Geen verrekening van loon met IVA-uitkering, maar van IVA-uitkering met loon

Jaar en kwartaal
2018, 2e kwartaal
Nummer
3

Bronnen:

De Centrale Raad van Beroep heeft zich opnieuw uitgesproken over de vraag of tijdens ziekte door te betalen loon met een IVA-uitkering moet worden verrekend dan wel of die IVA-uitkering met het tijdens ziekte door te betalen loon kan worden verrekend.

Een werkneemster met twee dienstverbanden was in 2006 ziek uitgevallen voor haar werk bij de ene werkgever maar was daarbij het veel lichtere werk bij de andere werkgever blijven doen. De ziekmelding bij de eerste werkgever leidde in 2008 tot de toekenning van een WGA-uitkering wegens volledige arbeidsongeschiktheid. De inkomsten uit de werkzaamheden die de werkneemster bij de tweede werkgever verrichtte werden daarbij op de WGA-uitkering in mindering gebracht. Het feit dat ondanks die inkomsten toch een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100% werd vastgesteld wijst er daarbij op dat de werkneemster met de werkzaamheden die zij nog wel verrichtte niet meer dan 20% van haar maatmanloon verdiende.

Op 25 mei 2013 valt de werkneemster ook uit voor de lichtere werkzaamheden bij de tweede werkgever. Per die datum wordt ook een IVA-uitkering aan de werkneemster toegekend omdat zij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is en omdat verbetering van haar belastbaarheid dan niet of nauwelijks meer te verwachten is. Er is dan dus sprake van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De tweede werkgever denkt een deel van de IVA-uitkering te kunnen verrekenen met het door te betalen loon tijdens ziekte, maar het UWV denkt daar anders over en verrekent het loon dat de tweede werkgever moet doorbetalen voor 70% met de IVA-uitkering, die daardoor lager uitvalt.

Na bezwaar en beroep moet de Centrale Raad van Beroep beslissen over de vraag of het UWV het loon terecht met de IVA-uitkering verrekent.

In artikel 52 lid 1 WIA is bepaald dat 70% van het inkomen dat de werknemer met een IVA-uitkering geniet, op die IVA-uitkering in mindering gebracht wordt. Op grond van lid 4 van dat artikel wordt in het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten bepaald wat daarbij onder "inkomen” wordt verstaan. In artikel 3:4 van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten is bepaald dat het loon dat de werkgever doorbetaalt niet als inkomen wordt aangemerkt indien sprake is van een verkorte wachttijd als bedoeld in artikel 23 lid 6 WIA. De reden daarvan is dat de IVA-uitkering tijdens de verkorte wachttijd (die alleen aan de orde is als er volledige arbeidsongeschiktheid is en herstel volledig is uitgesloten, dus ook geen geringe kans op herstel!) juist bedoeld is om de werkgever in staat te stellen om de IVA-uitkering te verrekenen met het loon. De IVA-uitkering prevaleert dan dus boven het loon.

In een uitspraak van 28 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3741 had de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de IVA-uitkering ook moest prevaleren boven de loonbetaling in een geval waarin een IVA-uitkering werd toegekend zonder wachttijd. Het ging toen om een werknemer die na het einde van de wachttijd zijn werk gedeeltelijk had hervat in aangepaste werkzaamheden. Daarbij was een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten. Door die nieuwe arbeidsovereenkomst was nieuwe bedongen arbeid ontstaan en dat betekende dat de werkgever opnieuw 104 weken loon tijdens ziekte moest betalen toen de werknemer opnieuw ziek uitviel. Toen vervolgens aan de werknemer een IVA-uitkering werd toegekend wilde het UWV dat loon met die IVA-uitkering verrekenen. De Centrale Raad van Beroep bepaalde echter dat dat niet mocht omdat de situatie van een IVA-uitkering zonder nieuwe wachttijd vergelijkbaar was met de situatie van een IVA-uitkering met een verkorte wachttijd.

Het UWV stelt nu in de onderhavige zaak dat de Centrale Raad van Beroep weliswaar in zijn uitspraak van 28 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3741 heeft geoordeeld dat tijdens ziekte door te betalen loon niet met de IVA-uitkering kan worden verrekend maar volgens het UWV ligt het in deze zaak anders omdat in 2015 sprake was van een tweede verplichting tot loondoorbetaling tijdens ziekte.

De Centrale Raad van Beroep ziet dat echter anders. Volgens de Raad is niet de duur van de loondoorbetalingsverplichting bepalend geweest voor de uitspraak van 2015 maar de overeenkomst tussen het recht op een IVA-uitkering met een verkorte wachttijd (in welk geval volgens de wet geen verrekening van loon met de IVA-uitkering mag plaatsvinden)  en het recht op IVA-uitkering zonder wachttijd (waarbij dan volgens de Centrale Raad van Beroep ook geen verrekening van loon met de IVA-uitkering dient plaats te vinden).

Omdat ook in het onderhavige geval de IVA-uitkering is toegekend zonder wachttijd, mag het loon niet met de IVA-uitkering verrekend worden. Voor de tweede werkgever betekent dat dat hij de IVA-uitkering op het door te betalen loon in mindering kan brengen, althans voor zover die IVA-uitkering betrekking had op het deel van het inkomen dat de werkneemster uit de arbeidsovereenkomst met de tweede werkgever genoot.

In zijn uitspraak van 7 maart 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep nu bepaald dat niet ter zake doet of de werkgever wel of niet al eerder loon tijdens ziekte heeft betaald. Door deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is duidelijk dat doorbetaald loon tijdens ziekte niet kan worden verrekend met de IVA-uitkering. Dat is terecht omdat loondoorbetaling tijdens ziekte bedoeld is als een prikkel aan de werkgever om tot re-integratie over te gaan terwijl na de toekenning van een IVA-uitkering duidelijk is dat re-integratie niet meer mogelijk is.