% = € 3.200), dan zou ook dan nog steeds € 16.000 meer premie verschuldigd
zijn als gevolg van het uitkeringsbedrag van twee jaar eerder.
In de voorgaande jaren zou een
uitkeringsbedrag van € 10.000 hebben geleid tot een stijging van de
gedifferentieerde premie van:
jaar:
ZW-lasten
2014
€ 28.170
2015
€ 19.200
2016
€ 18.000
2017
€ 19.200
Voor middelgrote werkgevers zijn de
gevolgen uiteraard wat minder ernstig omdat de gevolgen voor hen gematigd
worden doordat een deel van de premie bepaald wordt door de vaste sectorale
premie. Het bedrag van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde
premie bedraagt voor hen in het bovengenoemde voorbeeld in 2017 (uitgaande van
de sectorale premie van de sector 44, zakelijke dienstverlening II):
bij een premieplichtige loonsom van € 3.000.000:
€ 16.800 (af: minimumpremie € 3.000 = € 13.800);
bij een premieplichtige loonsom van € 2.000.000:
€ 11.800 (af: minimumpremie € 3.200 = € 8.600);
bij een premieplichtige loonsom van € 1.000.000:
€ 5.000 (af: minimumpremie € 2.200 = € 2.800).
Deze premiestijging is niet
verzekerd en komt dus steeds voor rekening van de werkgever. De wijze waarop de
gedifferentieerde premie wordt berekend blijft dus ook bij de Ziektewet een
sterke stimulans geven eigenrisicodrager voor de Ziektewet te worden, mede
gelet op het feit dat bij een overstap naar het eigenrisicodragen het
inlooprisico van bestaande arbeidsongeschiktheidsgevallen bij het UWV kan
worden achtergelaten.
Het UWV spreekt in zijn persbericht
over een vrijwel ongewijzigde premie voor de ZW, maar slaat dan alleen acht op
de gemiddelde premie (het rekenpercentage) dat met 0,03% is gestegen.
[1] = € 3.220.000 - €
322.000
[2] = € 3.220.000 - €
322.000
[3] Dit is alleen aan de
orde als niet reeds een WGA-uitkering van een andere (ex-) werknemer in
aanmerking wordt genomen.
[4] Dit is alleen aan de
orde als niet reeds een WGA-uitkering van een andere (ex-) werknemer in
aanmerking wordt genomen.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!